ECLI:NL:GHARL:2025:6395

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
21-005369-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdzaak betreffende vernieling door een minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, een minderjarige, was eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen goederen en kreeg een werkstraf van 20 uren of 20 dagen jeugddetentie opgelegd. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na het hoger beroep van de verdachte. De zaak betreft een incident op 23 november 2023, waarbij de verdachte een baksteen door de ruit van een woning gooide. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat de verdachte de dader was, ondanks zijn ontkenning. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was en dat iemand anders de daad had gepleegd. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, overtuigend waren. De verdachte is vrijgesproken van openlijke geweldpleging, maar is wel schuldig bevonden aan de vernieling. Het hof heeft een taakstraf opgelegd, gelijk aan de eerdere straf van de kinderrechter, en de vordering van de benadeelde partij is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing van de schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005369-24
Uitspraakdatum: 7 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 29 november 2024 met parketnummer 05-124240-24 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 2009,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.H.J. Raaijmakers, en namens de benadeelde partij, door mevrouw [naam 1] , naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kinderrechter heeft verdachte voor openlijke geweldpleging tegen goederen veroordeeld tot een werkstraf van 20 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] geheel toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en tot een andere beslissing op de vordering van de benadeelde partij komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 november 2023 te [plaats] , [gemeente] , met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het [adres 2] - onverholen en/of waarneembaar voor ter plaatse aanwezige personen - openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen een ruit aan de voorzijde van de woning gelegen aan het voornoemde adres, welk geweld bestond uit het inslaan van de voorruit door het gooien van een baksteen tegen die ruit en/of de openlijke geweldpleging te filmen en/of de beelden ervan te verspreiden,
subsidiair
hij op of omstreeks 23 november 2023 te [plaats] , [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit aan de voorzijde van de woning gelegen aan de [adres 2] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voor- handen is om te komen tot een bewezenverklaring ten aanzien van de openlijke geweldpleging.
Stanpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat [verdachte] vanaf het begin heeft ontkend dat hij het ten laste gelegde heeft gepleegd. Heel veel jongeren liepen toen op dezelfde schoenen als [verdachte] . Iemand anders dan [verdachte] met wel dezelfde schoenen zou het feit hebben gepleegd. De vader van [verdachte] is gecremeerd en heeft geen graf. Volgens het signalement zou het gaan om mannen. [verdachte] is nog een jongen. Volgens de raadsvrouw is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om te komen tot een bewezen verklaring van het ten laste gelegde feit en dient vrijspraak te volgen.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen [1] te twijfelen.
Het hof heeft in het bijzonder gelet op de volgende bewijsmiddelen uit het dossier:
[benadeelde] heeft in haar aangifte verklaard dat ze op 23 november 2023 omstreeks 19:00 uur op haar bank zat in haar woning aan de [adres 2] te [plaats] [gemeente] . Ze hoorde geritsel aan de voordeur. De bank staat in de woonkamer langs de voorruit. Ze zat met haar rug naar deze voorruit toe. Ze draaide zich om en keek door de jaloezieën van de voorruit heen en zag twee manspersonen in het donker gekleed richting haar woning lopen. Ze zag dat de twee manspersonen vanaf de [straat 1] in de straat liepen. Ze zag dat de achterste persoon een zaklamp op haar woning gericht had. Ze nam afstand van het raam, omdat ze schrok. Ze hoorde toen een hoop gerinkel. Ze zag dat beide manspersonen in het zwart waren gekleed. Na het gerinkel zag ze dat de voorruit beschadigd was en dat een baksteen op de bank lag. [2]
[getuige] heeft verklaard dat hij op 23 november 2023 klaar was met voetballen en naar huis fietste. Het was ongeveer 19:30 uur toen hij langs [de snackbar] in [plaats] fietste en [verdachte] tegenkwam.
[de snackbar] is ongeveer 200 meter van zijn huis.
