ECLI:NL:GHARL:2025:6056

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
21-005575-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, een vrachtwagenchauffeur, is veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een vijfjarig jongetje zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Op 15 december 2023 reed de verdachte met een te hoge snelheid en negeerde hij een rood verkeerslicht, terwijl het jongetje met groen licht de straat wilde oversteken. Het hof legt de verdachte een taakstraf op van 160 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van een tweede tenlastelegging, maar het hof verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor dat onderdeel. De zaak is behandeld op basis van getuigenverklaringen en een verkeersongevallenanalyse, waaruit blijkt dat de verdachte roekeloos heeft gehandeld. Het hof oordeelt dat de verdachte als beroepschauffeur een extra zorgplicht had en dat zijn gedrag als zeer onvoorzichtig en onoplettend moet worden gekwalificeerd. Het letsel van het slachtoffer wordt als zwaar lichamelijk letsel aangemerkt, wat de ernst van de zaak onderstreept.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005575-24
Uitspraak d.d.: 8 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 11 december 2024 met parketnummer 16-185591-24 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1947,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake het onder 1 primair tenlastegelegde tot:
  • een taakstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis,
  • een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.M.M. Pater, en door [moeder van slachtoffer] , de moeder van het minderjarige slachtoffer, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Midden-Nederland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld ter zake het onder 1 primair tenlastegelegde tot:
  • een taakstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis,
  • een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren.
De rechtbank heeft de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep aan de orde, tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 15 december 2023, te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen), daarmede rijdende over de weg, de [weg 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl hij, verdachte, een (voetgangers)oversteekplaats naderde en/of
- met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en/of
- niet te stoppen voor een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd verkeerslicht dat reeds (minimaal 3,2 seconden) rood licht uitstraalde en/of
- bij het naderen en/of oprijden van voornoemde (voetgangers)oversteekplaats zich er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, van te vergewissen en/of is blijven vergewissen dat een voetganger doende was voornoemde [weg 1] - gezien verdachtes rijrichting van rechts naar links - over te steken, althans die zich (daartoe) op die [weg 1] bevond en/of
- (daarbij) geen voorrang te verlenen aan voornoemde voetganger, terwijl het verkeerslicht voor die voetganger op dat moment groen licht uitstraalde en/of
- (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor voornoemde voetganger,
waardoor hij, verdachte, tegen voornoemde voetganger is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met voornoemde voetganger,
waardoor een ander (genaamd [benadeelde] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in de bovenarm en/of een hoofdwond en/of licht traumatisch schedelhersenletsel (breuk in de schedel en/of een kleine bloeding in het hersenweefsel), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 15 december 2023, te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (vrachtwagen), daarmee rijdende op de weg, de [weg 1] ,
- terwijl hij, verdachte, een (voetgangers)oversteekplaats naderde en/of
- met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was heeft gereden en/of
- niet is gestopt voor een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd verkeerslicht dat reeds (minimaal 3,2 seconden) rood licht uitstraalde en/of
- bij het naderen en/of oprijden van voornoemde (voetgangers)oversteekplaats zich er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, van heeft vergewist en/of is blijven vergewissen dat een voetganger doende was voornoemde [weg 1] - gezien verdachtes rijrichting van rechts naar links - over te steken, althans die zich (daartoe) op die [weg 1] bevond en/of
- (daarbij) geen voorrang heeft verleend aan voornoemde voetganger, terwijl het verkeerslicht voor die voetganger op dat moment groen licht uitstraalde en/of
- (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende is uitgeweken voor voornoemde voetganger,
waardoor hij, verdachte, tegen voornoemde voetganger is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met voornoemde voetganger,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Het bewijs en de bewijsoverwegingen

De raadsvrouw heeft vrijspraak van het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde bepleit. Zij stelt zich, kort weergegeven, op het standpunt dat de conclusies die in de Verkeersongevallenanalyse zijn opgenomen onjuist zijn en dat verdachte niet door het rode licht maar door het oranje licht is gereden. Daarbij zijn de verklaringen van de getuigen niet in overeenstemming met de feitelijke gang van zaken, aldus de raadsvrouw.
