Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen [geïntimeerde] met betrekking tot een tijdelijke huurovereenkomst. [geïntimeerde] verhuurde haar gemeubileerde woning aan [appellant] van 5 januari 2023 tot en met 31 juli 2023. [appellant] heeft een waarborgsom van € 9.900 betaald en de huur voor januari 2023, maar heeft op 12 januari 2023 een beroep gedaan op ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] grotendeels afgewezen en geoordeeld dat hij tot 1 maart 2023 huur verschuldigd is. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld, met de bedoeling om alsnog volledige toewijzing van zijn vordering te verkrijgen.
Tijdens de procedure heeft het hof de eerdere beslissing van de kantonrechter bevestigd. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] haar verplichtingen is nagekomen en dat er geen sprake was van een terechte ontbinding van de huurovereenkomst. De klachten van [appellant] over de staat van de woning en de schoonmaakwerkzaamheden werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd. Het hof concludeerde dat de huurovereenkomst op 12 januari 2023 is opgezegd, maar dat de opzegging pas per 1 maart 2023 effect had. De proceskosten werden toegewezen aan [geïntimeerde], en [appellant] werd veroordeeld tot betaling van deze kosten.
De uitspraak van het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en legt de proceskostenveroordeling op aan [appellant]. De kosten dienen binnen 14 dagen na de uitspraak te worden betaald, met wettelijke rente bij niet tijdige betaling. Het arrest is uitgesproken op 4 februari 2025.