ECLI:NL:GHARL:2025:6720

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
200.350.024
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van het ontslag van mentoren in een familiezorgkwestie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ontslag van de ouders van [verzoeker1] als mentoren. De ouders waren eerder benoemd tot mentoren na de curatele van hun kind, [verzoeker1], die lijdt aan verschillende geestelijke aandoeningen. Driestroom, de zorginstelling, had verzocht om het ontslag van de ouders als mentoren, wat door de kantonrechter werd toegewezen. De ouders gingen in hoger beroep, waarbij zij stelden dat Driestroom onvoldoende zorg had geleverd en dat het ontslag onterecht was. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, oordelend dat de belangen van [verzoeker1] niet langer op een verantwoorde wijze konden worden behartigd door de ouders. De huidige situatie, met een nieuwe professionele mentor en een nieuwe woonlocatie voor [verzoeker1], is positief en het hof achtte het te vroeg om de ouders opnieuw als mentoren te benoemen. De kosten van het hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.350.024
(zaaknummer rechtbank Gelderland 11104866)
beschikking van 30 oktober 2025
inzake
[verzoeker1],
voorheen wonende in [woonplaats1] , thans wonende in [woonplaats2] ,
[verzoeker2]en
[verzoeker3],
beiden wonende te [woonplaats3] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder samen te noemen: [de familie] en ieder afzonderlijk: [verzoeker1] , de vader en de moeder,
advocaat: mr. M.A. Smits,
en
Stichting Driestroom,
gevestigd te [vestigingsplaats1] , gemeente [gemeente1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: Driestroom,
advocaat: mr. L.A.P. Arends.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende1],
wonende te [woonplaats4] , gemeente [gemeente2] ,
verder te noemen: [zus] ,
en
RegioBalans B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats2] ,
verder te noemen: de mentor.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, sector kanton, zittingsplaats Zutphen (hierna: de kantonrechter) van
2 oktober 2024, uitgesproken onder zaaknummer 11104866, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 2 januari 2025;
- het verweerschrift van Driestroom met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 2 oktober 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- [verzoeker1] , de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaat;
- een vertegenwoordiger van Driestroom, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de mentor.

3.De feiten

3.1
[verzoeker1] is [in] 1993 geboren. De vader en de moeder zijn de ouders van [verzoeker1] en zijn [zus] .
3.2
Bij beschikking van 1 februari 2019 heeft de kantonrechter [verzoeker1] onder curatele gesteld wegens lichamelijke of geestelijke toestand en zijn de vader en de moeder benoemd tot curatoren.
3.3
Bij beschikking van 1 maart 2022 heeft de kantonrechter de curatele opgeheven, een bewind ingesteld over de goederen die aan [verzoeker1] (zullen) toebehoren wegens geestelijke en/of lichamelijke toestand en een mentorschap ingesteld ten behoeve van [verzoeker1] . De kantonrechter heeft RegioBalans benoemd tot bewindvoerder en de vader en de moeder benoemd tot mentoren.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 14 mei 2024, heeft Driestroom verzocht de vader en de moeder te ontslaan als mentoren van [verzoeker1] en een professionele mentor te benoemen. De vader en de moeder hebben hiertegen verweer gevoerd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de vader en de moeder met ingang van 16 oktober 2024 als mentoren van [verzoeker1] ontslagen en RegioBalans B.V. met ingang van die datum tot opvolgend mentor benoemd.
4.2
[de familie] is het niet eens met die beslissing en is met een grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
[de familie] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het ontslagverzoek van Driestroom alsnog af te wijzen, dan wel een beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.3
Driestroom voert verweer en vraagt het hof het hoger beroep van [de familie] af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

