ECLI:NL:GHARL:2025:625

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
21-004885-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt, diefstal van elektriciteit en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder het aanwezig hebben van hennep, het op grote schaal telen van hennep, diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerijen, en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van een van de ten laste gelegde feiten, maar het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat gericht was tegen deze vrijspraak. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de overige ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van twintig maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van honderd uren. De uitspraak is gebaseerd op de bevindingen van het onderzoek, waaronder verklaringen van medeverdachten en bewijsstukken die de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit aantonen. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn hoge leeftijd en eerdere veroordelingen. De verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen en de onttrekking aan het verkeer van andere voorwerpen zijn eveneens onderdeel van de uitspraak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004885-21
Uitspraak d.d.: 7 februari 2025
Tegenspraak
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 2 november 2021 met het parketnummer
18-950022-19 in de strafzaak inzake

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1946,
wonende te [adres] , [postcode] [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
De omvang van het hoger beroep
Aan de verdachte zijn in deze zaak acht feiten ten laste gelegd die - kort gezegd - betrekking hebben op hennepteelt, de voorbereiding daarvan, het voorhanden hebben van hennep, diefstal van elektra en verboden wapenbezit.
De rechtbank Noord-Nederland heeft bij het hierboven genoemde vonnis de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 (beschadigen van een elektriciteitswerk) is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing tot vrijspraak geen hoger beroep open.
Het gerechtshof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis gegeven vrijspraak van feit 3.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 24 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof:
- de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde hoger beroep voor zover dat tevens is gericht tegen de vrijspraak van het onder 3 aan de verdachte ten laste gelegde feit;
  • de verdachte ter zake van de overige aan hem ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van honderd uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door vijftig dagen hechtenis;
  • de rechtbank volgt in haar beslagbeslissingen.
Het gerechtshof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. C.J. Nierop, is aangevoerd ter terechtzitting in hoger beroep.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de rechtbank:
  • de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is ten laste gelegd;
  • ter zake van de overige ten laste gelegde feiten aan de verdachte opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, en met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest;
  • de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij afgewezen;
  • ter zake van de in beslag genomen voorwerpen als volgt beslist:
 onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen die op de aan het vonnis gehechte beslaglijst onder bijlage 1 zijn genummerd: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9,
alsmede de voorwerpen die op de aan het vonnis gehechte lijst van in beslag genomen goederen onder bijlage 2 zijn genummerd:
Pand B.01.001 tot en met Pand B.01.259, Pand B.04.002 en Pand B.05.001;
 teruggave aan de verdachte van de voorwerpen die op de aan het vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen onder bijlage 2 zijn genummerd:
Pand B.02.001 tot en met Pand B.04.001;
Pand B.04.003;
Pand B.05.002 en Pand B.05.003;
Pand B.06.001 en Pand B.06.002;
Pand B.06.003 notitieboekje;
en Pand B.06.004 tot en met Pand B.07.002.
Het gerechtshof zal dat vonnis, voor zover dat vatbaar is voor hoger beroep, vernietigen omdat het gerechtshof op enig onderdeel tot een andere bewijsbeslissing en tot een andere strafoplegging komt dan de rechtbank. Het gerechtshof zal daarom in zoverre opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd - voor zover hier van belang - dat:
1.(ZAAK 1)
hij in of omstreeks de periode van april 2016 tot 15 januari 2019, (in een pand aan [locatie] ) te [plaats] , in de [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, (telkens) grote hoeveelheden hennep (van rond de 800 planten) zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
2.(ZAAK 1)
hij in of omstreeks de periode van april 2016 tot 15 januari 2019 te [plaats] (in een pand aan [locatie] ) in de [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [energiebedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4.(ZAAK 2)
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 16 juli 2019 te [plaats] , in een bedrijfspand aan de [locatie] (growshop [bedrijf] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, stoffen en/of voorwerpen te koop heeft aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, en voorhanden heeft gehad, te weten goederen van de aangehechte bijlage [bedrijf] leveringen aan [bedrijf] waaronder:
meerdere Nicotra slakhuisventilatoren (ventilatie)
meerdere luchtslangen van het merk Combiconnect (ventilatie)
meerdere Koolstoffilters van het merk CAN-Lite (afscherming)
meerdere Nature 2 C02 generatoren 5 ltr. incl. pomp (Co2suppletie)
meerdere sets verlichtingsartikelen o.a. van het merk ELT, Mari en Osram (belichting)
diverse bestrijdingsmiddelen tegen ongedierte o.a. Bio Best Roofmijt - tegen kasspint (ziektebestrijding)
(PV bevindingen blz. 1223, lijst blz. 1255 e.v. en aanvullend PV JM 297)
en
goederen van de aangehechte lijst van in beslag genomen goederen aan de [locatie] te [plaats] waaronder:
een slakkenhuis/kistventilator (ventilatie)
koolstoffilters in verschillende maten van het merk Can-lite (ventilatie)
flexibele slangen in verschillende maten van het merk Combi Connect (ventilatie)
C02-supplentie Nature 5 1 Co2 generator inclusief pomp (CO2suppletie)
Assimilatielampen 600 en 400 watt van Osram en Philips (belichting)
Transformatoren van de merken Mari en ELT (belichting)
Bio TKA Bio Prevent (ziektebestrijding)
(PV bevindingen JM 259 blz. 1283 e.v. en aanvullend PV JM 297)
waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
5.(ZAAK 3)
hij in of omstreeks de periode van 27 april 2019 tot en met 16 juli 2019 te [plaats] , in zijn woning aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, 85 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
6.(ZAAK 3)
hij op 16 juli 2019 te [plaats] , in zijn woning aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7487 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
7.(ZAAK 3)
hij in of omstreeks de periode van 27 april 2019 tot en met 16 juli 2019 te [plaats] , in zijn woning aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [energiebedrijf] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
8.(ZAAK 4)
hij in de periode van mei 2019 tot en met 16 juli 2019 te [plaats] , (in zijn woning aan de [adres] ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, gelijkend op het merk Walther, model PPK, kaliber 9mm en elf stuks munitie van het merk Sellier & Bellot, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging inzake de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten

