ECLI:NL:GHARL:2025:6726

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
200.355.262
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de wijziging van zorg- en opvoedingstaken voor minderjarige in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 oktober 2025 de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de zorg- en opvoedingstaken voor de minderjarige [minderjarige1] zijn gewijzigd. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de wijziging die door de gecertificeerde instelling (GI) was verzocht. De kinderrechter had eerder bepaald dat [minderjarige1] onder toezicht was gesteld en had een zorgregeling vastgesteld. De GI had echter zorgen geuit over de veiligheid van [minderjarige1] tijdens de onbegeleide omgang met de moeder, wat leidde tot de wijziging van de zorgregeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 oktober 2025 werd duidelijk dat de zorgen over de emotionele en fysieke veiligheid van [minderjarige1] waren toegenomen. Het hof oordeelde dat de moeder niet in staat was om de nodige veiligheid te bieden en dat de wijziging van de zorgregeling in het belang van [minderjarige1] noodzakelijk was. De moeder had geprobeerd de wijziging aan te vechten, maar het hof oordeelde dat de zorgen van de GI gegrond waren en dat de wijziging van de zorg- en opvoedingstaken in stand moest blijven. De kosten van het hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.355.262
(zaaknummer rechtbank Gelderland 446114)
beschikking van 30 oktober 2025
inzake
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F. Pool,
tegen
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd in Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende in [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.J.H.M. Achten.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen (hierna: de kinderrechter), van 5 maart 2025, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlagen, ingekomen op 26 mei 2025;
- het verweerschrift van de vader;
- het verweerschrift van de GI met een bijlage.
2.2
De hierna te noemen minderjarige [minderjarige1] heeft schriftelijk haar mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 2 oktober 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
-de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-een vertegenwoordiger van de GI;
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
[minderjarige1] Ruth Josseline van Boven, verder te noemen: [minderjarige1] , geboren [in] 2011, over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. [minderjarige1] woont bij de vader.
[minderjarige1] heeft twee (half)broertjes: [minderjarige2] en [minderjarige3] .
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 4 november 2021 is [minderjarige1] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar. Nadien is de termijn van deze ondertoezichtstelling steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 14 oktober 2024 en wel tot 4 november 2025.
Er was ook een machtiging voor de uithuisplaatsing van [minderjarige1] bij de grootouders. Deze machtiging is na 4 november 2024 niet verlengd.
3.3
Bij beschikking van 15 oktober 2024 heeft de kinderrechter de verdeling van de
zorg- en opvoedingstaken over [minderjarige1] als volgt vastgesteld:
- [minderjarige1] verblijft eenmaal per week op vrijdag bij de moeder waarbij de moeder [minderjarige1] om
14.45
uur uit school haalt en [minderjarige1] tot 19.00 uur bij de moeder verblijft, waarna de vader
ervoor zorgt dat [minderjarige1] wordt opgehaald. Tijdens vakanties haalt moeder [minderjarige1] op vrijdag
op bij de vader. Als [minderjarige1] met de vader op vakantie is en het contactmoment niet door kan
gaan wordt dit minimaal een maand van tevoren doorgegeven aan moeder;
-iedere week is er op donderdag van 19:00 uur tot 19:30 uur een belmoment;
- [minderjarige1] mag 1 keer per jaar mee op vakantie met moeder en [naam1] gedurende maximaal één
week, waarbij de moeder de data voor deze vakantie minimaal een maand van tevoren
doorgeeft aan de vader;
- [minderjarige1] mag maximaal 5 keer per jaar een dagje weg met moeder. De moeder geeft de data
voor deze extra bezoeken minimaal een maand van tevoren door aan vader;
-ieder jaar is [minderjarige1] tijdens één van de Kerstdagen bij moeder;
-ieder jaar is [minderjarige1] een (weekend)dag voorafgaand of volgend op de verjaardagen van
haar broertjes [minderjarige2] en [minderjarige3] bij de moeder (of bij [naam1] ) in verband met het vieren van de
verjaardagen van haar broertjes;
-ieder jaar is op of rondom de verjaardag van [minderjarige1] een contactmoment;
-waarbij steeds geldt dat de bezoeken tot maximaal zes uur zonder [naam1] en langer dan zes
uur in aanwezigheid van [naam1] zullen zijn;
-het halen en brengen in verband met de zorgregeling wordt gelijkelijk tussen partijen
verdeeld.
