Uitspraak
[betrokkene] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
De uitspraak waarvan beroep
€ 44.705,48 en hij heeft gevorderd dat de betalingsverplichting wordt opgelegd tot dat bedrag.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Op 4 november 2025 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een ontnemingszaak, waarbij de betrokkene in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had op 24 december 2024 vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten ter hoogte van € 47.682,48 en had hem veroordeeld tot betaling van dit bedrag. De advocaat-generaal stelde in het hoger beroep dat het wederrechtelijk verkregen voordeel lager was, namelijk € 44.705,48, en vorderde betaling van dit bedrag. De raadsman van de betrokkene pleitte voor afwijzing van de ontnemingsvordering. Na onderzoek op de zitting van 21 oktober 2025 heeft het hof de eerdere uitspraak vernietigd en de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Het hof oordeelde dat de betrokkene vrijgesproken moest worden van het ten laste gelegde feit waarop de vordering was gebaseerd. De beslissing van het hof werd op 4 november 2025 in het openbaar uitgesproken, waarbij mr. J.M. Rowel-van der Linde niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.