De verdachte heeft ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 aan hem ten laste gelegde feiten. Daarbij gaat het kort gezegd om hennepteelt in [plaats] van april 2016 tot en met januari 2019 met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de daarmee gepaard gaande diefstal van elektra. De verdediging heeft in het verlengde hiervan bepleit dat de bewezen verklaarde periode moet worden beperkt tot de periode van december
2018 tot en met januari 2019, het moment waarop de Whatsapp-gesprekken begonnen (het gerechtshof begrijpt: met [medeverdachte 2] ). Zonder nadere verankering van de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over een aanvang met de kwekerij in 2016, kan het moment van aanvang niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld vanaf 2016, aldus de raadsman.
Het gerechtshof is van oordeel dat het door de verdachte en de verdediging gevoerde verweer, strekkende tot vrijspraak dan wel beperking van de bewezen verklaarde periode van de onder l en 2 ten laste gelegde feiten, wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later, in geval van cassatie, in de op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het gerechtshof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen, waaronder met name de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , te twijfelen.
Deze beide medeverdachten hebben in het verhoor bij de raadsheer-commissaris hun voor de verdachte belastende verklaringen, zoals afgelegd in de politieverhoren, gehandhaafd.
Naast belastend voor de verdachte, zijn die verklaringen en met name wanneer zij verklaren over het moment van aanvang van de kwekerij in 2016, ook belastend voor henzelf. Als gevolg daarvan zijn zij zelf veroordeeld voor Opiumwetfeiten vanaf 2016 en hebben zij met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel een schikking getroffen waarbij het wederrechtelijk door hen verkregen voordeel is berekend vanaf 2016.
De inhoud van die verklaringen vindt, voor wat betreft de start van de hennepteelt in hun pand, een heldere verankering in objectieve feiten en/of omstandigheden waarover zij óók hebben verklaard, zoals het moment waarop zij een nieuwe auto hebben aangeschaft en het moment waarop hun kindje al dan niet kon lopen. Daarmee staat voor het gerechtshof buiten redelijke twijfel vast op welk moment de hennepteelt in het pand aan [locatie] in [plaats] is gestart, namelijk in 2016.
Met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit ten behoeve van bedoelde hennepkwekerij overweegt het gerechtshof nog het volgende. Uit de door het gerechtshof gehanteerde bewijsmiddelen volgt dat de aanwezige zekeringen in de aansluitkast door manipulatie zijn verzwaard waardoor er meer vermogen kon worden afgenomen en dat daarnaast de elektriciteitsmeter in het pand [locatie] in [plaats] is gemanipuleerd, in die zin dat deze
bij iederehennepoogst is teruggedraaid. De verdachte betaalde iemand hiervoor. Het gerechtshof stelt op grond van dit laatste vast dat de verdachte mede verantwoordelijk is voor de manipulatie van de meter waardoor hij de berekening van de werkelijke hoeveelheid afgenomen elektriciteit aan de hand van de meterstanden heeft verstoord. Daarmee heeft hij naar het oordeel van het gerechtshof steeds beoogd de werkelijke hoeveelheid gebruikte elektriciteit niet mee te laten nemen in de vaststelling van de verschuldigde vergoeding en heeft hij zo bezien bij aanvang van de hennepteelt al de kennelijke bedoeling - het oogmerk - gehad de elektriciteit weg te nemen.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het gerechtshof de door de verdediging gevoerde bewijsverweren inzake de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.

