Uitspraak
[betrokkene] ,
Het hoger beroep
Het onderzoek van de zaak
De beslissing waartegen het hoger beroep is gericht
zijn eigenwederrechtelijk verkregen voordeel.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 9 november 2021. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, dat is verkregen uit de teelt van hennep. De betrokkene, geboren in 1946, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank, die het wederrechtelijk verkregen voordeel had vastgesteld op € 502.318,07 en een betalingsverplichting aan de staat van € 498.498,07 had opgelegd, met een gijzeling van drie jaren. Het gerechtshof heeft het hoger beroep behandeld op de zitting van 24 januari 2025 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft vastgesteld op € 267.909,01. Dit bedrag is lager dan in eerste aanleg, omdat medeverdachten inmiddels betalingsverplichtingen hebben voldaan.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, maar met aanvulling van gronden. De verdediging had aangevoerd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de medeverdachten in mindering moest worden gebracht op het voordeel van de betrokkene. Het hof oordeelde echter dat in het rapport van de politie al rekening was gehouden met het voordeel van de medeverdachten. Ook het standpunt van de advocaat-generaal, dat de betalingsverplichting moest worden verminderd met het reeds door de medeverdachten voldane bedrag, werd niet gevolgd.
Daarnaast heeft de verdediging een draagkrachtverweer gevoerd, waarbij werd gesteld dat de betrokkene door zijn slechte gezondheid en hoge leeftijd niet in staat zou zijn om te betalen. Het hof erkende de slechte gezondheid, maar wees op de vermogenspositie van de betrokkene, die onder andere een huis en bankrekeningen in het buitenland heeft. Het hof concludeerde dat er voldoende vermogenscomponenten zijn om aan de betalingsverplichting te voldoen. Uiteindelijk heeft het hof het draagkrachtverweer verworpen en de beslissing van de rechtbank bevestigd.