Het hof is van oordeel dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen [1]
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige (pagina 48 tot en met 49) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van [getuige 1] :Ik ben getuige geweest van een aanrijding.
Vandaag 15 december 2023 omstreeks 16:55 uur was ik aan het hardlopen op het fietspad gelegen naast de [weg 1] te [plaats 1] . Ik kwam uit de richting van de [weg 2] en ik rende in de richting van de [weg 6] .
Op de [weg 1] ter hoogte van het [weg 3] is een oversteekplaats voor fietsers en voetgangers. Als je wilt oversteken vanaf het [weg 3] over de [weg 1] dan moet je op een knopje drukken waardoor je vanzelf groen licht krijgt.
Ik liep ongeveer 20 meter voor de oversteekplaats van het [weg 3] met de [weg 1] . Het was helder weer en ik had vrij en onbelemmerd zicht op de locatie. Ik zag dat het verkeerslicht van de [weg 1] op rood ging. Hierdoor moet het verkeer rijdende op de [weg 1] voorrang verlenen aan de voetgangers en fietsers welke willen oversteken vanaf het [weg 3] . Ik zag dat het verkeerslicht voor de voetgangers van het [weg 3] op groen sprong. Ik hoorde het tikkende geluid wat het verkeerslicht dan maakt om aan te geven dat het groen is. Ik zag dat er voor het verkeerslicht een mevrouw stond met haar kinderwagen en een jongetje. Deze wilden de [weg 1] oversteken omdat ze groen licht hadden.
Ik zag dat er een vrachtwagen reed over de [weg 1] . De vrachtwagen kwam uit de richting van de [weg 6] en reed in de richting van de [weg 2] . Ik zag dat de vrachtwagen snel reed. Ik denk wel 50 kilometer per uur. Ik zag en hoorde de vrachtwagen niet afremmen voor de oversteekplaats. Ik zag en hoorde dat de vrachtwagen geen vaart minderde. Ik zag dat de vrachtwagen door reed terwijl hij eigenlijk rood licht had en zou moeten stoppen. Ik zag namelijk dat het tegengestelde verkeer stil stond voor het rode licht. Ik zag dat de vrachtwagen de oversteekplaats over reed. Ik zag toen de vrachtwagen de oversteekplaats gepasseerd had dat het jongetje welke bij de vrouw met de kinderwagen stond, een stukje verderop op de grond lag. Ik zag dat het jongetje bloed op zijn hoofd had. Ik zag dat de vrachtwagen niet stopte.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige (pagina 51 tot en met 52) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van [getuige 2] :Ik ben getuige geweest van een aanrijding.
Vandaag 15 december 2023 om ongeveer 16:55 uur reed ik in mijn personenauto over de [weg 1] te [plaats 1] . Ik kwam uit de richting van de [weg 2] en ik reed in de richting van de [weg 6] . Op de [weg 1] heb je op een gegeven moment verkeerslichten. Die zijn ervoor om voetgangers en fietsers de [weg 1] over te laten steken. Ik zag dat het verkeerslicht voor mij op rood ging. Ik stopte op dat moment als eerste personenauto voor het verkeerslicht. Ik zag aan de linkerkant van mij een mevrouw staan met kinderwagen en een jongetje. Voor deze personen moest ik stoppen om hen voorrang te verlenen.
Ik zag dat vanaf de andere kant een vrachtwagen aan kwam rijden. Volgens mij reed deze vrachtwagen best hard ondanks dat het een 30 kilometer per uur gebied is. Ik zag dat de vrachtwagen geen vaart minderde voor de oversteekplaats ondanks dat hij ook rood licht had. Ik zag dat de vrachtwagen doorreed over de [weg 1] en dat hij over de oversteekplaats reed. Nadat hij de oversteekplaats gepasseerd was, zag ik dat het jongetje wat eerder stond, op de weg lag. Ik dacht direct, die vrachtwagen heeft het jongetje geraakt. Ik heb mijn auto geparkeerd en ben direct naar het jongetje toe gelopen. Zijn moeder liep met de kinderwagen.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige (pagina 45 tot en met 46) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van [moeder van slachtoffer] :Ik ben getuige geweest van een aanrijding.