Bewijsoverweging inzake het onder 4 ten laste gelegde feit

Het gerechtshof overweegt - evenals de rechtbank - als volgt. Artikel 11a van de Opiumwet beoogt de voorbereiding, ondersteuning en bevordering van de bedrijfs- en beroepsmatige teelt (artikel 11 lid 3 Opiumwet) en grootschalige hennepteelt (artikel 11 lid 5 Opiumwet) te bestrijden en stelt voorbereidingshandelingen daartoe strafbaar. Voor wat betreft voorbereidingshandelingen gaat het om - onder meer - te koop aanbieden, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen waarvan de verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat die bestemd waren voor de illegale hennepteelt.
Het gaat dus enerzijds om de bestemming van die stoffen en voorwerpen voor de illegale hennepteelt en anderzijds om de vraag of de verdachte dit weet of ernstige reden heeft dit te vermoeden.
Het gerechtshof is van oordeel dat de goederen die in growshop [bedrijf] zijn aangetroffen (gezamenlijk naar uiterlijke verschijningsvormen) geschikt zijn voor de grootschalige en/of beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. Het gerechtshof wijst daarbij met name op de grote hoeveelheid aangetroffen slakkenhuizen, ventilatoren, koolstoffilters, flexibele slangen, de Nature 5L Co2 generator inclusief pomp, diverse assimilatielampen 600 en 400 watt, transformatoren en de Bio TKA Bio Prevent, alle besteld bij groothandel [bedrijf] en op de lijst van [bedrijf] alle aangemerkt als: "Professionaliteit: Hoog" (aanwijzing Opiumwet).
Deze goederen zijn naar het oordeel van het gerechtshof naar hun aard en/of functie geschikt voor de bevordering van een optimale oogst en een optimale financiële opbrengst van een hennepkwekerij en daarmee bevorderen zij een professionele op winst gerichte hennepteelt. Daar komt bij dat een aantal van deze voorwerpen in relatief grote aantallen op voorraad
was.
Het gerechtshof acht niet aannemelijk dat de in beslag genomen goederen, zoals door de raadsman gesteld, bestemd waren voor de verkoop ten behoeve van de kweek van diverse andere gewassen dan hennep.
Het is moeilijk voorstelbaar dat de bedrijfsvoering van growshop [bedrijf] zich beperkte tot glastuinbouw dan wel hobbyteelt, terwijl de gehele bedrijfsvoorraad uit andere, te weten als hennepgerelateerd aan te merken, artikelen bestond. Daar komt bij dat van in- en verkoop van artikelen die typisch zijn voor de glastuinbouw en/of hobbyteelt een deugdelijk
factureringssysteem en boekhouding wordt bijgehouden en contante betalingen in die
branche ongebruikelijk zijn. Van het een noch het ander was sprake. Aan de overtuiging van
het gerechtshof draagt verder bij dat in het bedrijfspand van de growshop [bedrijf] op de
toonbank een papiertje is aangetroffen waarop aantallen en namen van hennepplanten stonden, te weten Haze en Indicab , alsmede het feit dat er in de keuken van het bedrijfspand
diverse henneptoppen zijn aangetroffen.
Dat de verdachte wist dat de voorwerpen en stoffen bestemd waren voor grootschalige en/of
bedrijfsmatige hennepteelt, staat naar het oordeel van het gerechtshof eveneens vast.
Iets anders laat zich moeilijk voorstellen gelet op de aard van deze stoffen en goederen en de
aantallen waarin zij bij growshop [bedrijf] zijn aangetroffen.
Bovendien heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (zie feit 1 en, hieronder, feit 5). Gelet daarop was het de verdachte bekend welke stoffen en voorwerpen nodig waren voor beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. De overtuiging dat de verdachte wist wat de bestemming van de voorwerpen en stoffen was, blijkt ook uit de wijze waarop hij zijn administratie voerde, zoals dat in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] is beschreven. Naar het oordeel van het gerechtshof heeft de wijze van administreren het doel gehad om te verhullen dat de verdachte goederen verkocht die typisch zijn voor de (grootschalige) hennepteelt.
De verdachte heeft verklaard dat hij eigenaar is van de growshop [bedrijf] en dat hij daar
werknemer en directeur tegelijk was. Hij was verantwoordelijk voor het vegen,
schoonmaken, inkoop, verkoop, alles. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat een tweetal dames, te weten [naam 1] ( [naam 1] ) en [naam 2] ( [naam 2] ), werkzaamheden voor hem verrichtten in de growshop [bedrijf] en dat zij hem hielpen met de online verkoop en de administratie. Voornoemde personen hebben dit ook bevestigd.
Het gerechtshof acht daarom bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen goederen en stoffen te koop heeft aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

