ECLI:NL:GHARL:2025:6297

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
21-000383-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing in vereniging met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor afpersing in vereniging, waarbij het slachtoffer onder bedreiging van een vuurwapen en met geweld is gedwongen zijn gouden halsketting af te geven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader het slachtoffer met kracht hebben geslagen, wat heeft geleid tot gebitsschade. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd voor de duur van drie jaren met de benadeelde partij, met vervangende hechtenis voor overtredingen van dit verbod. De vordering van de benadeelde partij is integraal toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 12.650,46, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de ernst van het feit en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000383-24
Uitspraakdatum: 10 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 19 januari 2024 met parketnummer 18-214627-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 96-126688-19, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • vernietiging van het vonnis van de rechtbank;
  • veroordeling van de verdachte ter zake van het aan hem tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van drie jaren, inhoudende een contactverbod met aangever [benadeelde] , met bepaling dat voor iedere overtreding daarvan één week hechtenis wordt opgelegd, met een maximum van zes maanden;
  • integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] voor het bedrag van € 12.650,46, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 96-126688-19, in de vorm van tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. F.M.M.M. Vogels, en de advocaat van de benadeelde partij [benadeelde] , mr. M.R.M. Schaap, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gerecht, heeft de rechtbank:
  • de verdachte ter zake van het aan hem tenlastegelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het onthouden van het gebruiken van drugs, het meewerken aan het vinden van dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening;
  • de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van drie jaren, inhoudende een contactverbod met aangever [benadeelde] ;
  • de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] gedeeltelijk toegewezen tot het bedrag van € 3.178,32, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de vordering na voorwaardelijke veroordeling toegewezen met parketnummer 96-126688-19, in de vorm van tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 augustus 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een gouden (hals)ketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde] en/of een derde toebehoorde(n), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- tegen die [benadeelde] dreigend en/of dwingend heeft/hebben gezegd: "werk nou gewoon mee [benadeelde] dan overkomt jou ook niks" en/of
- die [benadeelde] (met kracht) in/tegen het gezicht en/of de mond heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde] heeft/hebben gericht en/of daarmee heeft/hebben gedreigd en/of
- tegen die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat het een echte is en geen speelgoedpistooltje en/of
- tegen die [benadeelde] dreigend en/of dwingend heeft/hebben gezegd dat hij zijn ketting af moest geven, want anders zou hij, verdachte, schieten, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- die [benadeelde] bij de kleding en/of het lichaam heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of tegengehouden;
EN/OF
hij op of omstreeks 17 augustus 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gouden (hals)ketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- tegen die [benadeelde] dreigend en/of dwingend heeft/hebben gezegd: "werk nou gewoon mee [benadeelde] dan overkomt jou ook niks" en/of
- die [benadeelde] (met kracht) in/tegen het gezicht en/of de mond heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde] heeft/hebben gericht en/of daarmee heeft/hebben gedreigd en/of
- tegen die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat het een echte is en geen speelgoedpistooltje en/of
- tegen die [benadeelde] dreigend en/of dwingend heeft/hebben gezegd dat hij zijn ketting af moest geven, want anders zou hij, verdachte, schieten, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- die [benadeelde] bij de kleding en/of het lichaam heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of tegengehouden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij geloof hecht aan de verklaringen van aangever. Aangever heeft consistent en gedetailleerd verklaard. De verklaringen van verdachte en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] met betrekking tot de aanwezigheid van personen en de sfeer in de woning, staan haaks op de verklaringen van aangever. In tegenstelling tot de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , vinden de verklaringen van aangever wel steun in andere bewijsmiddelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde feit. Volgens hem moet worden uitgegaan van de verklaring van de verdachte, die wordt ondersteund door verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] ten overstaan van de raadsheer-commissaris. De verklaringen van aangever bevatten onderlinge tegenstrijdigheden en worden niet ondersteund.
