ECLI:NL:GHARL:2025:6164

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
21-000287-25
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake het voorhanden hebben van onveraccijnsde waterpijptabak en bewijsuitsluiting

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel, waarbij de verdachte was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van het voorhanden hebben van onveraccijnsde waterpijptabak. De verdachte, geboren in 2003 en werkzaam in een tabakswinkel, werd beschuldigd van het opzettelijk voorhanden hebben van circa 11 kilogram waterpijptabak zonder dat deze overeenkomstig de Wet op de Accijns was belast. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken, maar het hof oordeelde dat er sprake was van bewijsuitsluiting wegens verzuim van de cautie, wat leidde tot een deelvrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de aangetroffen waterpijptabak als rooktabak moet worden aangemerkt en dat de verdachte opzettelijk handelde. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met een vervangende hechtenis van 20 dagen indien deze niet naar behoren werd verricht. Het hof heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor de reguliere markt voor tabakswaren in overweging genomen bij de strafbepaling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000287-25
Uitspraakdatum: 24 september 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 13 januari 2025 met parketnummer 81-204784-23 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. R.I. Takens, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 mei 2023 te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk (een) accijnsgoed(eren), te weten
-
(circa) 11 kilogram (waterpijp)tabak en/of
-
(circa) 40 kilogram (waterpijp)tabak,
althans (telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (waterpijp)tabak, voorhanden en/of in opslag heeft gehad,
terwijl (telkens) die (waterpijp)tabak niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing was betrokken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft bepleit dat de dagvaarding (partieel) nietig is voor zover de tenlastelegging betrekking zou hebben op de in de opslagruimte in [plaats] aangetroffen goederen.
Het hof overweegt naar aanleiding daarvan dat, gelet op de in de tenlastelegging vermelde pleegplaats [plaats] en de in de tenlastelegging vermelde hoeveelheden waterpijptabak, voldoende duidelijk is dat de tenlastelegging alleen betrekking heeft op de in de winkel aan de [adres] en de in de auto met kenteken [kenteken] aangetroffen goederen. Dat na de pleegplaats [plaats] nog ‘althans in Nederland’ is toegevoegd maakt dit niet anders. Op de grondslag van de zo begrepen tenlastelegging zal het hof de bewijsmiddelen beoordelen, zodat de dagvaarding naar het oordeel van het hof geldig kan worden geacht.
Vormverzuimen
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Zo is aan verdachte niet de cautie gegeven op het moment dat er een redelijke verdenking van het plegen van een strafbaar feit tegen hem ontstond en is verdachte niet gewezen op zijn recht op consultatie- en verhoorbijstand. De door verdachte afgelegde verklaringen zijn daarom onrechtmatig verkregen en moeten worden uitgesloten van het bewijs. Daarnaast zou de auto met kenteken [kenteken] niet zijn gevonden zonder de desgevraagd door verdachte verstrekte informatie. De in beslag genomen goederen uit de auto zijn daarom aan te merken als “fruits of the poisonous tree” en dienen eveneens te worden uitgesloten van het bewijs.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte op bestuursrechtelijke gronden vragen werden gesteld en dat er nog geen sprake was van een “criminal charge”. Pas op of na het aantreffen van de goederen in de toonbank is er een verdenking tegen verdachte gerezen. Het aantreffen van de auto met kenteken [kenteken] betreft bovendien een omstandigheid die niet afhankelijk is van de wil van verdachte. De auto zou uiteindelijk ook zonder hulp van verdachte zijn gevonden. De in de toonbank en in de auto aangetroffen goederen kunnen daarom gebruikt worden voor het bewijs. Tot slot is verdachte tijdens zijn verhoor van 6 mei 2023 om 19:07 uur wel op zijn rechten gewezen en kan de verklaring die hij toen heeft afgelegd eveneens als bewijsmiddel worden gebruikt.