Vandaag 15 december 2023 omstreeks 16:55 uur liep ik samen met mijn zoon en dochter over het [weg 3] te [plaats 1] . Mijn dochter zat in de buggy. Mijn zoon liep naast mij. Hij heet [slachtoffer] en is 5 jaar oud.
Wij moesten de [weg 1] oversteken. De oversteekplaats met de [weg 1] is geregeld door verkeerslichten. Om over te steken moet je op de knop drukken en dan krijg je als voetganger groen licht. Je krijgt groen licht en er gaat een tikkend geluid af. Mijn zoon [slachtoffer] weet dat, hij mag pas lopen bij groen licht en als hij dat geluid hoort.
Wij waren bij de oversteekplaats en we hadden op de knop gedrukt. Ik stond achter de buggy en mijn zoon [slachtoffer] stond naast mij ter hoogte van de buggy. Ik zag dat het verkeer aan de rechterkant van mij stopte. Snel daarna zag ik dat het verkeerslicht op groen ging en ik hoorde het tikkende geluid. Ik keek naar links en zag dat er een vrachtwagen aan kwam rijden. Ik zag dat de vrachtwagen snel reed. Ik dacht, die rijdt veel te snel. Ik zag dat de vrachtwagen niet stopte maar ik kon niet meer op tijd tegen [slachtoffer] zeggen dat hij niet over mocht steken. Hij had al een stap op de oversteekplaats gezet. Ik hoorde de vrachtwagen niet remmen of vaart minderen. Ik zag voor mij dat de vrachtwagen mijn zoon [slachtoffer] aanreed. Ik zag dat [slachtoffer] de vrachtwagen ergens aan de voorkant raakte. Ik zag dat [slachtoffer] door de lucht geslingerd werd. Ik zag dat hij een aantal meters verderop terecht kwam in de berm. Ik ging naar hem toe en ik zag dat hij buiten bewustzijn was. Ik zag dat hij bloedde aan zijn hoofd. Ik zag dat de vrachtwagen nog steeds niet stopte. Ik heb 112 gebeld en [slachtoffer] is door de ambulance naar [plaats 2] vervoerd.
Een geschrift, te weten de
Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Flevolandvan 5 maart 2024 (pagina 75 tot en met 81) voor zover inhoudende:
Onderzoeksgegevens:
Naam: [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] 2018
Relevante onderdelen: Brief Dr. F.F.A. IJpma, traumachirurg, Beatrix Ziekenhuis afdeling Chirurgie (UMCG), 17-12-2023:
1. Breuk van de bovenarm.
2. Hoofdwond voorhoofd (vanaf midline tot buitenzijde wenkbrauw) waarvoor hechtingen op SEH.
3. Licht traumatisch schedelhersenletsel waarvoor observatie op afdeling.
NB. Later blijkt er een kleine breuk in de schedel en mogelijk een kleine bloeding in het hersenweefsel.
Medische informatie ontvangen
gemelde klachten:
Bij kracht zetten heeft [slachtoffer] veel pijn in zijn arm.
[slachtoffer] heeft veel last van hoofdpijn. Gaat nu 3 uur per dag naar school. In overleg met neuroloog worden zijn inspanningen opgebouwd. Neurologisch nog veel restverschijnselen.
Verwachting blijvende schade: Ja.
De
slachtofferverklaring van [moeder van slachtoffer], de moeder van [slachtoffer] , afgelegd ter zitting van het hof op 24 september 2025:
[slachtoffer] is nog steeds niet de oude. Hij ondervindt nog steeds veel problemen met concentratie en belastbaarheid. Verder is hij snel overprikkeld, met hoofdpijn en duizeligheid. [slachtoffer] heeft ook een schooljaar over moeten doen. [slachtoffer] klaagt nog regelmatig over duizeligheid en hoofdpijn en vraagt wanneer hij zich weer normaal gaat voelen.
