ECLI:NL:GHARL:2025:6833

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
21-003317-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep doodslag en wegmaken lijk met veroordeling tot 12 jaar gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor doodslag en het wegmaken van een lijk. De verdachte was eerder door de rechtbank Gelderland veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar, maar het hof heeft deze veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw berecht. De zaak betreft de dood van een slachtoffer, waarbij de verdachte op 17 mei 2022, in Nederland, het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft beroofd door hem van de trap te duwen en met een mes de keel door te snijden. Na de daad heeft de verdachte het lichaam van het slachtoffer in plastic gewikkeld en verborgen, met als doel het feit te verhullen. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de doodslag, maar niet voor moord met voorbedachte rade. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de impact van de daad op de nabestaanden en de weigering van de verdachte om medewerking te verlenen aan het onderzoek naar het stoffelijk overschot van het slachtoffer. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen toegewezen, variërend van € 17.500 tot € 20.000, afhankelijk van de benadeelde partij.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003317-24
Uitspraakdatum: 3 november 2025
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 2 augustus 2024 met parketnummer 05-305445-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
op dit moment verblijvende in [P.I.] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 16 oktober 2025 en 20 oktober 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam is aangevoerd, en hetgeen door de advocaat van de benadeelde partijen en de nabestaanden, mr. S.M. Diekstra, advocaat te Leiden, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een deels andere bewijsbeslissing en andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 17 mei 2022, in elk geval in of omstreeks de periode van 17 mei 2022 tot en met 22 juli 2022 te [plaats] , in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door
- die [slachtoffer] van de trap te duwen/gooien en/of te slaan en/of
- met een mes de keel van die [slachtoffer] door te snijden, althans meermalen, dan wel eenmaal, met een mes in de hals/keel, althans het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden en/of
- een of meer (andere) geweldshandelingen toe te passen op het lichaam van die [slachtoffer] ;
1.
subsidiair
hij op of omstreeks 17 mei 2022, in elk geval in of omstreeks de periode 17 mei 2022 tot en met 22 juli 2022 te [plaats] , in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere (diepe) snijwonden en/of steekwonden in de hals/keel, althans in het lichaam van die [slachtoffer] , heeft toegebracht, door
- die [slachtoffer] van de trap te duwen/gooien en/of te slaan en/of
- met een mes de keel van die [slachtoffer] door te snijden, althans meermalen, dan wel eenmaal, met een mes in de hals/keel, althans het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden en/of
- een of meer (andere) geweldshandelingen toe te passen op het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
1.
meer subsidiair
hij op of omstreeks 17 mei 2022, in elk geval in of omstreeks de periode 17 mei 2022 tot en met 22 juli 2022 te [plaats] , in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] van de trap te duwen/gooien en/of te slaan en/of
- met een mes de keel van die [slachtoffer] door te snijden, althans meermalen, dan wel eenmaal, met een mes in de hals/keel, althans het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden en/of
- een of meer (andere) geweldshandelingen toe te passen op het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
2.
primair
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2022 tot en met 22 juli 2022 te [plaats] , in ieder geval Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer] te verhelen, het lijk, te weten het stoffelijk overschot van die [slachtoffer] , in plastic heeft gewikkeld en/of verpakt en/of uit de woning aan de [adres 1] heeft verplaatst en/of (vervolgens) het stoffelijk overschot van die [slachtoffer] heeft begraven en/of verbrand en/of vernietigd en/of verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt;
2.
subsidiair
[medeverdachte] en/of een of meer andere(n) in of omstreeks de periode van 17 mei 2022 tot en met 22 juli 2022 te [plaats] , in ieder geval in Nederland, met elkaar, althans alleen, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer] te verhelen, het lijk, te weten het stoffelijk overschot van die [slachtoffer] heeft/hebben begraven en/of verbrand en/of vernietigd en/of verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 17 mei 2022 tot en met 22 juli 2022 te [plaats] , in ieder geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen - plastic te pakken en/of
- ( te helpen bij) het lichaam van [slachtoffer] in dat plastic te wikkelen/verpakken en/of
- een kruiwagen te pakken en/of
- ( te helpen bij) het lichaam van [slachtoffer] in die kruiwagen te leggen en/of
- ( vervolgens) het lichaam van [slachtoffer] met die kruiwagen uit de woning aan de [adres 1] te verplaatsen en/of
- op de uitkijk te staan ten behoeve van het (ongezien) kunnen wegvoeren/vervoeren van het lichaam van [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverwegingen [1]
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat voor beide feiten vrijspraak moet volgen. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ontkend de feiten te hebben gepleegd. Het hof is van oordeel dat er voldoende bewijs is. Het hof twijfelt niet aan de juistheid en betrouwbaarheid van de gebruikte bewijsmiddelen. Als cassatie wordt ingesteld, neemt het hof de bewijsmiddelen op in een aanvulling op dit arrest.