Bewijsoverweging inzake het onder 6 ten laste gelegde feit

Ter zake van de hoeveelheid hennep die bij de verdachte in juli 2019 thuis in [plaats] is aangetroffen - ten laste gelegd onder 6 als een hoeveelheid van 7487 gram hennep - is door de verdediging aangevoerd dat de verdachte bekent een hoeveelheid van 5172 gram hennep aanwezig te hebben gehad.
Uit de stukken blijkt dat in de kweekruimte in de woning van de verdachte een hoeveelheid van 5172 gram aan droge en deels gedroogde henneptoppen is aangetroffen en daarnaast verschillende hoeveelheden hennepgruis. Het gerechtshof zal uitgaan van de hoeveelheid aangetroffen henneptoppen en daarom dit bewijsverweer van de verdediging honoreren.

Bewezenverklaring

Op grond van wettige bewijsmiddelen acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 8 aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van april 2016 tot 15 januari 2019 in een pand aan [locatie] te [plaats] , in de [gemeente] , tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt, telkens grote hoeveelheden hennep, van rond de 800 planten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2.
hij in de periode van april 2016 tot 15 januari 2019 te [plaats] in een pand aan [locatie] , in de [gemeente] , tezamen en in vereniging met anderen elektriciteit, die toebehoorde aan [energiebedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen elektriciteit onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
4.
hij in de periode van 1 maart 2015 tot en met 16 juli 2019 te [plaats] , in een bedrijfspand aan de [locatie] (growshop [bedrijf] ) tezamen en in vereniging met anderen stoffen en voorwerpen te koop heeft aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt en voorhanden heeft gehad, te weten
goederen waaronder:
meerdere Nicotra slakhuisventilatoren (ventilatie);
meerdere luchtslangen van het merk Combiconnect (ventilatie);
meerdere koolstoffilters van het merk CAN-Lite (afscherming);
meerdere Nature 2 C02 generatoren 5 ltr. incl. pomp (Co2suppletie);
meerdere sets verlichtingsartikelen o.a. van het merk ELT, Mari en Osram (belichting);
diverse bestrijdingsmiddelen tegen ongedierte o.a. Bio Best Roofmijt tegen kasspint (ziektebestrijding);
en
goederen waaronder:
een slakkenhuis/kistventilator (ventilatie);
koolstoffilters in verschillende maten van het merk Can-lite (ventilatie);
flexibele slangen in verschillende maten van het merk Combi Connect (ventilatie);
C02-suppletie Nature 5 1 Co2 generator inclusief pomp (CO2suppletie);
assimilatielampen 600 en 400 watt van Osram en Philips (belichting);
transformatoren van de merken Mari en ELT (belichting);
Bio TKA Bio Prevent (ziektebestrijding)
waarvan hij en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
5.
hij in de periode van 27 april 2019 tot en met 16 juli 2019 te [plaats] in zijn woning aan de [adres] tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt, 85 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
6.
hij op 16 juli 2019 te [plaats] in zijn woning aan de [adres] tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad 5172 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
7.
hij in de periode van 27 april 2019 tot en met 16 juli 2019 te [plaats] in zijn woning aan de [adres] elektriciteit, die toebehoorde aan [energiebedrijf] , heeft weggenomen, met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
8.
hij in de periode van mei 2019 tot en met 16 juli 2019 te [plaats] in zijn woning aan de [adres] tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie III, onder
1. van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, gelijkend op het merk Walther, model PPK, kaliber 9 mm voorhanden heeft gehad
en
elf stuks munitie van het merk Sellier & Bellot, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de bewezen verklaarde feiten
Het onder 1 bewezen verklaarde feit levert op:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het onder 4 bewezen verklaarde feit levert op:
medeplegen van stoffen en voorwerpen te koop aanbieden, verkopen, afleveren, verstrekken en voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
Het onder 5 bewezen verklaarde feit levert op:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 6 bewezen verklaarde feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 7 bewezen verklaarde feit levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van verbreking.
Het onder 8 bewezen verklaarde feit levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van hennep en aan het op grote schaal telen van hennep op twee verschillende locaties.
