Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 oktober 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek tot schorsing. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.P.M.W. Kollenburg, verzocht om schorsing van de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland van 30 mei 2025 en 25 juli 2025, die betrekking hadden op de benoeming van deskundigen en de betaling van een voorschot. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.C. van den End, voerde verweer tegen dit verzoek. Het hof oordeelde dat de beschikkingen van de rechtbank geen beslissingen zijn die een einde maken aan enig onderdeel van het debat tussen partijen en daarom niet appellabel zijn. Het hof concludeerde dat de man niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot schorsing, omdat de ingediende verzoeken niet gericht zijn op de beslissing van 18 april 2025, die wel uitvoerbaar bij voorraad was verklaard. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van de juridische kwalificatie van beslissingen in het proces en de voorwaarden waaronder schorsing kan worden verzocht.