Het hof overweegt in het bijzonder nog het volgende.
De raadsman heeft in zijn pleidooi uitvoerig stilgestaan bij de (on-)betrouwbaarheid van de verklaringen van getuige [getuige] en voorts gewezen op de mogelijkheid dat een ander dan verdachte (te weten [medeverdachte] ) bij de feiten is betrokken. De raadsman heeft geconcludeerd dat de verklaringen van [getuige] uitgesloten dienen te worden van het bewijs.
Betrouwbaarheid verklaringen [getuige]
, de toenmalige partner van verdachte, heeft meerdere verklaringen afgelegd bij de politie [2] , die er in de kern, zakelijk weergegeven, op neerkomen dat verdachte haar heeft verteld dat hij [slachtoffer] in de woning van [getuige] aan de [adres 1] in [plaats] om het leven heeft gebracht door [slachtoffer] van de trap te slaan en met een mes de keel door te snijden. Enkele dagen daarna heeft verdachte het levenloze lichaam van [slachtoffer] uit de woning in een vat gestopt, met de fietskar weggevoerd naar Duitsland en daar verbrand. Ook heeft verdachte aan haar verteld dat de trap en de muren allemaal onder het bloed zaten. Om die reden had verdachte de traptreden gedeeltelijk vervangen en opnieuw geschilderd.
[getuige] is op verzoek van de verdediging gehoord door de rechter-commissaris in strafzaken in de rechtbank Gelderland. [3] Getuige is voorafgaand aan dat verhoor beëdigd als getuige en heeft toen verklaard dat zij bij de politie naar waarheid heeft verklaard. Ook heeft zij verklaard dat niemand anders dan verdachte haar heeft verteld wat er met [slachtoffer] was gebeurd.
Op verzoek van de verdediging is [getuige] ter terechtzitting van het hof van 16 oktober 2025 opnieuw als getuige gehoord. [4] Aanleiding hiervoor was een e-mailbericht dat de getuige op 21 juli 2024 aan de raadsman had gestuurd met als inhoud: ‘
Ik wil graag mijn hele verklaring terug trekken wat betreft [verdachte].’
[getuige] heeft bij het hof onder ede verklaard dat zij niet meer weet waarom ze deze e-mail heeft gestuurd, maar dat zij blijft bij alles wat zij jaren geleden heeft gezegd en dat zij daar niets meer aan heeft toe te voegen. Desgevraagd heeft de getuige verklaard dat zij denkt dat ze die e-mail heeft gestuurd, omdat zij het vervelend vond voor [verdachte] (lees: verdachte) maar niet omdat zij heeft gelogen. Getuige verklaart expliciet: “wat ik bij de politie heb verklaard en later bij de rechter, dat klopt wel.” Ook heeft getuige, daarnaar uitdrukkelijk gevraagd, bij het hof verklaard dat zij de verklaring tegen verdachte niet wil intrekken.
Anders dan de raadsman acht het hof de verklaringen van de getuige [getuige] , afgelegd bij de politie, in de kern consistent en congruent. Zij heeft in meerdere verhoren en gesprekken verklaard over wat zij van verdachte heeft gehoord en ook aangegeven op welke wijze en onder welke omstandigheden verdachte haar over de feiten heeft verteld. De verschillen die er in haar verklaringen bestaan, zijn naar het oordeel van het hof niet van dien aard dat om die reden aan haar verklaringen getwijfeld dient te worden. Dat zij in het begin de politie heeft gevraagd haar te helpen in verband met haar verslaving maakt haar verklaring niet reeds om die reden onbetrouwbaar.
[getuige] heeft in haar verklaringen bij de politie details genoemd die wijzen op daderinformatie die nog niet eerder bekend of onderzocht was en die bij nader onderzoek in de woning aan de [adres 1] te [plaats] ook juist bleek te zijn. Aangezien [getuige] als dader kan worden uitgesloten – zij verbleef op dat moment in detentie – moet zij de informatie van een ander die beschikte over daderinformatie hebben ontvangen.
