ECLI:NL:GHARL:2025:611
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening kinderalimentatie in het kader van echtscheiding en zorgregeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 februari 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een voorlopige voorziening voor kinderalimentatie. De zaak betreft een man en een vrouw die gezamenlijk gezag hebben over hun minderjarige kind, geboren in 2019. De ouders zijn in 2019 met elkaar gehuwd, maar zijn inmiddels gescheiden. De man heeft verzocht om de kinderalimentatie tijdelijk op nihil te stellen, omdat hij in een financiële noodsituatie verkeert. De vrouw heeft verweer gevoerd en verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 10 december 2024 is ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 13 januari 2024, waarbij beide partijen in persoon aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. De rechtbank Gelderland had eerder een beschikking gegeven waarin de man was verplicht om kinderalimentatie te betalen, maar de man verzocht nu om een voorlopige voorziening in afwachting van de bodemprocedure.
Het hof oordeelde dat de man zijn verzoek onvoldoende had onderbouwd. Ondanks zijn claims van financiële problemen, bleek uit de stukken dat hij kinderbijslag en kindgebondenbudget ontving. Het hof concludeerde dat de man niet had aangetoond dat zijn financiële situatie zo nijpend was dat het verzoek om nihilstelling van de alimentatie gerechtvaardigd was. Het verzoek van de man werd dan ook afgewezen, en de vrouw kreeg de gelegenheid om in de bodemprocedure om een proceskostenveroordeling te verzoeken.