Op vrijdag 24 november 2023, ontving hij beelden waarop de vernieling te zien was. Hij
zag hoe de voorruit werd ingegooid. Hij zag op de beelden zwarte schoenen die
reflecteerden. Hij herkent deze schoenen als de schoenen van [verdachte] . Hij weet
dat deze schoenen van het merk 'Balenciaga' zijn en dat [verdachte] deze schoenen 6
maanden geleden heeft gekocht, dat had hij hem zelf verteld. Hij hoorde op de video
een jongensstem twee keer zeggen: 'loop hem dr in' Hij herkent deze stem als de stem
van [medeverdachte] . Hij kent [medeverdachte] al een jaar via vrienden.
Twee weken geleden kwam hij [verdachte] tegen en zag dat hij nog steeds de zwarte
schoenen met reflectoren van het merk Balenciaga aan had. [3]
Uit het Beeldverslag camerabeeldspecialist blijkt dat er een beeldfragment uitgekeken is vanuit een camera gepositioneerd in [de snackbar] te [plaats] . De camera gaf een beeld van de ingang/uitgang van [de snackbar] de kassa, de friteuses en een Coca-Cola drankkoeling.
De cameraspecialist zag in beeld de volgende bewegingen:
19:28:36: Ik zag dat twee mannelijke personen in beeld verschenen - verder te noemen NN1 (still 1) en NN2 (still 2), ik zal het signalement van NN1 en NN2 later in dit verslag uitgebreid beschrijven.
19:28:38: Ik zag dat NN1 richting de kassa van de snackbar liep met een mobiele telefoon in diens handen. Ik zag dat NN2 achter NN1 aanliep richting de kassa (still 4).
19:28:43-19:28:56 Ik zag dat NN3 het aanraakscherm van de kassa bediende. Ik zag dat NN1 een bestelling plaatste bij NN3. Ik zag NN3 de bestelling invoeren in de kassa (still 5).
Beschrijving van het signalement
NN1:
· Geslacht: Mannelijk,
· Huidskleur: wit,
· Leeftijd: vermoedelijk tussen de 14 en 17 jaar,
· Postuur: normaal,
· Geschatte lengte: vermoedelijk tussen de 1.70 en 1.80m,
· Haardracht: kort met midden scheiding,
· Haarkleur: zwart,
· Kleding:
Zwarte jas met capuchon,
Zwarte broek,
Zwarte schoenen.
NN2:
· Geslacht: Mannelijk,
· Huidskleur: wit/gemengd,
· Leeftijd: vermoedelijk tussen de 14 en 17 jaar,
· Postuur: normaal,
· Geschatte lengte: vermoedelijk tussen de 1.70 en 1.80m,
· Haardracht: kort,
· Haarkleur: zwart,
· Kleding:
Grijs/blauwe jas met capuchon van/met het merk/logo: 'The North Face',
Blauwe spijkerbroek met daarin een gat boven de linkerknie,
Witte sportschoenen. [4]
De cameraspecialist heeft ook nog andere camerabeelden bekeken, daarbij heeft hij het volgende in het beeldverslag opgenomen:
Ik heb twee beeldfragment uitgekeken waarvan één vanuit een camera gepositioneerd te [adres 5] , en één vanuit een telefooncamera van één van de verdachten, te [adres 2] . In [plaats] .
Locatiebeschrijving:
De camera gaf een beeld van een gedeelte van de oprit van [adres 5] , een gedeelte van de [straat 2] (stoep en weg), de voorgevel van [adres 3] en een gedeelte van de voorgevels van [adres 2] en [adres 4] .
Ik zag in beeld de volgende bewegingen:
19:02:49
Ik zag dat twee vermoedelijk mannelijke personen links in beeld verschenen - verder te noemen NN1 en NN2 (still 1), ik zal het signalement van NN1 en NN2 later in dit verslag uitgebreid beschrijven.
19:02:52 - 19:02:14
Ik zag dat NN1 naast NN2 liep en dat NN2 een fiets (V1) in diens handen had. Ik zag dat NN1 en NN2 richting de oprit van [adres 5] liepen en daar stil bleven staan. Ik zag dat NN1 in de richting van [adres 2] en [adres 3] keek en met NN2 in gesprek was (still 2).