Zo werden in de woning na forensisch onderzoek meerdere bloedsporen aangetroffen die van [slachtoffer] bleken te zijn, op plaatsen die verdachte ook aan [getuige] had genoemd. [5] Ook aan de achterzijde van een traptrede werd een bloedspoor van [slachtoffer] aangetroffen. [6]
Verder blijkt uit onderzoek dat – zoals ook verdachte tegen [getuige] had verteld – een deel van de traptreden was vervangen en opnieuw geschilderd en dat bij de Hubo [plaats] op 19 en 20 mei 2022 schilderbenodigdheden en plaatmateriaal is aangeschaft met de bankpas van
[getuige] [7] . Over de bankpas heeft zij verklaard dat verdachte die bankpas met pincode van haar had gekregen om betalingen te doen tijdens haar detentie [8] .
Verdachte heeft de verklaringen van [getuige] inhoudelijk niet bestreden, niet in het gesprek tussen [getuige] en verdachte, dat op 11 januari 2023 in haar woning heimelijk door [getuige] werd opgenomen [9] en evenmin bij de politie, de rechtbank en het hof.
Verklaringen verdachte
Na in zijn eerdere verhoren te hebben gezwegen heeft verdachte in zijn vijfde verhoor bij de politie [10] verklaard dat [slachtoffer] dood is, dat hij dood in de woning lag. Verdachte heeft in datzelfde verhoor verklaard dat niet hij maar [medeverdachte] [slachtoffer] om het leven heeft gebracht en dat hij de schuld op zich heeft genomen om ervoor te zorgen dat [getuige] [medeverdachte] met rust zou laten en omdat anders [getuige] [medeverdachte] zou neersteken. [11]
Verdachte heeft in dat verhoor ook bevestigd dat hij aan [getuige] heeft verteld dat hijzelf [slachtoffer] van de trap geslagen heeft en met een mes zijn strot had doorgesneden, en dat hij heeft verklaard dat ze [slachtoffer] nooit meer gaan vinden.
Over het stoffelijk overschot heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij, [medeverdachte] en een derde dat in plastic hebben gerold, hij een kruiwagen heeft gepakt en [medeverdachte] en die derde persoon het lijk van [slachtoffer] met de kruiwagen naar een auto hebben gebracht en vervolgens zijn weggereden naar een voor hem onbekende plek.
Betrokkenheid [medeverdachte]
Er zijn verklaringen van getuigen in het dossier die wijzen op de betrokkenheid van [medeverdachte] bij de gewelddadige dood van [slachtoffer] . [medeverdachte] zou [slachtoffer] hebben doodgeschoten in de woning aan de [adres 2] te [plaats] en hem daar in de vloer hebben verstopt maar onderzoek daarnaar heeft onder meer aangetoond dat in die woning geen sporen van een misdrijf zijn aangetroffen. De verklaringen die in die richting wijzen (en deels van [medeverdachte] zelf afkomstig lijken te zijn) blijken dus feitelijk onjuist.
Uit de Google take out gegevens [12] , die aanwezig zijn op de telefoon van [medeverdachte] , blijkt dat geen registraties zichtbaar zijn op het adres aan de [adres 1] te [plaats] op 17 mei 2022. Op 18 mei 2022 zijn er twee registraties om 17.36 uur. Kort voor dat moment zijn er ook drie oproepen van 11, 6 en 3 seconden van het telefoonnummer van [medeverdachte] naar het telefoonnummer van verdachte. Deze oproepen worden niet beantwoord (gaan over op Transit). Dat past bij de verklaring van [getuige] dat [medeverdachte] , nadat verdachte [slachtoffer] had gedood, bij de woning aan de [adres 1] is geweest maar dat verdachte toen niet had open gedaan. [13]
Het hof overweegt dat niet valt uit te sluiten dat [medeverdachte] op enige wijze wetenschap heeft gehad van de dood van [slachtoffer] en betrokken is geweest bij het wegmaken van zijn lichaam maar uit onderzoek is strafrechtelijke betrokkenheid van [medeverdachte] bij beide feiten niet komen vast te staan.
Het hof acht de beschuldiging van verdachte aan het adres van [medeverdachte] niet geloofwaardig. Verdachte is pas met deze verklaring gekomen nadat [medeverdachte] is overleden (op 17 november 2022) en zijn betrokkenheid kan – mede daardoor – niet verder worden onderzocht.
Bovendien heeft verdachte tijdens de hiervoor genoemde gesprekken met [getuige]
– die plaatsvonden in januari 2023 en die hoor haar heimelijk werden opgenomen – ook niets gezegd over de betrokkenheid van [medeverdachte] , terwijl [medeverdachte] toen al enkele maanden eerder was overleden. Tijdens die gesprekken met [getuige] had verdachte dus al geen reden meer om de schuld op zich te nemen om [medeverdachte] te ontlasten. Het hof gaat er daarom vanuit dat de late beschuldiging van verdachte aan het adres van [medeverdachte] slechts een poging is geweest om zichzelf vrij te pleiten.