Oordeel van het hof
Op het moment dat de verbalisanten in de winkel kwamen waar verdachte werkte, was in eerste instantie sprake van een bestuursrechtelijke controle. In dat kader mochten de verbalisanten vragen stellen aan verdachte. Dat werd anders op het moment van het aantreffen van de goederen in de verborgen ruimte in de toonbank. Toen had verdachte naar het oordeel van het hof moeten worden aangemerkt als verdachte van een strafbaar feit, had hij de cautie moeten krijgen en had hij moeten worden gewezen op zijn recht op consultatie- en verhoorbijstand. Met het aantreffen van de potten waterpijptabak rees immers een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Verdachte is niet de cautie gegeven en is niet op zijn rechten gewezen. De verklaringen die hij vanaf dat moment heeft afgelegd tot het tijdstip waarop hij wel behoorlijk op zijn rechten als verdachte is gewezen, kunnen naar het oordeel van het hof daarom niet worden gebruikt voor het bewijs.
Vervolgens zijn de verbalisanten met de bij verdachte aangetroffen autosleutels op zoek gegaan naar de auto. Die konden zij niet vinden, waarna zij terugkwamen bij verdachte en hem vroegen waar de auto stond. Op aanwijzing van verdachte hebben de verbalisanten de auto uiteindelijk gevonden en daarin waterpijptabak aangetroffen. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de informatie die verdachte desgevraagd heeft gegeven niet moet worden aangemerkt als informatie die niet afhankelijk was van de wil van verdachte. Het hof constateert dat de verbalisanten de auto eerder zonder de aan verdachte gevraagde informatie niet hadden kunnen vinden. Om die reden is het hof in dit specifieke geval van oordeel dat ook de in de auto aangetroffen waterpijptabak moet worden uitgesloten van het bewijs.
Ten aanzien van het verhoor van 6 mei 2023 om 19:07 uur stelt het hof vast dat verdachte bij die gelegenheid wel de cautie heeft gekregen en op zijn rechten is gewezen. Hoewel de doorhaling van de standaardtekst in het proces-verbaal van het betreffende verhoor niet geheel zorgvuldig is, volgt uit dit proces-verbaal genoegzaam dat verdachte op zijn rechten en op de gevolgen van het afzien van die rechten is gewezen. Het hof is daarom met de advocaat-generaal van oordeel dat de verklaring die verdachte bij zijn verhoor van 6 mei 2023 om 19:07 uur heeft afgelegd als bewijsmiddel kan worden gebruikt.
Deelvrijspraak 40 kilogram waterpijptabak
Gelet op het voorgaande zal het hof verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde voorhanden hebben/in opslag hebben van de hoeveelheid van 40 kilogram waterpijptabak die in de auto is aangetroffen.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Relaas [2]
Op 06 mei 2023, op of omstreeks 16:03 uur bevonden wij ons, verbalisanten [verbalisanten] , in een herkenbaar douanevoertuig, gekleed in uniform en op dienst binnen het ambtsgebied van Douane kantoor [plaats] , gezamenlijk met collega [naam] van de afdeling klantmanagement Douane [plaats] , nabij “ [bedrijf] ”, gevestigd op het adres [adres] .
Op datum, tijd en plaats voornoemd betraden wij het winkelpand van [bedrijf] ” en zagen wij na binnenkomst twee onbekende mannen staan. Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant] , ons aan hen bekend gemaakt als zijnde douaneambtenaren en de reden van onze aanwezigheid uitgelegd. Desgevraagd stelde een van de manspersonen zich voor als zijnde een medewerker van “ [bedrijf] ”, genaamd [verdachte]
(het hof begrijpt: verdachte).
Hierop ben ik weer naar [verdachte] teruggelopen en heb hem gevraagd om contact op te nemen met de eigenaar van “ [bedrijf] ”. Na korte tijd is door mij telefonisch gesproken met een persoon welke zich bekend maakte als zijnde eigenaar van “ [bedrijf] ”. Desgevraagd deelde deze persoon mede te zijn genaamd [medeverdachte] . Deze stem is mij ambtshalve bekend van eerdere controles welke resulteerden in de opmaak van meerdere processen-verbaal.