Het oordeel van het hof
Het hof is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de door aangever afgelegde verklaringen consistent en gedetailleerd zijn. Het hof acht deze verklaringen betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De tijdlijn zoals deze naar voren komt uit deze verklaringen wordt bovendien volledig ondersteund door de bewijsmiddelen in het dossier en daarnaast wordt het in de aangifte genoemde opgelopen letsel ondersteund door de geneeskundige verklaring. Hiertoe wordt meer in het bijzonder het volgende overwogen.
Aangever heeft, zowel tegen getuige [getuige 3] , als tegen de verbalisanten die ter plaatse zijn gekomen, als in zijn aangifte, steeds gezegd dat hij bij [naam] in de woning was en dat hij daar, nadat [getuige 2] hem in zijn gezicht had gestompt en onder bedreiging van een pistool door verdachte, zijn ketting aan verdachte heeft afgegeven. Verdachte vertrok met aangevers ketting, [naam] stond zo opgesteld dat aangever niet weg zou kunnen en [getuige 2] hield hem vast, maar hij rukte zich los en is via de achterdeur naar buiten gerend, door de tuin gerend en over de schutting geklommen. Hij is terecht gekomen in de brandgang. Hij kon daarna niet verder vluchten, want hij klapte toen steeds door zijn been en is toen in bosjes bij de brandgang in een naburige tuin gaan liggen. Kort daarop trof [getuige 3] hem daar.
Het hof stelt op grond van het relaas aangaande de camerabeelden vast dat aangever, samen met de verdachte, medeverdachte [getuige 2] en [naam] gedurende ruim een uur in de woning van [naam] aanwezig is geweest. De verdachte en [getuige 2] zijn, zo blijkt, kort na elkaar bij de woning van [naam] aangekomen (respectievelijk om 19.20 uur en om 19.30 uur) en zij hebben eveneens kort na elkaar de woning van [naam] verlaten (respectievelijk om 20.20 uur en 20.22 uur).
Getuige [getuige 3] treft verdachte in bosjes bij de brandgang. Aangever heeft direct verteld wat hem is overkomen en door wie hem een en ander is aangedaan. [getuige 3] geeft aan dat aangever niet kon lopen en dat hij kon zien dat aangever veel pijn had. [getuige 3] heeft de politie gebeld.
Uit het dossier blijkt dat de politie om 20.29 uur ter plaatse is. Aan de verbalisanten laat aangever een gebroken rechter voortand zien.
Het hof concludeert dat de tijdstippen van vertrek van [getuige 2] en verdachte goed passen in de verklaring van aangever, waarbij het hof het ervoor houdt dat [getuige 2] de woning van [naam] heeft verlaten direct nadat aangever deze was ontvlucht.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof voorts vast dat aangever op 17 augustus 2023 om 19:34 uur – voordat hij naar de woning van [naam] is gegaan – een halsketting droeg, zoals te zien op beelden waarop aangever staat te pinnen. Ook blijkt uit de inhoud van het dossier dat aangever diezelfde dag om 20:29 uur geen halsketting meer om had.
In het voorgaande ziet het hof een bevestiging van de aangifte van [benadeelde] .
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij samen met [getuige 1] en [getuige 2] in de woning van [naam] is geweest, dat hij niet weet hoe aangever aan zijn verwondingen is gekomen, dat hij niet weet wat er met aangever zijn gouden ketting is gebeurd en dat hij en [getuige 1] zijn weggegaan, omdat aangever zich vreemd gedroeg. Verdachte heeft bij de politie aanvankelijk gezegd dat hij [getuige 2] niet kent, daarop is hij later teruggekomen. Verdachte heeft verklaard dat hij maar heel kort in de woning van [naam] is geweest en later dat het in ieder geval nooit een uur kan zijn geweest. Bij de politie heeft hij aangegeven dat hij snel weer wegging omdat er zo druk door iedereen gepraat werd dat er geen gesprek te voeren viel. Bij de politie heeft hij niet gerept over vreemd gedrag van aangever. [getuige 1] , toen de vriendin van verdachte, heeft verklaard dat zij het gedrag van [benadeelde] overheersend en agressief vond. [naam] heeft dan weer verklaard dat aangever rustig was en dat zijn gedrag in de woning niet is veranderd op enig moment. [getuige 2] heeft niets van geweld of het overgeven van een gouden ketting gezien die avond. Hij heeft aangever wel hard zien wegrennen uit de woning via de achterdeur, maar hij weet niet waarom hij dat deed.
Het hof merkt in dit verband nog op dat verdachte als reden voor zijn bezoek aan de woning van [naam] heeft aangevoerd dat hij hem wilde vragen de uitlaat van zijn auto te lassen. In het uur dat hij daar was, is het hem naar eigen zeggen, niet gelukt die vraag aan [naam] te stellen.
Het hof schuift de verklaringen van de verdachte, [getuige 1] en [getuige 2] tegenover de politie en ten overstaan van de raadsheer-commissaris over waarom zij in de woning van [naam] waren, waarom zij weer vertrokken en wat zich daar in de tussentijd heeft afgespeeld, als niet aannemelijk terzijde. Zij verklaren wisselend en hun verklaringen zijn op onderdelen aantoonbaar onjuist. Gelet op het vorenstaande doen deze verklaringen niet af aan de bewezenverklaring en worden die weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals die hierna zijn uitgewerkt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [getuige 2] , aangever met geweld heeft gedwongen zijn gouden ketting aan hen af te geven.
De door het hof gebezigde bewijsmiddelen