Mensen om [slachtoffer] heen worden nog dagelijks herinnerd aan het ongeluk door het grote litteken in [slachtoffer] zijn gezichtje.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (pagina 22 tot en met 32) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verdachte [verdachte] :Ik heb weken waar ik veel in rij. Per jaar denk ik wel honderdduizend kilometer. Ik reed op 15 december 2023 in de blauwe Daf met [kenteken] . Dit is een vrachtwagen. Ik heb een jaar of vier à vijf rijervaring met deze vrachtwagen. Ik rij gemiddeld denk ik 20 à 30 duizend kilometer per jaar in deze vrachtwagen.
Ik ben bij [plaats 1] de N50 afgegaan bij de [weg 1] . Hierna zou ik doorrijden naar de [adres 1] .
Ik ben goed bekend met deze omgeving. Ik rij deze route bijna elke dag.
Het was schemerdonker. Ik reed binnen de bebouwde kom op het moment van de aanrijding. De aanrijding was op de oversteekplaats van de [weg 1] in [plaats 1] . Ik heb het jongetje van 5 jaar dat is aangereden niet gezien.
De politieagent en ik keken bij mijn auto en we zagen schade aan de zijkant van de cabine.
De
verklaring van de verdachteafgelegd ter zitting van de rechtbank op 27 november 2024, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Ik dacht dat je 50 kilometer per uur mocht rijden over de [weg 1] . Ik rij in het seizoen elke dag op de vrachtwagen. Ik ben bekend met de situatie ter plaatse bij de oversteekplaats. Ik kom daar vaak langs en ben daar op 15 december 2023 rond 16:55 uur ook overheen gereden.
De
verklaring van de verdachteafgelegd ter zitting van het hof op 24 september 2025, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Ik rij al jaren op de vrachtwagen. Ik had altijd 'code 95' op mijn rijbewijs; dat is verplicht voor beroepschauffeurs op vrachtwagens. Dat had ik ook ten tijde van het tenlastegelegde.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse(pagina 82 tot en met 115) voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
1. AlgemeenWij hebben onderzoek gedaan naar het hierna beschreven verkeersongeval.
Bij dit verkeersongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
Voertuig 1: bedrijfsauto
DAF XF 460 FT, [kenteken] , bedrijfsauto ingericht als opleggertrekker
Voertuig 2: aanhangwagen
Systems Trailers, betreft een oplegger.
Dit samenstel van voertuigen wordt hierna aangeduid als de vrachtauto.
Op 15 december 2023 omstreeks 16:53 uur heeft er op het kruispunt gevormd door de [weg 1] en het [weg 3] te [plaats 1] een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij een vrachtauto en een voetganger betrokken waren. Het verkeer op het kruispunt werd ten tijde van het verkeersongeval geregeld middels een verkeersregelinstallatie.
De bestuurder van de vrachtauto reed over de [weg 1] , komende uit de richting van de [weg 6] en gaande in de richting van de [weg 2] .
De voetganger stak de [weg 1] over, komende uit de richting van de [weg 4] en gaande in de richting van de [weg 5] .
De voetganger is door de vrachtauto aangereden.
2.1 WegsituatieHet verkeersongeval vond gezien de rijrichting van de vrachtauto plaats op een recht weggedeelte van de [weg 1] . Haaks over de rijbaan liep het [weg 3] , welke bestond uit een oversteek bestemd voor fietsers en een oversteek bestemd voor voetgangers.
2.2. Verkeersmaatregelen ter plaatseTer plaatse waren de volgende verkeerstekens van toepassing:
- Ingevolge artikel 62 jo bord A1 van bijlage 1 van het RVV 1990 bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid voor weggebruikers 30 km/h.
- Ingevolge artikel 64 van het RVV 1990 gaan verkeerslichten boven verkeerstekens die de voorrang regelen.