3.4
De GI heeft de kinderrechter verzocht om de in 3.3 genoemde regeling te wijzigen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden, -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking is de beschikking van 15 oktober 2024 gewijzigd en de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
- [minderjarige1] heeft 1 keer in de week 2 uur begeleid bezoek met de moeder. Dit bezoek vindt
plaats in Zwolle en wordt begeleid door een medewerker van een nader te bepalen instantie.
De begeleider en de moeder halen [minderjarige1] samen uit school. Vader zorgt dat [minderjarige1] wordt
opgehaald aan het einde van het bezoek;
-als [minderjarige1] met de vader op vakantie is en het contactmoment niet door kan gaan wordt dit
minimaal een maand van tevoren doorgegeven aan de moeder;
-er is geen telefonisch contact tussen de moeder en [minderjarige1] ;
- [minderjarige1] mag 1 keer per jaar mee op vakantie met de moeder en [naam1] gedurende maximaal
één weekend, waarbij de moeder de data voor deze vakantie minimaal een maand van
tevoren doorgeeft aan de vader;
-speciale (feest)dagen mag [minderjarige1] samen met de moeder vieren op voorwaarde dat [naam1]
hierbij aanwezig is. Deze dagen zijn op verzoek van of in afstemming met [naam1] .
4.2
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof om die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende het verzoek van de GI af te wijzen.
4.3
De GI heeft verweer gevoerd. Zij vraagt het hof om de moeder in haar verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel dat verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De vader heeft ook verweer gevoerd. Hij vraagt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

Wat staat er in de wet?
5.1
Op grond van artikel 1: 265g van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen of wijzigen als dat in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
De standpunten
5.2
De moeder stelt dat de kinderrechter ten onrechte de zorgregeling heeft gewijzigd omdat dit in het belang van [minderjarige1] noodzakelijk zou zijn. Volgens de moeder is er geen sprake van een wijziging van omstandigheden sinds de beschikking van 15 oktober 2024, ook niet ten aanzien van de zorgen over de fysieke, emotionele en seksuele veiligheid van [minderjarige1] tijdens de onbegeleide omgangsmomenten met de moeder. De door de GI geuite zorgen over de kleding van [minderjarige1] waren er al ten tijde van de beschikking van 15 oktober 2024. Omdat [minderjarige1] weigerde te stoppen met vapen, heeft de moeder besloten om voor haar in ieder geval een veilige vape te kopen.
De moeder stelt dat de huidige beperking van de omgang niet in het belang is van [minderjarige1] , die juist recht op en baat heeft bij frequente omgang met de moeder. Moeder stelt dat een minder ingrijpende maatregel, zoals een schriftelijke aanwijzing, wellicht beter was geweest. Dit had dan eerder een bewustwording/verandering bij de moeder teweeg kunnen brengen.
5.3
De GI voert aan dat de in de bestreden beschikking vastgestelde regeling gehandhaafd moet worden. Er is wel degelijk een wijziging van omstandigheden ten opzichte van de situatie ten tijde van de beschikking van 15 oktober 2024. Afgelopen december is gebleken dat [minderjarige1] vapet. Daarnaast zij er beelden online gezet, waarop [minderjarige1] tijdens haar verblijf bij de moeder te zien is terwijl zij vapet en waarop zij niet-leeftijdsadequate kleding draagt.
De GI is van mening dat een schriftelijke aanwijzing niet een beter middel was geweest. De moeder is door de GI diverse keren gewezen op de afspraken en voorwaarden ten aanzien van de omgang, wat niet heeft geleid tot een verandering. De moeder lijkt niet in staat tot zelfreflectie en zij ontkent steeds haar eigen aandeel.
5.4
Volgens de vader heeft de kinderrechter een juiste beslissing genomen. De zorgen over de emotionele en seksuele veiligheid van [minderjarige1] zijn alleen maar toegenomen en daarbij zijn er inmiddels ook grote zorgen ontstaan over de fysieke veiligheid van [minderjarige1] , omdat de moeder [minderjarige1] voor haar verjaardag een vape heeft gegeven terwijl het algemeen bekend is dat vapen slecht is voor de gezondheid van jonge kinderen. De moeder is niet aan te spreken op haar gedrag. De vele pogingen van de GI om een gedragsverandering bij de moeder te bewerkstelligen zijn op niets uitgelopen. Daarnaast blijkt [minderjarige1] steeds meer weerstand te hebben tegen het contact met de moeder.