1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 5 januari 2024;

Op 17 augustus 2023 was ik samen met [getuige 1] in de woning van [naam] te [plaats] . Ook [getuige 2] kwam na mij de woning te [plaats] binnen.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 augustus 2023, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PLO 100-20232118818 d.d. 22 september 2023, inhoudend als verklaring van [benadeelde] , zakelijk weergegeven:

Op 17 augustus 2023 ben ik naar de woning van [naam] te [plaats] gegaan.
Daarvoor ben ik nog naar de bank geweest om geld te pinnen. Toen ik de woning binnenkwam zaten daar een oudere man en jonge vrouw. Ik denk dat zij uit [plaats] kwamen. Ook [getuige 2] was in de woning aanwezig. [getuige 2] zei tegen mij dat ik beter mee kon werken. Hij zei tegen mij: ‘Werk nou gewoon mee [benadeelde] , dan overkomt jou ook niks’. Nadat [getuige 2] dat had gezegd sloeg hij mij met zijn vuist tegen mijn mond. Hierdoor is een gedeelte van mijn voortand afgebroken. Direct daarna stond de man uit [plaats] op
(het hof begrijpt: de verdachte)en pakte hij een revolver. De man richtte de revolver op mij. Hij zei dat ik mijn ketting af moest geven, want anders zou hij schieten. Ik heb daarop mijn ketting afgedaan en afgegeven aan de man uit [plaats] . [naam] ging voor de tussendeur staan naar de gang toe. Ik kon daardoor niet via de voordeur de woning verlaten.
Ondertussen hield [getuige 2] mij vast om ervoor te zorgen dat ik niet weg kon. Ik rukte
mij los van [getuige 2] en begon te rennen. Onderweg ben ik langs [naam]
gerend. Hij kon mij niet tegenhouden en ik ben via de achterdeur naar buiten gegaan.
Ik ben over de schutting geklommen en toen kwam ik in de brandgang terecht.Ik wilde verder vluchten maar ik klapte steeds door mijn been. Ik ben door de bosjes gedoken. Ik heb mijn bankpas en speed afgegeven aan [getuige 3] . [getuige 3] was op het rumoer afgekomen.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor

aangever d.d. 20 augustus 2023, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier,
inhoudend als verklaring van [benadeelde] :
[getuige 2] zei dat het een echte was en dat het geen speelgoedpistooltje was. Die [verdachte] uit [plaats] (
het hof begrijpt: de verdachte) heeft dat pistool op mij gericht.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1