Wij zagen ongeveer 30 meter voor het kruispunt met witte cijfers "30" op de rijbaan afgebeeld.
3.1 Plaats verkeersongevalWij hoorden en zagen dat de politiecollega's ter plaatse waar de voetganger na het verkeersongeval was aangetroffen en een blauw kunststof deel, welke zij hadden aangetroffen, aanduiden.
Wij zagen dat het blauwe kunststof deel een ongeveer 14 centimeter lange scherf was welke aan de voor- en achterzijde een blauwe kleur had met een witte kern. Wij hebben het blauwe kunststof deel veiliggesteld en meegenomen voor onderzoek op de locatie waar de vrachtwagen is aangetroffen.
3.2 Plaats aantreffen vrachtautoOp vrijdag 15 december 2023, omstreeks 20:30 uur, kwamen wij aan op het terrein van de [adres 2] . Wij zagen op het terrein onder andere een blauwe bedrijfsauto met daaraan een aanhangwagen (oplegger) gekoppeld geparkeerd staan.
Wij zagen dat de bedrijfsauto aan de rechtervoorzijde schade had. Wij zagen dat deze schade bestond uit een beschadigde koplampunit en breuken en een gat in de kunststof bumper naast de koplampunit. Wij zagen dat het gat ongeveer 14 centimeter lang was en een vorm had welke overeenkwam met het blauwe kunststof deel welke op de plaats van het verkeersongeval was aangetroffen. Wij zagen dat dit deel één geheel vormde met de rest van de kunststof bumper. Uit dit soucheonderzoek bleek dat het blauwe kunststof onderdeel afkomstig was van de aangetroffen bedrijfsauto.
4.1. Onderzoek verkeersregelinstallatieOp de plaats van het verkeersongeval hebben wij onderzoek gedaan naar de werking van de verkeersregelinstallatie (VRI). Tijdens dit onderzoek hadden wij geen storingen of bijzonderheden aan de VRI vastgesteld welke van invloed konden zijn op het verkeersongeval.
Wij stelden vast dat de richting die de bestuurder van de vrachtauto volgde in de VRI was opgenomen als richting
2en de looprichting van de voetganger was opgenomen als richting
31.
Uit de algemene mutatie van het ongeval in de Basisvoorziening Handhaving (BVH) bleek dat de melding van het verkeersongeval door het Operationeel Centrum Flevoland was geregistreerd om 16:54:56 uur. Het verkeersongeval moest logischerwijs voor dit tijdstip hebben plaatsgevonden.
In de faselog ben ik op zoek gegaan naar een verstoring in het normale verkeersbeeld voor dit tijdstip.
Ik zag een activatie van de detectielus op richting 02 om 16:53:09.1 uur (VRI-systeem) en een deactivatie van deze detectielus om 16:53:11.1 uur. Ik zag dat er
vanaf 16:53:06.9 uur (VRI-systeem) een actieve roodfasewas op richting 02 en dat deze 12,5 seconden duurde.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag een activatie van de drukknop van richting 31 om 16:53:00.5 uur (VRI-systeemtijd). Ik zag dat om 16:53:00.8 uur (VRI-systeemtijd) de wachttijdvoorspeller van richting 31 geactiveerd werd. Ik zag dat om 16:53:07.8 (VRI-systeemtijd) de wachttijdvoorspeller gedeactiveerd bleef en dat op datzelfde moment (om 16:53:07.8 uur) er een groenfase actief werd voor richting 31 (en voor de richtingen 21, 22 en 32, dus voor alle richtingen van de oversteek).
Door mij, verbalisant [verbalisant 2] , kan worden vastgesteld dat de registratie van de detectielus op richting 02 om 16:53:09.1 uur was veroorzaakt door de vrachtauto en dat de registratie van de drukknop op richting 31 om 16:53:00.5 uur was veroorzaakt door een van de voetgangers.