Het hof acht de verklaringen van [getuige] betrouwbaar en zal deze bezigen voor het bewijs, evenals de verklaring van verdachte zelf, voor zover hij heeft verklaard dat [slachtoffer] is gedood en hij het lichaam van het slachtoffer heeft weggemaakt.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat aan het dossier onvoldoende aanknopingspunten zijn te ontlenen voor het (impliciet onder 1 primair ten laste gelegde) verwijt dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad en dit in vereniging met een ander deed. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van moord en het medeplegen, maar veroordeeld voor doodslag. Anders dan de rechtbank acht het hof, ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, niet bewezen dat verdachte het lichaam van [slachtoffer] heeft verbrand.
Ten aanzien van het tweede feit stelt het hof vast dat verdachte daarover twee versies heeft verteld. Eén aan [getuige] waarin hij het lijk van [slachtoffer] in een vat heeft weggevoerd en één bij de politie waar hij samen met twee anderen ervoor gezorgd heeft dat het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in een auto naar een onbekende plek is vervoerd. Hoewel niet is komen vast te staan welke versie juist is, staat vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het wegmaken van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primair
hij op of omstreeks 17 mei 2022
, in elk geval in of omstreeks de periode van 17 mei 2022 tot en met 22 juli 2022te [plaats] ,
in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,[slachtoffer] opzettelijk
en (al dan niet) met voorbedachten radevan het leven heeft beroofd, door
- die [slachtoffer] van de trap te
duwen/gooien en/of teslaan en
/of
- met een mes de keel van die [slachtoffer] door te snijden,
althans meermalen,dan wel
eenmaal,met een mes in de hals/keel
, althans het lichaamvan die [slachtoffer] te steken en/of te snijden
en/of
- een of meer (andere) geweldshandelingen toe te passen op het lichaam van die [slachtoffer] ;.
2.primair
hij in
of omstreeksde periode van 17 mei 2022 tot en met 22 juli 2022 te [plaats] , in ieder geval Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer] te verhelen, het lijk, te weten het stoffelijk overschot van die [slachtoffer] ,
in plastic heeft gewikkeld en/of verpakt en/ofuit de woning aan de [adres 1] heeft verplaatst en
/of (vervolgens
)het stoffelijk overschot van die [slachtoffer] heeft
begraven en/of verbrand en/of vernietigd en/ofverborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
doodslag.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
een lijk wegmaken met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden te verhelen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – de volgende omstandigheden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag op [slachtoffer] , door hem in de woning van zijn toenmalige vriendin van de trap af te slaan en vervolgens met een mes de keel door te snijden of in de keel/hals te snijden. Daarna heeft verdachte – kennelijk om het feit en de oorzaak te verhullen – het lichaam van [slachtoffer] uit de woning naar een onbekende plaats vervoerd. Tot op heden, bijna drieënhalf jaar later, zijn de stoffelijke resten van het slachtoffer niet gevonden.
Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedragingen en heeft geen openheid van zaken willen geven, zodat tot op de dag van vandaag de nabestaanden in onzekerheid verkeren wat er precies is gebeurd en waar [slachtoffer] nu is. Uit de slachtofferverklaringen van moeder, zus en dochter komt naar voren hoeveel impact de zaak en de onzekerheid heeft gehad en nog altijd heeft. Verdachte kan die onzekerheid wegnemen maar heeft dat niet gedaan. Het hof rekent dit verdachte aan.
Verdachte heeft niet willen meewerken aan een reclasseringsadvies door [verslavingszorg] en heeft ook in het Pieter Baan Centrum zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd.
Uit de rapportages van [verslavingszorg] en het Pieter Baan Centrum maakt het hof op dat verdachte in groep 3 van het basisonderwijs is overgeplaatst naar speciaal onderwijs. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten was er sprake van drugs- en alcoholgebruik en zijn er sinds 2013 sterke aanwijzingen voor verslavingsproblematiek bij verdachte. Tijdens het verblijf in het Pieter Baan Centrum viel het onaangepaste en onafgestemde gedrag van verdachte op, welk gedrag verdachte ook ten toon heeft gespreid in gesprekken met [verslavingszorg] . Ook lijkt agressieregulatieproblematiek aan de orde te zijn. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij niet over zijn persoon of over privézaken wil praten.
Het Pieter Baan Centrum heeft vanwege de weigering van verdachte om aan het onderzoek mee te werken, geen advies kunnen geven over de toerekenbaarheid van verdachte. Het hof ziet gelet op het vorenstaande geen aanknopingspunten die van invloed zouden kunnen zijn op de strafmodaliteit.