Het oordeel van het hof
5.5
Uit de stukken en wat tijdens de zitting is gezegd is het volgende gebleken. Ten tijde van beschikking van 15 oktober 2024 bestonden er (blijkens de rapportage van hulpverleningsorganisatie Triade Vitree) al zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder en de mogelijke effecten daarvan op [minderjarige1] gedurende een langdurig onbegeleid omgangsmoment met de moeder. Mede gelet op die zorgen heeft de kinderrechter in de laatstgenoemde beschikking bepaald dat de moeder wekelijks gedurende een beperkt aantal uren onbegeleid contact kon hebben met [minderjarige1] . Inmiddels is gebleken dat sinds de start van die onbegeleide contacten de zorgen over de seksuele en fysieke veiligheid van [minderjarige1] tijdens die contacten verder zijn toegenomen. Het hof zal hieronder enkele door de GI aangehaalde voorbeelden beschrijven.
5.6
[minderjarige1] heeft afgelopen november als verjaardagscadeau van de moeder een jurkje gekregen, dat volgens de GI niet passend is voor haar leeftijd. Een filmpje, waarop een dansende [minderjarige1] dat jurkje draagt, is door de moeder op sociale media geplaatst. Op dat filmpje is een deel van de borsten en billen van [minderjarige1] zichtbaar. De jeugdzorgwerker heeft geprobeerd om de moeder in een gesprek te wijzen op de gevaren van het plaatsen van een dergelijk filmpje, maar de moeder is boos geworden en zij heeft het gesprek beëindigd.
Vervolgens is [minderjarige1] afgelopen december op school betrapt op het gebruik van een vape. De moeder heeft bevestigd dat zij voor [minderjarige1] , die weigerde te stoppen met dat gebruik, een vape heeft gekocht om in ieder geval zicht te houden op het gebruik ervan. Bovendien is online in een tiktok-filmpje te zien dat [minderjarige1] en haar jongere broertje een vape gebruiken. De moeder heeft daarover verklaard dat zij niet wist van dat filmpje, terwijl [minderjarige1] heeft verklaard dat haar moeder bij de opname van dat filmpje aanwezig was. [minderjarige1] heeft bij de jeugdzorgwerker verklaard dat zij het niet prettig vindt dat er vaak onbekende mensen/vrienden van de moeder tijdens de omgangsmomenten aanwezig waren. In een gesprek daarover met de jeugdzorgwerker heeft de moeder verklaard dat zij zelf bepaalt wie er in haar huis aanwezig zijn en ontkent zij bovendien de juistheid van die verklaring van [minderjarige1] .
5.7
Op grond van al het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de door de kinderrechter in de bestreden beschikking gewijzigde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in stand moet blijven. Het lukt de moeder onvoldoende om [minderjarige1] tijdens de onbegeleide omgangsmomenten de nodige emotionele, fysieke en seksuele veiligheid te bieden. De moeder is niet in staat gebleken om de gevolgen van haar handelen, zoals ten aanzien van haar toestemming voor kleding en vapegebruik van de nog jonge [minderjarige1] en beelden daarvan online te plaatsen, goed te overzien. Daarnaast lijkt de moeder [minderjarige1] onder druk te zetten om haar eerder gegeven verklaringen bij te stellen of zelfs te ontkennen. Het hof volgt de moeder niet in haar stelling dat een ander middel – zoals een schriftelijke aanwijzing – ook het gewenste resultaat zou hebben gehad. Gebleken is dat de moeder door de GI al diverse keren is aangesproken op haar opvoedvaardigheden, maar dat zij de adviezen van de GI in de wind slaat of er boos om wordt en de gesprekken daarover afbreekt. Tijdens de mondelinge behandeling en uit de schriftelijke verklaring van [minderjarige1] , die als bijlage bij het verweerschrift van de GI is gevoegd, is gebleken dat [minderjarige1] op dit moment geen contact wil met de moeder. Het hof verwacht van de GI dat zij, zoals tijdens de zitting door haar is toegezegd, zich zal inspannen om te komen tot contactherstel tussen de moeder en [minderjarige1] . Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.8
Het hof zal de kosten van het hoger beroep, gelet op het familierechtelijk karakter van de procedure, compenseren.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 5 maart 2025;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij/belang-hebbende de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, P.B. Kamminga en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 30 oktober 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.