ConclusieUit de analyse van de faselog bleek dat de bestuurder van de vrachtauto de stopstreep passeerde terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 2,2 seconden rood uitstraalden.
De verkeerslichten voor de voetganger straalden op 15 december 2023 vanaf 16:53:07.8 uur (VRI-systeem) groen licht uit.
Opmerking detectielusIk, verbalisant [verbalisant 2] , zag tijdens het onderzoek op de plaats van de aanrijding dat er één detectielus op richting 02 aanwezig was. Ik zag dat deze detectielus in het wegdek zichtbaar was. Ik heb de detectielus, de stopstreep en de plaats van de oversteekplaats met landmeetapparatuur ingemeten. Daarnaast hebben wij de punten van activatie en deactivatie van de detectielus met ons dienstvoertuig, een Mercedes Sprinter, ingemeten. Wij zagen dat de afstand tussen het punt van detectie en het begin van de detectielus ongeveer 0,6 meter was, wat aangaande de berekeningen een te verwaarlozen afstand is.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat het begin van de detectielus ongeveer 17 meter van de stopstreep en ongeveer 22 meter van de voetgangersoversteek lag.
Dit betekent dat de vrachtauto zich om 16:53:09.1 uur (VRI-systeemtijd) ongeveer 17 meter voor de stopstreep en ongeveer 22 meter voor de voetgangersoversteek bevond. De afstand tot de stopstreep zou de bestuurder van de vrachtauto redelijkerwijs in meer dan één seconde moeten afleggen (als 17 meter in 1 seconde wordt afgelegd dan is de gemiddelde snelheid 17x 3,6 = 61,2 km/h) Omdat de snelheid van de vrachtauto tijdens het verkeersongeval in de volgende paragraaf bekend wordt (deze is niet sneller van 59 km/h) is het tijdstip van 16:53:10.1 uur aangenomen als tijdstip roodlichtnegatie. In werkelijkheid stonden de verkeerslichten dus minimaal één seconde langer op rood; de conclusie is dan ook dat er sprake was van
minimaal 3,2 seconden rood lichtop het moment van passeren van de stopstreep.
4.2 Onderzoek tachograafIk zag dat de afstand tussen het begin van de rotonde en het kruispunt gevormd door de [weg 1] en het [weg 3] (de plaats van het verkeersongeval) ongeveer 433 meter was. Ik zag in de tachograafdata dat er op ongeveer 427 meter voor de registratie om 15:53:32 uur, om 15:53:01 uur een snelheid van 55 km/h werd geregistreerd.
Ik zag in de tachograafdata dat er in de drie seconden voor en de drie seconden na 15:53:01 uur een afstand van 47 meter en 45 meter waren afgelegd en snelheden tussen 59 km/h en 53 km/h werden geregistreerd. De plaats van het ongeval valt in ieder geval binnen dit gebied (427 +47 =) 474 meter en (427-45=) 382 voor de rotonde.

SamenvattingUit de analyse van de faselog bleek dat de bestuurder van de vrachtauto op vrijdag 15 december 2023 omstreeks 16:53:10.1 uur (VRI-systeemtijd) met een niet-gevalideerde snelheid tussen de 53 km/h en 59km/h de stopstreep passeerde terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 3,2 seconden rood licht uitstraalden. De toegestane maximumsnelheid voor de bestuurder van de vrachtauto was 30 km/h.De verkeerslichten voor de voetganger straalden op vrijdag 15 december 2023 vanaf 16:53:07.8 uur (VRI-systeemtijd) groen licht uit.

Overwegingen met betrekking tot de toedracht
Het hof heeft de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [moeder van slachtoffer] als uitgangspunt genomen. Deze verklaringen bevatten voldoende bewijs dat verdachte ter plaatse te hard heeft gereden, door rood licht is gereden en vervolgens [slachtoffer] heeft aangereden, terwijl [slachtoffer] groen licht en derhalve voorrang had op verdachte. [slachtoffer] is hierdoor gewond geraakt. Al dit bewijs wordt ondersteund door de bevindingen van de Verkeersongevallenanalyse waaruit blijkt dat verdachte al tenminste 3,2 seconden rood licht had toen hij de stopstreep passeerde en een veel hogere snelheid had dan de toegestane 30 kilometer per uur.