Ik, verbalisant [verbalisant] , heb vervolgens de aangrenzende ruimte wederom betreden. Ik zag in deze ruimte een zwart tasje staan. Hierop vroeg ik aan [verdachte] wie de eigenaar van dit tasje was en ik hoorde hem zeggen dat dit hem toebehoorde. Uit eigen beweging hoorde ik hem zeggen dat ik de inhoud van de tas aan een controle mocht onderwerpen. Ook zag ik in deze ruimte een collegeblok liggen met hierop aan de voorzijde de geschreven tekst: ‘ [bedrijf] , [adres] , uren [verdachte] ’.
Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant] , dit collegeblok geopend en zag dat de beschreven inhoud ervan informatie bevatte omtrent gewerkte uren en dagen van [verdachte] , en mogelijke voorraad administratie van de hoeveelheid waterpijptabak en snus. Hierop heb ik verbalisant [verbalisant] omtrent deze bevindingen nader geïnformeerd.
Ik, verbalisant [verbalisant] , zag in het winkelpand een witte toonbank staan met hierop aanwezig een zwarte waterpijpsticker. Ik ben voor de toonbank gaan staan en rook vervolgens een zoete geur welke ik ambtshalve herkende als zijnde de geur van waterpijptabak. Hierop ben ik achter de toonbank gaan staan en rook wederom deze zoete geur. Ik zag dat de toonbank was voorzien van twee planken. Ambtshalve is mij bekend dat in soortgelijke elementen zich mogelijk verborgen
bergruimten bevinden.
Vervolgens zag ik, verbalisant [verbalisant] , dat [verdachte] zich erg zenuwachtig begon te gedragen. Ook zag ik dat zijn broekzakken gevuld leken. Hierop vroeg ik of hij in het bezit was van een plastic pasje welk toegang kon verschaffen tot de mogelijk aangetroffen verborgen ruimtes. Hierop verzocht ik hem zijn broekzakken te legen. Ik zag dat hij hieruit een pakje sigaretten haalde. Hierop heb ik het pakje sigaretten geopend en zag hierin aanwezig een wit plastic pasje welk toegang zou kunnen geven tot een mogelijk aangetroffen verborgen ruimte.
Ik, verbalisant [verbalisant] , maakte vervolgens met deze pas een strijkende beweging aan de binnenzijde van de bovenste plank. Hierop zag ik de bovenste plank naar voren klappen. Hierachter zag ik een ruimte met hierin aanwezig diverse transparante verpakkingen. Ook zag ik dat deze verpakkingen waren voorzien van de tekst “Blue B”, “Am”, “Lime”, “Blue”, “Mi Amor”, “Mint”, “Appel” en “Love”. Ik zag dat de inhoud van deze verpakkingen een rood en bruin gekleurde substantie bevatte. Hierop heb ik diverse verpakkingen geopend en ik rook een zoete geur welke ik ambtshalve herkende als zijnde de geur van waterpijptabak. Ik zag dat deze verpakkingen niet waren voorzien van het wettelijk voorgeschreven Nederlands accijnszegel. Vervolgens maakte ik een strijkende beweging aan de binnenzijde van de onderste plank. Ook nu zag ik een plank naar voren klappen. Ik zag ook achter de tweede plank een ruimte met daarin diverse verpakkingen van het merk “Al Fakher”, “Blue Horse”, “Layali”, “Adalya” en “Bad&Mad”. Hierop heb ik deze verpakkingen geopend. Ik zag dat deze verpakkingen waren gevuld met zowel een rood als een bruin gekleurde substantie. Ook rook ik een zoete geur welke ik ambtshalve herkende als zijnde de geur van waterpijptabak. Ik zag dat deze verpakkingen waren voorzien van buitenlands opschrift, mogelijk Engels, Portugees en Arabisch. Ik zag dat deze verpakkingen niet waren voorzien van het wettelijk
voorgeschreven Nederlands accijnszegel. Naast deze verpakkingen zag ik een openstaande witte envelop liggen welke was voorzien van de geschreven tekst “05-05-2023 € 2195”. Ik zag dat deze envelop was gevuld met geldbiljetten van 100, 50, 20, 10 en 5 euro.