Wat staat er in de wet?
5.1
Ingevolge artikel 1:462 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de mentor ontslag worden verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 451, eerste en tweede lid, BW dan wel ambtshalve.
5.2
Op grond van 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot mentor benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd.
Wat zijn de standpunten?
5.3
[de familie] stelt -kort samengevat- dat Driestroom onvoldoende zorgbegeleiding aan [verzoeker1] heeft geleverd en bovendien de dagbesteding voor [verzoeker1] onmogelijk heeft gemaakt. Er is volgens hen onvoldoende gekwalificeerd zorgpersoneel werkzaam bij Driestroom. Het personeel voelt zich snel geïntimideerd, terwijl van zorgpersoneel verwacht mag worden dat zij op een professionele wijze kunnen omgaan met een verschil van mening met een cliënt. Driestroom had naar aanleiding van de klachten van [de familie] over de verleende zorg niet moeten kiezen voor het zware middel van het ontslagverzoek van de vader en de moeder als mentoren. Driestroom had moeten kiezen voor een, in dit geval beter geschikte, klachtenprocedure in het kader van de Wet zorg en dwang (Wzd).
[de familie] verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de moeder weer te benoemen tot mentor en eventueel als tussenoplossing de moeder naast
[naam1] te benoemen tot mentor tot aan het moment dat er voor [verzoeker1] een zorgovereenkomst is gesloten met een andere zorginstelling. [de familie] biedt bewijs van haar stellingen aan door het horen van getuigen.
5.4
Driestroom voert aan dat [verzoeker1] Wlz-zorg op grond van een GGZ-3-indicatie ontvangt, maar niet op grond van de Wzd, zodat een klachtenprocedure in dat kader niet tot de mogelijkheden behoorde. De vader en de moeder drongen hun eigen visie op en betrokken [verzoeker1] niet bij de te nemen beslissingen. [verzoeker1] kon zich niet goed uiten en ook zijn wil niet goed bepalen door de dominante aanwezigheid van met name de moeder en ook door de door de ouders veroorzaakte conflicten. De ouders hadden helaas geen vertrouwen meer in de expertise en goede intenties van Driestroom. De houding van de ouders is door Driestroom als intimiderend ervaren en het lukte Driestroom niet meer om samen te werken wat uiteindelijk een goede zorgverlening aan [verzoeker1] onmogelijk maakte.
Volgens Driestroom is een professionele mentor, ook in de toekomst, noodzakelijk in het belang van de zelfontplooiing van [verzoeker1] , die dan beter gestimuleerd kan worden om zoveel mogelijk zelfstandige beslissingen te nemen.
5.5
De huidige mentor heeft tijdens de zitting verklaard dat het nu goed gaat met [verzoeker1] , die afgelopen februari is verhuisd naar een woonvorm in [woonplaats2] van de zorginstelling Progressium B.V. Volgens de mentor heeft [verzoeker1] de neiging om dingen op te kroppen. Als hij bij [verzoeker1] over bepaalde (zorg)onderwerpen doorvraagt dan volgt er een goed gesprek en zijn zij in staat om samen tot een oplossing te komen. Hij is bereid om het mentorschap ten behoeve van [verzoeker1] , met wie hij een goed contact heeft, voort te zetten.
Hoe oordeelt het hof?
5.6
Uit de stukken en wat tijdens de zitting is gezegd is het volgende gebleken. [verzoeker1] is bekend met onder andere ASS-problematiek, een dwangstoornis (OCD) en Gilles de la Tourette. Tot februari 2025 woonde hij in een woonvorm van Driestroom. Nu woont hij inmiddels in [woonplaats2] in een woonvorm van de zorginstelling Progressium B.V. Uit de hiervoor genoemde standpunten is duidelijk geworden dat er een conflictsituatie is ontstaan tussen [de familie] en Driestroom. [de familie] verwijt Driestroom te werken met onvoldoende gekwalificeerd personeel dat op onprofessionele wijze omgaat met kritiek. Driestroom daarentegen verwijt [de familie] het opdringen van hun eigen visie over de te verlenen zorg waarbij de intimiderende houding van -met name- de moeder uiteindelijk resulteerde in een onwerkbare samenwerking en de onmogelijkheid om [verzoeker1] de voor hem nodige zorg te bieden.
Het hof is van oordeel dat de kantonrechter in de bestreden beschikking de juiste beslissing heeft genomen. Wat de oorzaak van de ontstane conflictsituatie ook is geweest, vast staat in ieder geval dat daardoor de belangen van [verzoeker1] niet langer op een verantwoorde wijze konden worden behartigd. Aan [verzoeker1] kon niet langer de zorg worden verleend waaraan hij wel dringend behoefte had. Op dat moment was de benoeming van een andere mentor een juiste oplossing. Er was een gewichtige reden voor ontslag.
Inmiddels is een geheel nieuwe situatie ontstaan: er is een andere, professionele mentor ten behoeve van [verzoeker1] en [verzoeker1] is afgelopen februari verhuisd naar een woonplek in [woonplaats2] van de zorginstelling Progressium B.V. Tijdens de zitting hebben alle betrokkenen desgevraagd verklaard tevreden te zijn over de huidige situatie, ten aanzien van zowel de nieuwe mentor als de nieuwe woonlocatie. De moeder wil nu weer mentor worden, bij voorkeur alleen of anders samen met de huidige mentor. [verzoeker1] wil dat zijn moeder weer mentor wordt. De huidige mentor heeft tijdens de zitting verklaard dat hij goed in staat is om zijn taak als mentor uit te oefenen, dat hij bereid is om die taak voort te zetten en dat het niet zijn voorkeur heeft dat de moeder samen met hem het mentorschap zal uitoefenen. Het hof is van oordeel dat het te vroeg is om nu een andere mentor te benoemen. De wisseling van mentor en van woonplek heeft blijkbaar een positieve uitwerking op de situatie van [verzoeker1] . Die situatie bestaat echter nog relatief kort en het belang van [verzoeker1] , die erg heeft geleden onder de conflictueuze situatie, is ermee gediend dat in alle rust kan worden toegewerkt naar meer bestendigheid. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen. Dit betekent niet dat de moeder, als in de toekomst de situatie daarvoor aanleiding geeft, niet alsnog een verzoek om te worden benoemd tot mentor kan indienen bij de kantonrechter.
5.7
Het hof ziet, gelet op het familierechtelijk karakter van de procedure, aanleiding om de kosten van het hoger beroep te compenseren, zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, sector kanton, locatie Zutphen van 2 oktober 2024;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, R. Feunekes en
P.B. Kamminga, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 30 oktober 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.