19:03:15-19:03:38
Ik zag dat NN2 in de richting van [adres 2] en [adres 3] keek en vervolgens op diens fiets (V1) stapte en via de stoep voorbij [adres 2] en [adres 3] fietste. Ik zag NN2 voor [adres 2] stoppen en dat NN2 ogenschijnlijk vanaf de stoep de woonkamer van [adres 2] inkeek (still 3).
19:03:39 - 19:03:45
Ik zag dat NN2 zich op de stoep met diens fiets omdraaide en terugfietste naar NN1- bij de oprit van [adres 5] (still 4).
19:03:46 - 19:04:02
Ik zag dat NN2 in gesprek trad met NN1 en een mobiele telefoon ter handde pakte. Ik zag dat NN2 diens mobiele camera en flitslicht (de)activeerde (still 5).
19:04:03
Ik zag dat NN1 en NN2 vertrokken van de oprit van [adres 5] . Ik zag dat NN1 in de richting van [adres 2] liep en dat NN2 in dezelfde richting wegfietste (still 6).
Locatiebeschrijving:
De camera gaf een beeld van een stoep, een voortuin met voornamelijk gras, een voorgevel en een groot raam van de woning, te [adres 2] .
Ik zag in beeld de volgende bewegingen:
00.00.01 -00.00.03
Ik zag dat NN1 en NN2 in beeld verschenen (still 7).
Ik zag dat zij over een stoep liepen en bij [adres 2] de voortuin inliepen.
00:00:04 - 00:00:05
Ik zag dat NN1 een grote platte steen in diens handen hield (still 8).
00.00.06 - 00.O0.07
Ik zag dat NN1 de grote platte steen door het raam van [adres 2] gooide en het raam vernielde (still 9 en still 10).
Beschrijving van het signalement:
NN1:
· Geslacht: vermoedelijk mannelijk,
· Huidskleur: niet zichtbaar,
· Leeftijd: vermoedelijk tussen de 14 en 17 jaar,
· Postuur: normaal,
· Geschatte lengte: vermoedelijk tussen de 1.65 en 1.80m,
· Haardracht: niet zichtbaar,
· Haarkleur: niet zichtbaar,
· Kleding:
Zwarte gewatteerde jas met capuchon,
Zwarte spijkerbroek,
Zwart-witte sneakerschoenen.
NN2:
· Geslacht: vermoedelijk mannelijk,
· Huidskleur: niet zichtbaar,
· Leeftijd: vermoedelijk tussen de 14 en 17 jaar,
· Postuur: normaal,
· Geschatte lengte: vermoedelijk tussen de 1.65 en 1.80m,
· Haardracht: niet zichtbaar,
· Haarkleur: niet zichtbaar,
· Kleding:
Grijs/blauwe jas met capuchon,
Blauwe spijkerbroek,
Witte sneakerschoenen,
· Bijzonderheden:
Fiets. [5]
[medeverdachte] heeft bij de politie de volgende verklaringen afgelegd.
V: Waar ben jij op donderdag 23 november 2023 allemaal geweest?
A: Rond 19.00 uur bij [de snackbar] . Een friettent in [plaats] .
(…)
V: Was jij die avond met [verdachte] ?
A: Ja. [6]
V: Want hij woont in [plaats] ?
A: Ja
(...)
"V: je hebt overleg gehad met je advocaat en ik begreep dat je nog wat wilde
verklaren. Wat wil je verklaren?
A: Ja ik had het gefilmd.
V: Wat heb je gefilmd?
A: Wat je net liet zien.
V: Doel je daarmee op het filmpje van de vernieling waar de steen door de ruit
gegooid wordt?
A: Ja.
V: Waarom deden jullie dat?
A: Ik weet het niet. Ik ging met hem mee. We zouden eigenlijk naar [plaats] gaan om
een frietje te eten. En hij kreeg het idee.
V: Maar je was wel met [verdachte] naar de snackbar?
A: Ja.
(…)
V: Je zegt dat hij met het idee kwam. Weet je ook waarom?