Aangetroffen waterpijptabak winkel:

Vervolgens hebben wij alle aangetroffen accijnsgoederen gewogen en geteld, middels een van rijkswege verstrekte weegschaal. Deze weegschaal werd verstrekt door de afdeling middelenbeheer van Douane [plaats] .
Wij zagen en telden:
2.022 gram waterpijptabak, merk: Layali
1.002 gram waterpijptabak, merk: Bad&Mad
2.000 gram waterpijptabak, merk: Blue Horse Mi Amor
1.000 gram waterpijptabak, merk: Adalya Love 66
1.000 gram waterpijptabak, merk: Al Fakher Two Apples
378 gram waterpijptabak, soort: Blue B
456 gram waterpijptabak, soort: Am
308 gram waterpijptabak, soort: Lime
452 gram waterpijptabak, soort: Blue
824 gram waterpijptabak, soort: Mi Amor
1.050 gram waterpijptabak, soort: Mint
530 gram waterpijptabak, soort: Appel
826 gram waterpijptabak, soort: Love
Totaal
11.848 gram waterpijptabak.
2.
Collegeblok [3]
3.
Verklaring verdachte [4]
Achternaam : [verdachte]
Voorna(a)m(en) : [verdachte]
Geboortedatum : [geboortedag] -2003
V: Voor hoeveel verkocht je de waterpijptabak zonder accijnszegels?
A: € 90,-
V: Heeft de eigenaar u de verkoopprijs meegegeven?
A: Ja.
V: Dus de eigenaar weet wat er waterpijptabak zonder accijnszegels wordt verkocht in de winkel?
A: Ja.
V: Heeft de eigenaar u verteld van de verborgen ruimte met waterpijptabak erin?
A: Ja.
4.
Verklaring medeverdachte [medeverdachte] [5]
Achternaam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Geboortedatum : [geboortedag] 1979
Adres : [adres]
PC/Woonplaats : [woonplaats]
V: Wat voor werk doet u?
A: Ik ben eigenaar van een souvenirwinkel, [bedrijf] .
V: Op 6 mei 2023 hebben wij een controle verricht bij [bedrijf] Wie is verantwoordelijk voor de winkel?
A: Voor de winkel ben ik verantwoordelijk.
V: Tijdens deze controle hebben wij een persoon werkend aangetroffen, genaamd [verdachte]
(het hof begrijpt: verdachte). Staat deze persoon bij u op de loonlijst? Zo ja, hoe lang?
A: Ja, sinds maart dit jaar.
5.
Aanvullend proces-verbaal [6]
Dit proces-verbaal is een aanvulling op proces-verbaal
2023-0207-01066.
De overgrote meerderheid van de aangetroffen goederen waren verpakt in kleinhandelsverpakkingen. Op deze kleinhandels verpakkingen stond aangegeven dat er voor consumptie gerede waterpijptabak in zat. Op een groot aantal van de kleinhandelsverpakkingen zaten bovendien buitenlandse accijnszegels.
Deze kleinhandelsverpakkingen betroffen goederen van waterpijptabaksmerken die ook als waterpijptabak bij de douane bekend zijn.
Voor alle bij [bedrijf] aangetroffen goederen geldt dat de tabak te consumeren was door de consument. Wij hebben ook geen meng- en/of bewerkingsapparatuur c.q. materiaal of hulmiddelen aangetroffen voor de bereiding van waterpijptabak.
De waterpijptabak is bovendien gevonden binnen de volgende context:
- Wij zijn zeer ervaren op het gebied van accijnsgoederen en hebben een jarenlange specifieke ervaring inzake de controle van waterpijptabak (rooktabak). Wij zijn in staat een deskundig oordeel te geven over de bij [bedrijf] aangetroffen accijnsgoederen.
- De activiteiten van [bedrijf] worden conform de inschrijving bij de KvK omschreven als: ‘Winkel in tabaksproducten, het verkopen van waterpijpen en bijbehorende materialen alsmede het verkopen van diverse souvenirs’.
