Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 2 april 2025;
- het verweerschrift.
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3.De feiten
- een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] eens per veertien dagen op zaterdagmiddag tot 18.00 uur en op zondagmiddag tot 18.00 uur bij de vader verblijft, alsmede dat de vader [minderjarige] eenmaal per twee weken na zijn werk op woensdag of donderdag ophaalt en ongeveer 45 minuten met haar doorbrengt dan wel een regeling vast te stellen als de rechtbank juist oordeelt;
- te bepalen dat - wanneer de vader over zelfstandige woonruimte beschikt - partijen onder regie van de hulpverlening de zorg- en contactregeling in de onderling overleg uitbreiden, waarbij wordt toegewerkt naar omgang tussen [minderjarige] en de vader van een weekend per twee weken van vrijdag tot en met zondag en een verdeling van de vakanties en bijzondere dagen.
Uit het schrijven van BOR blijkt dat er vanaf juli wekelijks begeleide omgangsmomenten zijn geweest tussen [minderjarige] en vader, van in totaal vijf keer. Tijdens de omgangsmomenten spelen vader en [minderjarige] leuk met elkaar, maar er zijn ook momenten dat vader de signalen van [minderjarige] niet opmerkt en/of oppakt. De BOR vrijwilliger heeft op die momenten hardop benoemt wat [minderjarige] wel of niet leuk vindt. Vader pakt dit dan niet tot nauwelijks op. In dergelijke situaties gaat [minderjarige] uit contact met vader en zoekt dan de BOR vrijwilliger op. BOR heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet het passende aanbod kunnen bieden.”
4.De omvang van het geschil
- een zorgregeling vast te leggen waarbij [minderjarige] eens per veertien dagen op zaterdagmiddag tot 18.00 uur en op zondagmiddag tot 18.00 uur bij de vader verblijft, alsmede dat de vader [minderjarige] eenmaal per twee weken na zijn werk op woensdag of donderdag ophaalt en ongeveer 45 minuten met haar doorbrengt dan wel een regeling vast te stellen als de rechtbank juist oordeelt;
- te bepalen dat - wanneer de vader over zelfstandige woonruimte beschikt - partijen onder regie van de hulpverlening de zorg- en contactregeling in de onderling overleg uitbreiden, waarbij wordt toegewerkt naar omgang tussen [minderjarige] en de vader van een weekend per twee weken van vrijdag tot en met zondag en een verdeling van de vakanties en bijzondere dagen,
5.De motivering van de beslissing
6.De beslissing
4 mei 2026te rapporteren;