A: Ja, de jongen die de steen gooide, zijn vader was overleden. En die [getuige] had
allemaal bij zijn vader op het graf lopen kutten en zijn vader uitgescholden. Toen
werd hij gek. Als het bij mij zou zijn zou ik precies hetzelfde gedaan hebben, maar
dan niet alleen het voorruitje. [7]
Verdachte heeft bij de politie de volgende verklaring afgelegd:
V: Jij geeft hiervoor aan dat jij die bewuste dag bij de [de snackbar] bent
geweest. Ik laat je nu beelden zien waarop jij niet veel later, nadat de vernieling
plaats heeft gevonden op 23 november 2023 te zien bent in [de snackbar] in
[plaats] . Wie zijn de twee personen op de camerabeelden?
A: Ik en een vriend. [8]
[verdachte] heeft ter terechtzitting in hoger beroep het volgende verklaard:
Het klopt dat mijn vader is overleden. [9]
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen het volgende af.
Verdachte heeft zichzelf herkend als een van de twee jongens op de stills van de camerabeelden van [de snackbar] . De beschrijving van deze jongens komt vrijwel overeen met de beschrijving van de jongens op de camerabeelden bij de woning waarbij de steen door de ruit is gegooid en de videobeelden waarop te zien is dat de steen door de ruit wordt gegooid. Daarbij zijn ook de opvallende sneakers te zien van de jongen die de steen door de ruit gooit. [getuige] is verdachte die avond, kort nadat de steen door de ruit was gegooid, tegen gekomen en heeft gezien dat verdachte sneakers droeg van het merk Balenciaga. Anders dan de verdediging heeft gesteld, gaat het hof er niet vanuit dat dat iemand anders dan verdachte met dezelfde schoenen als verdachte de steen door de ruit heeft gegooid. [medeverdachte] heeft immers verklaard dat hij die avond met verdachte is geweest, dat hij met verdachte bij de snackbar is geweest en dat hij heeft gefilmd hoe een jongen een steen door ruit heeft gegooid van de woning aan de [adres 2] te [plaats] . Daarbij legt [medeverdachte] ook een link met het gegeven dat verdachtes vader is overleden, ook al komt de beschrijving volgens verdachte niet letterlijk overeen.
Gelet op het voorgaande en het korte tijdsbestek waarin dit zich heeft afgespeeld, is het hof van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte het is geweest die de steen door de ruit heeft gegooid.

Vrijspraak openlijk geweld en medeplegen vernieling

Uit de bewijsmiddelen volgt dus dat het verdachte is geweest die de baksteen heeft gepakt en vervolgens door de ruit heeft gegooid. De rol van [medeverdachte] bestond enkel uit het filmen van deze gebeurtenis.
Het hof is van oordeel dat op grond hiervan – nu niet is gebleken dat [medeverdachte] op enige wijze door verbale of fysieke handelingen de geweldshandelingen heeft ondersteund of anderszins heeft bijgedragen aan het ontstaan of het voortduren daarvan – niet is komen vast te staan dat [medeverdachte] een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tenlastegelegde geweld, zodat zowel het openlijk geweld onder het primair als het medeplegen onder het subsidiair ten laste gelegde niet kan worden bewezen en verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
hij op
of omstreeks23 november 2023 te [plaats] , [gemeente] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit aan de voorzijde van de woning gelegen aan de [adres 2] ,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),heeft vernield.
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden dat verdachte niet strafbaar zou zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Het hof heeft, anders dan de rechtbank, het subsidiair ten laste gelegde feit, de vernieling, bewezen verklaard. Toch zal het hof dezelfde straf opleggen als de kinderrechter heeft gedaan. Het hof zal uitleggen waarom.
Verdachte heeft in de avond een baksteen door de ruit van de woonkamer van aangeefster gegooid. Dit is een ernstig feit. Aangeefster was op dat moment aanwezig in de woonkamer. De steen kwam op de bank terecht. Aangeefster is niet gewond geraakt maar dit had heel anders kunnen aflopen als zij op de bank was blijven zitten. Ze had geraakt kunnen worden door de steen of het glas. Aangeefster is hiervan heel erg geschrokken. Zij heeft zich hierna een periode niet meer veilig gevoeld in haar eigen huis.