Hij heeft - puur voor het geldelijk gewin - een stof voorhanden gehad en geproduceerd en in het verkeer gebracht die schadelijk kan zijn voor de gebruikers van die stof. Het gebruik van de op lijst II van de Opiumwet voorkomende middelen - de hennepproducten - brengt risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaakt mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving. De handel in hennep gaat bovendien gepaard met vele andere vormen van criminaliteit.
De verdachte heeft daaraan door zijn handelen bijgedragen. Daarbij heeft de verdachte bovendien telkens elektriciteit gestolen en daarmee [energiebedrijf] schade berokkend. Het op deze wijze betrekken van elektriciteit is ook maatschappelijk gezien zeer laakbaar, onder meer vanwege het gevaar van het ontstaan van brand. Daarnaast heeft de verdachte zich door middel van het exploiteren van een growshop schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet en daarmee bijgedragen aan hennepteelt door anderen.
Ten slotte heeft de verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden gehad.
Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat vuurwapens een gevaar vormen voor de samenleving blijkt wel uit het feit dat er regelmatig vuurwapenincidenten plaatsvinden, ook met dodelijke afloop of met zwaar letsel tot gevolg. Aan dergelijke vuurwapenincidenten ligt niet zelden een drugsconflict ten grondslag.
 de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in zaken van hennepkwekerijen van vergelijkbare omvang als de beide hennepkwekerijen van de verdachte;
 de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS ter zake van delicten ingevolge de Wet wapens en munitie. In het geval van het voorhanden hebben van een wapen van categorie III van die wet kan in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van meerdere maanden worden opgelegd.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
 de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 december 2024. Daaruit blijkt onder meer dat hij langer geleden, in 1998, is veroordeeld ter zake van overtreding van de Wet wapens en munitie en dat die veroordeling onherroepelijk is. Ook overigens zijn geen justitiële antecedenten aanwezig die nu van substantieel belang kunnen zijn bij de strafoplegging.
De verdachte is weliswaar in het verleden veroordeeld voor zware levensdelicten, maar die veroordelingen dateren van 1994 en 1998 en spelen nu geen rol meer in de strafoplegging;
 de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken.
Bij het bepalen van de straf heeft het gerechtshof aansluiting gezocht bij de straffen die in gevallen vergelijkbaar met deze zaak - inclusief de weging van de persoonlijke omstandigheden - worden opgelegd.
In beginsel is de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf hier aan de orde, gelet op het aantal, de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en uit een oogpunt van normhandhaving en vergelding.
Het gerechtshof had in beginsel het voornemen op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van
vierentwintigmaanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest.
Het gerechtshof zal echter vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep deze straf om te beginnen matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van
tweeëntwintigmaanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest.
Vanwege de voornoemde overschrijding van de redelijke termijn, verdachte’s eerdere verblijf in detentie, zijn hoge leeftijd en gekeken naar de doelen die het gerechtshof met bestraffing wil bereiken, ziet het gerechtshof geen meerwaarde in een terugkeer van verdachte naar de gevangenis. Zijn persoonlijke omstandigheden, zoals die zijn toegelicht ter terechtzitting in hoger beroep, geven hiertoe aanleiding. Deze persoonlijke omstandigheden en de hoge leeftijd van de verdachte vormen geen belemmering voor het opleggen van een taakstraf nu niet aannemelijk is geworden dat de verdachte niet in staat kan worden geacht een taakstraf uit te voeren. Dit leidt ertoe dat het gerechtshof uiteindelijk zal opleggen de door de advocaat-generaal gevorderde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van
twintigmaanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest, alsmede een taakstraf voor de duur van honderd uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door vijftig dagen hechtenis. Naar het oordeel van het gerechtshof is deze straf passend en geboden en wordt met de opgelegde straf in dit geval voldoende tegemoetgekomen aan het strafdoel van vergelding en algemene preventie. In het licht van de speciale preventie dient de voorwaardelijke gevangenisstraf als stevige stok achter de deur.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