- Er was geen sprake van eigen fabricage van de waterpijptabak door [bedrijf] . Alle originele goederen zijn geproduceerd door bekende waterpijpfabrikanten.
- De winkelmedewerker die ons namens [bedrijf] te woord stond op 6 mei 2023 heeft zelf aangegeven dat de aangetroffen goederen waterpijptabak betroffen en die ook als zodanig aan consumenten werden verkocht. Er is dus ook geen discussie geweest over het feit dat de aangetroffen goederen waterpijptabak betroffen.
Mede door de ingrediëntenlijst (tabac, glycerine, melasse, arome naturel), zoals te zien op onderstaande foto uit bijlage 10 van proces verbaal nummer 2022-0207-01452 (bevinding van 26 juli 2022) en zowel de waarschuwingsteksten als ‘SMOKING KILLS’ (vertaald uit google translate ‘roken is dodelijk’) die onder andere op de verpakkingen van Adalya, Al Fakher en Blue Horse stonden, hadden wij dan ook geen enkele twijfel dat de inhoud van deze verpakkingen geen waterpijptabak ofwel rooktabak betrof alsmede bedoeld in artikel 32 van de Wet op de Accijns.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleiding
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat:
  • op 6 mei 2023 in het winkelpand van [bedrijf] 11 kilogram onveraccijnsde waterpijptabak van de merken Layali, Bad&Mad, Blue Horse, Adalya en Al Fakher is aangetroffen;
  • verdachte sinds maart 2023 in de winkel werkte.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de aangetroffen waterpijptabak is aan te merken als “rooktabak” in de zin van de Wet op de accijns (hierna: WA) en dat voor die vaststelling geen laboratoriumonderzoek nodig is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat de aangetroffen waterpijptabak op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet kan worden aangemerkt als “rooktabak”. Om tot die conclusie te komen is een deskundigenverslag nodig en dat ontbreekt in het dossier. Ook het aanvullend proces-verbaal van 17 juli 2025 kan niet worden gezien als zo’n deskundigenverslag. Ten slotte heeft verdachte geen opzet gehad op het ten laste gelegde feit.
Juridisch kader
De eerste vraag die het hof moet beantwoorden is of de aangetroffen waterpijptabak is aan te merken als rooktabak in de zin van artikel 32 WA.
Relevante bepalingen
Volgens artikel 29 WA wordt onder “tabaksproducten” verstaan: “tot verbruik bereide tabak in de vorm van sigaren, sigaretten en rooktabak”. Uit artikel 32 lid 1 WA volgt dat onder “rooktabak” wordt verstaan “niet als sigaren of sigaretten aan te merken voor roken geschikte tabak”. Uit lid 2 van artikel 32 volgt dat hieronder mede wordt verstaan: “producten die geheel of gedeeltelijk uit andere stoffen dan tabak bestaan, doch overigens voldoen aan het bepaalde in het eerste lid”.
Voornoemde artikelen moeten worden geïnterpreteerd conform Richtlijn 2011/64/EU. [7] Daarin wordt in artikel 5 aanhef en onderdeel a de volgende definitie gegeven van het begrip rooktabak: “gesneden of op andere wijze versnipperde, gesponnen of tot flakes geperste tabak die geschikt is om zonder verdere industriële verwerking te worden gerookt”.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) heeft in het Eko-Tabak-arrest uitgelegd dat deze definitie, die volgens het Hof niet restrictief moet worden uitgelegd, aan het begrip rooktabak twee cumulatieve voorwaarden stelt:
  • “ten eerste, dat de tabak gesneden of op andere wijze versnipperd, gesponnen, of tot flakes geperst is en,
  • ten tweede, dat de tabak geschikt is om zonder verdere industriële verwerking te worden gerookt.”
Verder is in artikel 2 lid 2 van Richtlijn 2011/64/EU bepaald dat met rooktabak worden gelijkgesteld producten die geheel of gedeeltelijk uit andere stoffen dan tabak bestaan, maar die aan de overige criteria van artikel 5 lid 1 Richtlijn 2011/64 voldoen.