[verdachte] is het feit steeds blijven ontkennen, waardoor niet duidelijk is geworden wat hem heeft bewogen dit feit te plegen. Het hof weegt dit in strafverzwarende zin mee bij de strafoplegging.
Het hof houdt er wel rekening mee dat [verdachte] zowel voor als na dit feit niet meer met justitie in aanraking is geweest. Ook is positief dat [verdachte] het goed doet op school en er ook verder geen zorgen over hem zijn.
Alles overwegend acht het hof oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 350,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd tot niet-ontvankelijkheid verklaring van de vordering.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit tot niet-ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij.
Oordeel hof
De benadeelde partij heeft zich in deze zaak gevoegd met het verzoek smartengeld toe te kennen. De grondslag die daarbij wordt aangehaald is dat de benadeelde door het strafbare feit in de persoon ‘op andere wijze’ is aangelast, zoals bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Allereerst begrijpt het hof dat de benadeelde veel last heeft gehad van het hele gebeuren. Zij heeft dit in haar schade-onderbouwingsformulier aangegeven. Het hof zal echter moeten beoordelen of aan de wettelijke maatstaf is voldaan en of de aantasting in de persoon op andere wijze met concrete gegevens is onderbouwd.
Om te beoordelen of de vorderingen tot vergoeding van immateriële schade kunnen worden toegewezen, stelt het hof het volgende voorop.
Art. 6:106 BW luidt als volgt:
‘Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;
c. indien het nadeel gelegen is in aantasting van de nagedachtenis van een overledene en toegebracht is aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner of een bloedverwant tot in de tweede graad van de overledene, mits de aantasting plaatsvond op een wijze die de overledene, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam.’
De Hoge Raad heeft in het overzichtsarrest inzake de benadeelde partij onder meer het volgende overwogen:
‘2.4.5 Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.’
De benadeelde partij heeft ter onderbouwing van het smartengeld in het schade-onderbouwingsformulier het volgende aangegeven:
Na de gebeurtenis voelde benadeelde zich niet meer veilig in haar eigen woning. Benadeelde heeft de eerste weken na het incident slecht geslapen, met name de eerste nachten waren de nachtmerries en herbelevingen zo heftig dat zij niet alleen durfde te
slapen. Overdag was benadeelde door het tekort aan slaap moe en prikkelbaar. Benadeelde durfde de eerste weken na het incident niet alleen in het donker naar buiten. Dat was erg lastig voor benadeelde omdat zij onder andere voor haar werk in de kinderopvang al vroeg de deur uit moest. De ouders van benadeelde hebben haar enige tijd gehaald en gebracht. Nu, ruim acht maanden later, durft benadeelde nog steeds niet in de woonkamer op de bank voor het raam te zitten als de jaloezieën gesloten zijn.
Nu de gevolgen door de benadeelde partij verder niet zijn onderbouwd acht het hof dit niet voldoende om een aantasting in de persoon aan te nemen. Hoewel het feit waarvan benadeelde het slachtoffer is geworden en de gevolgen daarvan zonder meer belastend en ellendig voor haar te noemen zijn, volgt hieruit naar het oordeel van het hof niet dat bij dit feit de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om haar vordering alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal de benadeelde partij daarom in haar vordering ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. J. Steenbrink en mr. I.M. Nusselder, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 7 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Nusselder is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 7 oktober 2025.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. O.J. Ingwersen, advocaat-generaal,
mr. W.C.S. Huijbers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 2] , brigadier van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023543038, gesloten op 14 april 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte pagina 6
3.Proces-verbaal van verhoor getuige pagina [adres 3]
4.Beeldverslag cameraspecialist pagina 36-38
5.Beeldverslag camerabeeldspecialist p 56-59.
6.Proces-verbaal verhoor minderjarige pagina 84-85
7.Proces-verbaal minderjarige pagina 89-99
8.Proces-verbaal van verhoor van een minderjarige verdachte, pagina 98.
9.Proces-verbaal van de terechtzitting van het gerechtshof van 23 september 2025