september 2023, opgenomen op pagina 94 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik heb de camerabeelden van de pinautomaat gelegen op perceel [adres] , [postcode]
[plaats] bekeken. Op 17 augustus 2023 omstreeks 19:34 uur zie ik een man in beeld van de pinautomaat verschijnen die ik herken als zijnde aangever [benadeelde] . Ik zie dat [benadeelde] om zijn om zijn nek een glimmende ketting draagt.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17

augustus 2023, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Op 17 augustus 2023 waren wij omstreeks 20.29 uur ter plaatse te [plaats] . Wij werden
opgevangen en hoorden dat het slachtoffer achter in de tuin van de woning aan de [adres]
in [plaats] lag. Naar later bleek het slachtoffer te zijn: [benadeelde] , geboren op [geboortedatum]
1981 te [plaats] . Het slachtoffer gaf aan erg veel pijn te hebben in zijn linkerbeen
en dacht dat hij deze gebroken had. Wij vroegen het slachtoffer hoe dit kwam en hoorden
hem zeggen dat hij over een schutting was gesprongen en verkeerd was neergekomen. Het
slachtoffer verklaarde samengevat dat hij op visite was bij [naam] . Hij was hier
samen met ' [bijnaam getuige 2] ' en een onbekende man uit [plaats] . Slachtoffer had een gouden ketting om. Toen de anderen dit doorkregen trok de onbekende man een wapen, bedreigde het slachtoffer ermee en eiste de ketting. Het slachtoffer heeft de ketting afgedaan en afgegeven en kreeg van ' [bijnaam getuige 2] ' nog een klap in het gezicht. Hierna is het slachtoffer door de achterdeur weggerend en over de schutting geklommen en kwam hierbij slecht ten val. Het slachtoffer toonde ons nog een gebroken rechter voortand. Het is mij ambtshalve bekend dat ‘ [bijnaam getuige 2] ’ de bijnaam is van [getuige 2] , geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] .

6. Een naar wettelijk voorschrift ongemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3

september 2023, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
relaas van verbalisant [verbalisant] :
Toen ik in gesprek was met [benadeelde] hoorde ik hem zeggen dat zijn gouden ketting
was gestolen. Ik zag dat [benadeelde] zijn T-shirt bij zijn hals naar beneden deed en er
geen gouden ketting om zijn hals zat.

7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 19

augustus 2023, opgenomen op pagina 125 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [getuige 3] :
Op 17 augustus 2023 was ik in de woning aan de [adres] te [plaats] . Er werd mij
verteld dat de vader van [naam] (
het hof begrijpt: [benadeelde]) door de tuin kroop bij
de buurman. Toen ik over het hek leunde heb ik de naam van [benadeelde] genoemd. Hij
herkende mijn stem. Hij vertelde mij het volgende: “ [getuige 3] , ze hebben mij overvallen. Ze
hebben mijn ketting gestolen.” Ze hadden hem een klap op de bek gegeven en toen was hij
over het hek gesprongen. Dat is wat [benadeelde] mij vertelde. Ik trof [benadeelde] zwaargewond aan. Ik zag dat hij niet kon lopen.
Hij zou overvallen zijn bij [naam] in huis.
[bijnaam getuige 2] was er ook bij betrokken. Dat is [getuige 2] , dat zei [benadeelde] . De man met het brilletje hield het pistool op [benadeelde] kop.
Ik heb zo letterlijk geen verwondingen gezien. Ik kon wel zien dat hij weldegelijk pijn had.