Het HvJEU concludeerde in het Eko-Tabak arrest om die reden dat waterpijptabak die voor 24% uit tabak bestaat en verder uit stoffen als suikerstroop, glycerine, aromastoffen en conserveermiddel, eveneens moet worden aangemerkt als “rooktabak” in de zin van Richtlijn 2011/64/EU. [9]
Conclusie
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van “rooktabak” in de zin van de WA is dus vereist dat (1) de tabak gesneden of op andere wijze versnipperd, gesponnen, of tot flakes geperst is en (2) de tabak geschikt is om zonder verdere industriële verwerking te worden gerookt. Daarbij is het zo dat een mengsel van dergelijke tabak en andere stoffen in zijn geheel als “rooktabak” moet worden aangemerkt.
Anders dan de raadsman stelt, kan de vaststelling dat sprake is van rooktabak ook berusten op andere bewijsmiddelen dan een deskundigenverslag.
Rooktabak
Omstandigheden
Ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten is door de verbalisanten gerelateerd dat:
  • zij zeer ervaren zijn op het gebied van accijnsgoederen en een jarenlange specifieke ervaring hebben inzake de controle van waterpijptabak;
  • zij bij het aantreffen van de verpakkingen telkens de hen ambtshalve bekende zoete geur van waterpijptabak roken;
  • het kleinhandelsverpakkingen betroffen;
  • het verpakkingen betrof van waterpijptabaksmerken die ook als waterpijptabak bij de douane bekend zijn;
  • de verpakkingen niet waren voorzien van een Nederlands accijnszegel;
  • de verpakkingen waren voorzien van een ingrediëntenlijst met daarop vermeld ‘tabac, glycerine, melasse, arome naturel’;
  • de verpakkingen waren voorzien van waarschuwingsteksten als “SMOKING KILLS”;
  • de activiteiten van het bedrijf van verdachte, [bedrijf] , in het register van de Kamer van Koophandel waren omschreven als onder meer ‘winkel in tabaksproducten’ en ‘het verkopen van waterpijpen en bijbehorende materialen’;
  • er geen sprake was van (middelen geschikt voor) eigen fabricage van waterpijptabak door [bedrijf]
Ook heeft verdachte verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] wist dat er in de winkel ( [bedrijf] ) onveraccijnsde waterpijptabak werd verkocht.
Conclusie
Het hof heeft geen reden om aan de bevindingen van de verbalisanten te twijfelen en komt op grond van die bevindingen tot het oordeel dat de in de tenlastelegging vermelde hoeveelheden waterpijptabak “rooktabak” in de zin van de WA betreffen. Het hof wordt gesterkt in dat oordeel, omdat tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven omstandigheden door de verdediging zelf ook niet is gesteld dat de aangetroffen goederen iets anders betreffen dan waterpijptabak en om die reden niet als “rooktabak” kunnen worden aangemerkt.
Omdat de aangetroffen goederen zijn aan te merken als rooktabak, hadden deze in de accijns moeten worden betrokken. Dat is niet gebeurd, gelet op het feit dat de verpakkingen niet waren voorzien van Nederlandse accijnszegels.
Opzettelijk voorhanden hebben
Vervolgens is de vraag of verdachte al dan niet samen met een ander of anderen die rooktabak opzettelijk voorhanden heeft gehad. In dat kader is van belang of verdachte wist dat het onveraccijnsde rooktabak betrof en dat die tabak zich in de machtssfeer van verdachte bevond.
In dat opzicht acht het hof relevant dat:
  • verdachte werkzaam was in de winkel van medeverdachte [medeverdachte] ;
  • verdachte instructies had gekregen van [medeverdachte] over de verkoopprijs van waterpijptabak en de verborgen ruimte in de toonbank;
  • verdachte in het bezit was van het pasje om de verborgen ruimte te openen;
  • verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] – en dus verdachte zelf ook – wist dat er onveraccijnsde waterpijptabak werd verkocht in de winkel;
  • verdachte een administratie bijhield van zijn gewerkte uren en een lijst met merknamen van waterpijptabak overeenkomstig met de aangetroffen waterpijptabak en daarachter geturfde hoeveelheden;
  • er in de winkel een envelop met het opschrift “05-05-2023 € 2195” en daarin contant geld is aangetroffen.
Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk de in de winkel aangetroffen hoeveelheid van 11 kilogram onveraccijnsde waterpijptabak voorhanden heeft gehad. Verdachte stond tijdens de afwezigheid van [medeverdachte] in de winkel waar waterpijptabak werd verkocht en had de beschikking over het pasje van de verborgen ruimte. Verdachte was op de hoogte van het feit dat er onveraccijnsde waterpijptabak werd verkocht. [medeverdachte] heeft in zijn hoedanigheid van eigenaar van de winkel [verdachte] geïnstrueerd over onder meer prijs van de te verkopen waterpijptabak en over de verborgen ruimte. Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van het hof sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] met een duidelijke taakverdeling en hebben beide verdachten een significante bijdrage geleverd aan de voltooiing van het delict.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks6 mei 2023 te [plaats], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met eenof meeranderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens)opzettelijk(een)accijnsgoed(eren),te weten
-
(circa)11 kilogram(waterpijp)tabaken/of
-
(circa) 40 kilogram (waterpijp)tabak,
althans (telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (waterpijp)tabak,voorhanden en/of in opslag heeft gehad,
terwijl(telkens)die(waterpijp)tabak niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing was betrokken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van het opzettelijk een in artikel 5 Wet op de accijns opgenomen verbod overtreden.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte (ten aanzien van beide ten laste gelegde hoeveelheden) wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft ruim elf kilogram onveraccijnsde waterpijptabak voorhanden gehad. Het handelen van verdachte heeft verschillende kwalijke gevolgen. Het illegaal voorhanden hebben van accijnsgoederen verstoort de reguliere markt voor tabakswaren en heeft een ontwrichtende werking op het systeem van economische ordening. Ten tweede worden door dit feit hoge bedragen aan accijns ontdoken. Daarbij komt dat aan bonafide bedrijven, die wel aan hun verplichtingen in het kader van de Wet op de accijns voldoen, oneerlijke concurrentie wordt aangedaan.
Het hof houdt bij de strafbepaling rekening met de hoogte van het benadelingsbedrag en de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. In de onderhavige zaak is aan de hand van de aangetroffen accijnsgoederen berekend dat het benadelingsbedrag ongeveer € 2.566,- is. In de LOVS geldt als uitgangspunt dat bij een benadelingsbedrag tot € 10.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een week tot twee maanden of een onvoorwaardelijke taakstraf wordt opgelegd.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 augustus 2025 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Alles afwegende zal het hof verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van 40 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 97 van de Wet op de accijns.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Corthals, voorzitter,
mr. A.H. Garos en mr. G. Dam, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.W.P. Soons, griffier,
en op 24 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.W.P. Soons is buiten staat
dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 24 september 2025.
Tegenwoordig:
mr. T. Bertens, voorzitter,
mr. A. Lodder, advocaat-generaal,
mr. J. Brink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.De paginanummers waarnaar wordt verwezen betreffen digitale pagina’s van het proces-verbaal van de Douane, kantoor [plaats] , genummerd 2023-0207-01066 en opgemaakt op 2 juni 2023, en de daarbij behorende bijlagen (in totaal 89 pagina’s), tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal, p. 1-12
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een collegeblok met aantekeningen en het opschrift “ [bedrijf] , [adres] uren [verdachte] ” (bijlage 1), p. 19-23.
4.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] op 6 mei 2023 (bijlage 5), p. 40-43.
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 2 juni 2023 (bijlage 13), p. 80-87.
6.Het aanvullend proces-verbaal, genummerd 2023-0207-1066B, opgemaakt op 17 juli 2025, los opgenomen.
7.Richtlijn 2011/64/EU van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten.
8.HvJEU 16 september 2020, ECLI:EU:C:2020:710, par. 36.
9.HvJEU 16 september 2020, ECLI:EU:C:2020:710, par. 47.