ECLI:NL:GHARL:2025:6852

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
21-000057-25
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en afwijzing van ontnemingsvordering in hoger beroep

Op 4 november 2025 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een ontnemingszaak, waarbij de betrokkene in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had op 24 december 2024 vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten ter hoogte van € 47.682,48 en had hem veroordeeld tot betaling van dit bedrag. De advocaat-generaal stelde in het hoger beroep dat het wederrechtelijk verkregen voordeel lager was, namelijk € 44.705,48, en vorderde betaling van dit bedrag. De raadsman van de betrokkene pleitte voor afwijzing van de ontnemingsvordering. Na onderzoek op de zitting van 21 oktober 2025 heeft het hof de eerdere uitspraak vernietigd en de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Het hof oordeelde dat de betrokkene vrijgesproken moest worden van het ten laste gelegde feit waarop de vordering was gebaseerd. De beslissing van het hof werd op 4 november 2025 in het openbaar uitgesproken, waarbij mr. J.M. Rowel-van der Linde niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000057-25
Uitspraakdatum: 4 november 2025
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 24 december 2024 met parketnummer 05-017304-24 op de vordering ex artikel 36 e van het Wetboek van Strafrecht tegen

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats] ,
verblijvende in P.I. [locatie]

Het hoger beroep

De betrokkene heeft tegen de hiervoor genoemde uitspraak hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 oktober 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overhandigd.
Verder heeft het hof kennisgenomen van wat betrokkene en zijn raadsman, mr. R.J.M. Oerlemans, hebben aangevoerd.

De uitspraak waarvan beroep

De rechtbank heeft op 24 december 2024 het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 47.682,48 en verdachte veroordeeld tot het betalen van datzelfde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat aannemelijk is dat betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten tot een bedrag van
€ 44.705,48 en hij heeft gevorderd dat de betalingsverplichting wordt opgelegd tot dat bedrag.
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de ontnemingsvordering in zijn geheel dient te worden afgewezen.

De beslissing

Het hof verenigt zich niet met de uitspraak waarvan beroep zodat die behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
De betrokkene is bij arrest van dit hof van 4 november 2025 (parketnummer 21-000058-25) vrijgesproken van het ten laste gelegde feit waarop de advocaat-generaal de vordering had gebaseerd.
De vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moet daarom worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de uitspraak waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst af de vordering strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel tot het in die vordering genoemde bedrag.
Aldus gewezen door
mr. A.B.A.P.M. Ficq, voorzitter,
mr. J.M. Rowel-van der Linde en mr. D.J. Stahlie, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A. Dunnink, griffier,
en op 4 november 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.M. Rowel-van der Linde is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.