8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25

augustus 2023, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik heb onderzoek ingesteld naar de camerabeelden afkomstig van perceel [adres] in
[plaats] . Ik zag dat de actuele tijd van de camera 14:53 uur aangaf, terwijl het op dat
moment 14:06 uur was. De in dit proces-verbaal weergegeven tijden lopen circa 47 minuten
voor op de daadwerkelijke tijd. Op de opgenomen camerabeelden hebben wij het volgende
waargenomen:
Op 17 augustus 2023 komt om 20:06 uur een Toyota Yaris aangereden welke stopt ter
hoogte van perceel [adres] in [plaats] . Uit voornoemde Toyota Yaris stappen een
man en vrouw uit. Beide personen lopen vervolgens in de richting van perceel [adres]
in [plaats] . Om 20:16 uur komt een persoon op een zwarte scooter aangereden. Diegene
lijkt te stoppen bij perceel [adres] in [plaats] . Om 21:08 uur komen zowel de man
als de vrouw vanuit de richting van perceel [adres] in [plaats] gelopen. Zij stappen beiden in de Toyota Yaris en rijden daarop weg. Om 21:09 uur komt dezelfde persoon op de scooter uit de richting van perceel [adres] in [plaats] en rijdt weg.
(...)
Ik zag dat [verdachte] een Toyota Yaris op naam heeft staan. Daarnaast meen ik de op de
camerabeelden weergegeven persoon te herkennen als zijnde: [verdachte] , geboren op [geboortedatum]
1979 te [geboorteplaats] .

9. Een geneeskundige verklaring, op 21 september 2023 opgemaakt en ondertekend door

drs. [naam] , tandarts, voor zover inhoudend, als zijn geneeskundige verklaring:

Datum onderzoek: 30-08-2023
Waargenomen letsel: Fractuur middelste voortanden (11/21). Gering weke delen letsel.
Er is sprake van blijvend letsel, de ontstane gebitsschade zal niet natuurlijk genezen. Ik heb
de voortanden gerepareerd met kunststof (composiet).
Bij patiënt: de heer [benadeelde]
Geboortedatum: [geboortedatum]

10. Een Forensisch Geneeskundige Letselrapportage van GGD [locatie] , opgemaakt en ondertekend door forensisch arts KNMG [naam] , voor zover inhoudende, als zijnde geneeskundige verklaring:

Proces-Verbaalnummer: PL0100-2023218818
Er is door mij medische informatie opgevraagd bij de afdeling Chirurgie van [ziekenhuis] , locatie
[ziekenhuis] te [plaats] op 20 november 2023. Deze is op 11 december 2023
ontvangen.
Aanvullende medische informatie:
De heer [benadeelde] is na het incident opgenomen in [ziekenhuis] , locatie [ziekenhuis] te
[plaats] vanwege een zogenaamde pilonfractuur aan het linker onderbeen.
Hiervoor is er op 18 augustus 2023 een plaatosteosynthese (opm. SPHL: botdelen die aan
elkaar zijn bevestigd met plaatmateriaal en schroeven) uitgevoerd gevolgd door een definitieve osteosynthese met als nabehandeling 6 tot 8 weken functioneel niet belasten.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 augustus 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een gouden halsketting, die aan die [benadeelde] toebehoorde, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader
- tegen die [benadeelde] dreigend en dwingend heeft/hebben gezegd: "werk nou gewoon mee [benadeelde] dan overkomt jou ook niks" en
- die [benadeelde] met kracht tegen de mond heeft/hebben geslagen en
- een vuurwapen op die [benadeelde] heeft/hebben gericht en daarmee heeft/hebben gedreigd en
- tegen die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat het een echte is en geen speelgoedpistooltje en - tegen die [benadeelde] dreigend en dwingend heeft/hebben gezegd dat hij zijn ketting af moest geven, want anders zou hij, verdachte, schieten, en
- die [benadeelde] heeft/hebben vastgepakt en vastgehouden en tegengehouden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke te plegen feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan afpersing. Het slachtoffer is daarbij met kracht tegen zijn mond geslagen - als gevolg waarvan het slachtoffer gebitsschade heeft opgelopen - en onder bedreiging van een vuurwapen door de verdachte gedwongen tot afgifte van zijn gouden halsketting. Tegelijkertijd is het slachtoffer vastgepakt en tegengehouden, waardoor hij aanvankelijk niet heeft kunnen vluchten. De verdachte en de mededader hebben zich jegens het slachtoffer zodanig dwingend, bedreigend en gewelddadig
opgesteld, dat een voor hem zeer bedreigende en angstige situatie is ontstaan, waarin het slachtoffer zich gedwongen heeft gevoeld zijn gouden halsketting ook daadwerkelijk af te geven. Het slachtoffer heeft zich vervolgens op enig moment losgerukt, is gevlucht en over een schutting geklommen, waarbij hij meerdere botfracturen in zijn been heeft opgelopen. Met zijn handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen persoonlijk financieel gewin en heeft in het geheel geen respect getoond voor de eigendomsrechten van een ander.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de inhoud van hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 augustus 2025, waaruit volgt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor gekwalificeerde vermogensdelicten is veroordeeld. De verdachte is op 24 september 2020 onherroepelijk veroordeeld, waarbij aan hem een ISD-maatregel is opgelegd. Deze veroordeling heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Ook is de verdachte voor andersoortige feiten onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt een en ander in strafverzwarende zin mee bij de strafoplegging. Voorts heeft het hof rekening gehouden met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en de hardnekkige recidive van de verdachte is alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. Alles afwegende en in onderlinge samenhang bezien zal het hof daarom overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Ter voorkoming van strafbare feiten zal het hof daarnaast aan de verdachte een maatregel
strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
opleggen. Deze maatregel behelst een contactverbod, inhoudende dat verdachte voor de duur van drie jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] . Met dit verbod
beoogt het hof te voorkomen dat de verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens
aangever en opnieuw een strafbaar feit jegens aangever zal plegen. Voor iedere keer dat
de verdachte voornoemd verbod overtreedt, zal vervangende hechtenis voor de duur van één
week, met een maxima van zes maanden, worden opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.650,46, bestaande uit € 5.150,46 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep deels toegewezen tot een bedrag van € 3.178,32, bestaande uit € 1.178,32 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Materiële schade
Met betrekking tot de gevorderde materiële schade overweegt het hof als volgt.
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 1.178,32 aan tandartskosten gevorderd. Het hof is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is geweest van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Tevens heeft de benadeelde partij een bedrag van € 3.722,66, aan gederfde inkomsten gevorderd. Gelet op de onderbouwing van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep en de omstandigheid dat de verdediging deze vordering niet heeft betwist, acht het hof het niet onaannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden voor een bedrag van € 3.722,66.
Immateriële schade
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade (€ 7.500,00) overweegt het hof als volgt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Vastgesteld wordt dat bij de benadeelde partij sprake was van fors letsel (o.a. bestaande uit een gebroken linker scheenbeen, linker kuitbeen en linker enkel, meerdere gekneusde ribben en meerdere gebroken tanden). Daarnaast is het hof van oordeel dat de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit zodanig is dat dit meebrengt dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat ook de aantasting van de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij heeft in dat verband onder meer naar voren gebracht dat sprake is van angsten en afgenomen levenslust.
Het hof zal de vordering tot immateriële schadevergoeding toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 7.500,00.
Het hof zal het gelet op het voorgaande de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een totaalbedrag van € 12.650,46, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2023 tot aan de dag van algehele voldoening.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade.
De verdachte is jegens de benadeelde partij [benadeelde] niet tot vergoeding van dit bedrag gehouden, voor zover zijn mededaders het bedrag reeds hebben voldaan.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Noord-Nederland van 20 augustus 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken, parketnummer 96-126688-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Ter zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering na voorwaardelijke veroordeling geheel toe te wijzen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De verdachte was een gewaarschuwd mens. Daarom zal het hof de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vier weken bevelen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats]
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 12.650,46 (twaalfduizend zeshonderdvijftig euro en zesenveertig cent) bestaande uit € 5.150,46 (vijfduizend honderdvijftig euro en zesenveertig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade,waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 12.650,46 (twaalfduizend zeshonderdvijftig euro en zesenveertig cent) bestaande uit
€ 5.150,46 (vijfduizend honderdvijftig euro en zesenveertig cent) materiële schade en
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 98 (achtennegentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 17 augustus 2023.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 20 augustus 2019, parketnummer 96-126688-19, voorwaardelijk opgelegde straf, te weten van: een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. Z.J. Oosting en mr. A.F. van Kooij, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 10 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.