De rechtbank heeft aan verdachte een gevangenisstraf van vijftien (15) jaren opgelegd. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van zestien (16) jaren geëist.
Het hof ziet aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen. Voor het bewezenverklaarde feit 2 bedraagt het strafmaximum twee (2) jaren en het hof is van oordeel dat verdachte voor dat feit ook de maximale straf opgelegd moet krijgen. Het hof betrekt bij dit oordeel de proceshouding van verdachte, door geen enkele medewerking te verlenen aan de politie om het stoffelijke overschot van het slachtoffer te vinden, waardoor de nabestaanden in onzekerheid zullen blijven over het lot van hun dierbare. Ook indien de verklaring van verdachte juist is dat hij niet op de hoogte is van de vindplaats van het lijk van [slachtoffer] is het verdachte hoogst kwalijk te nemen dat hij onwillig is de politie informatie te verschaffen die kan leiden tot de identiteit/signalement van de volgens verdachte betrokken derde persoon en daarmee mogelijk tot de plaats waar [slachtoffer] is achtergelaten.
De omstandigheden waaronder de doodslag is gepleegd zijn onduidelijk gebleven, maar uit hetgeen verdachte heeft verklaard (tegen [getuige] ) lijkt een ruzie tussen verdachte en [slachtoffer] , die elkaar kennen uit het drugsmilieu en samen in dezelfde woning verbleven, te hebben geleid tot het geweld van verdachte, dat heeft geleid tot de dood van [slachtoffer] . Ten tijde van het bewezenverklaarde feit gold voor doodslag een strafmaximum van vijftien (15) jaren. Het hof acht oplegging van vrijwel de maximumstraf voor dit feit niet opportuun en niet in lijn met de straffen die in vergelijkbare zaken pleegden en plegen te worden opgelegd. Om die reden acht het hof, mede gelet op de persoon van verdachte, voor de doodslag een gevangenisstraf van tien (10) jaren op zijn plaats, zodat aan verdachte in totaal een gevangenisstraf van twaalf (12) jaren zal worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 17.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 17.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 17.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 17.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 20.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
BEM-clausule
Het hof zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 5] te openen rekening met een zogenoemde BEM (Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen)-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kinderrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot het moment dat hij de leeftijd van achttien jaar zal hebben bereikt.

Beslag

Het hof zal de teruggave gelasten aan de rechthebbende, nu de strafvordering zich niet langer daartegen verzet.

Wetsartikelen

De straf is gebaseerd op de artikelen 36f, 57, 63, 151 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden op het moment van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- mobiele telefoons.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 73 (drieënzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 18 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 73 (drieënzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 18 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 73 (drieënzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 18 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 73 (drieënzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 18 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 20.000,00 (twintigduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5] , ter zake van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 20.000,00 (twintigduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 73 (drieënzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 18 mei 2022.
Het hof bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij
[benadeelde 5]te openen rekening met een BEM-clausule voor zover de uitbetaling plaats vindt op een moment waarop [benadeelde 5] nog minderjarig is.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. O.O. van der Lee en mr. M.J. Ouweneel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Wormgoor, griffier,
en op 3 november 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022338877, gesloten op 20 juli 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen opmerkingen [getuige] bij aanhouding op 30 oktober 2010, blz. 80 e.v., proces-verbaal van verhoor [getuige] van 31 oktober 2022 om 11.15 uur, blz. 176 e.v., proces-verbaal van verhoor [getuige] van 31 oktober 2022 om 15.00 uur, blz. 179 e.v., proces-verbaal van bevindingen gesprek met [getuige] van 28 november 2022, blz. 203 e,v,, proces-verbaal van bevindingen gesprek met [getuige] van 6 december 2022, blz. 207 e.v., proces-verbaal van bevindingen gesprek met [getuige] van 11 januari 2023, blz. 210 e.v..
3.Proces-verbaal van verhoor [getuige] van 11 januari 2024.
4.Proces-verbaal terechtzitting van 16 oktober 2025.
5.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, blz. 431, 433-434; rapport NFI, blz. 443-445; rapport NFI, blz.448-449.
6.Rapport NFI, blz. 471-473.
7.Processen-verbaal van bevindingen, blz. 215-215 en 409-410.
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 207-208.
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 614 e.v.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 30 maart 2023, blz. 1153 e.v.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 30 maart 2023, blz. 1195-1198.
12.Proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2023, blz. 2366 e.v.
13.Proces-verbaal van verhoor [getuige] van 31 oktober 2022, blz. 183.