In beslag genomen voorwerpen

Verbeurdverklaring
Het onder 4 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit is begaan met betrekking tot het voorwerp dat op de aan het arrest gehechte beslaglijst onder bijlage 1 is genummerd: 10 (de inventaris van de growshop), alsmede de voorwerpen die op de aan het arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen d.d. 16 juli 2019 onder bijlage 2 zijn genummerd:
Pand B.01.001 tot en met Pand B.01.259;
Pand B.04.002 en Pand B.05.001.
Deze voorwerpen behoren de verdachte toe en zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Het gerechtshof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. In het licht van de opgelegde hoofdstraffen ziet het gerechtshof geen aanleiding, zoals door de raadsman is verzocht, toepassing te geven aan artikel 33c van het Wetboek van Strafrecht. Door verbeurdverklaring wordt de verdachte niet onevenredig getroffen.
Onttrekking aan het verkeer
De onder 5 en 6 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten zijn begaan met betrekking tot de voorwerpen die op de aan het arrest gehechte beslaglijst onder bijlage 1 zijn genummerd: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9.
Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Teruggave aan de verdachte
Ter zake van de voorwerpen die op de aan het arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen d.d. 16 juli 2019 onder bijlage 2 zijn genummerd:
Pand B.02.001 tot en met Pand B.04.001;
Pand B.04.003;
Pand B.05.002 en Pand B.05.003;
Pand B.06.001 en Pand B.06.002;
Pand B.06.003 notitieboekje;
en Pand B.06.004 tot en met Pand B.07.002,
zal het gerechtshof de teruggave aan de verdachte gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet, de artikelen
9, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Deze wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4, 5, 6, 7 en
8 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van 20
(twintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
twee (2) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet voorwerp dat op de aan het arrest gehechte beslaglijst onder bijlage 1 is genummerd: 10 (de inventaris van de growshop), alsmede de voorwerpen die op de aan het arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen d.d. 16 juli 2019 onder bijlage 2 zijn genummerd: Pand B.01.001 tot en met Pand B.01.259;
Pand B.04.002 en Pand B.05.001.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de voorwerpen die op de aan het arrest gehechte beslaglijst onder bijlage 1 zijn genummerd: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de voorwerpen die op de aan het arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen d.d.
16 juli 2019 onder bijlage 2 zijn genummerd:
Pand B.02.001 tot en met Pand B.04.001;
Pand B.04.003
Pand B.05.002 en Pand B.05.003
Pand B.06.001 en Pand B.06.002
Pand B.06.003 notitieboekje
Pand B.06.004 tot en met Pand B.07.002.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. Z.J. Oosting en mr. R. Godthelp, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 7 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.