Door de raadsvrouw is betoogd dat verdachte niet door rood maar door oranje is gereden. Zij heeft ter onderbouwing hiervan een schrijven van Mike Alberts, logistiek medewerker bij Traffic and More, overgelegd. Alberts trekt de berekeningen en conclusies van de Verkeersongevallenanalyse in twijfel op basis van andere uitgangspunten dan de verbalisanten.
Het hof overweegt hier in het bijzonder het volgende over.
Uitgaande van de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [moeder van slachtoffer] , zoals hiervoor overwogen, blijkt onder meer dat verdachte door rood licht is gereden. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen. De bevindingen van de Verkeersongevalanalyse sluiten hier naadloos op aan.
De omstandigheid dat de heer Alberts -van wie niet is aangegeven wat zijn deskundigheid is- twijfelt aan de getuigenverklaringen en de analyse van de verbalisanten doet geen enkele afbreuk aan de bewijskracht en bewijswaarde van de door het hof gehanteerde bewijsmiddelen.
Het hof stelt vast dat verdachte in zijn vrachtwagen met te hoge snelheid, zonder vaart te minderen door het voor hem geldende rode verkeerslicht is gereden en [slachtoffer] op de oversteekplaats heeft aangereden, terwijl [slachtoffer] groen licht en derhalve voorrang had op verdachte.
Overwegingen met betrekking tot het bestanddeel "schuld"
De vraag is of verdachte ook schuld heeft in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW1994). Er moet dan tenminste sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Het komt er daarbij op aan of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid. Of daarvan sprake is dient uit de bewijsmiddelen te worden afgeleid, daarbij komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW1994. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Het hof merkt verdachte aan als beroepschauffeur. Dit blijkt uit het feit dat hij, zoals hij zelf heeft verklaard, 'code 95' (de aantekening voor beroepschauffeurs) op zijn rijbewijs had en uit het feit dat hij al jaren op de vrachtwagen reed en vele kilometers heeft gemaakt. In het seizoen van de aanrijding reed hij, naar eigen zeggen, dagelijks op de vrachtwagen. Als beroepschauffeur had hij een extra zorgplicht om zich aan verkeersregels te houden (de zogeheten ‘Garantenstellung’).
Verdachte was goed bekend met de situatie ter plaatse. Hij reed er regelmatig in de vrachtwagen langs. Met zijn vrachtwagen is hij met een veel te hoge snelheid de oversteekplaats over gereden, het rode verkeerslicht negerend, tegen een vijfjarig jongetje gebotst die groen licht had en met oversteken was begonnen. Dit terwijl van verdachte als professionele verkeersdeelnemer een hogere mate van oplettendheid en zorg mocht worden verwacht.
Het hof is van oordeel dat verdachte aldus zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW1994.
Overwegingen met betrekking tot het letsel
Het hof stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer] als gevolg van de aanrijding lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten een breuk van de bovenarm, een hoofdwond op zijn voorhoofd (gehecht) en licht traumatisch schedelhersenletsel waarvoor hij in het ziekenhuis moest verblijven (een kleine breuk in de schedel en mogelijk een kleine bloeding in het hersenweefsel). [slachtoffer] heeft nog steeds neurologische restverschijnselen die mogelijk blijvend zijn. Hij ondervindt nog steeds veel problemen met concentratie en belastbaarheid. Verder is hij snel overprikkeld, met hoofdpijn en duizeligheid en vraagt regelmatig wanneer hij zich weer normaal gaat voelen. [slachtoffer] heeft ook een schooljaar over moeten doen. Ook heeft hij een groot litteken in zijn gezicht.
Dit letsel was dus zodanig dat medisch ingrijpen noodzakelijk was en dat nu nog geen sprake is van volledig herstel. De restverschijnselen zijn nog steeds in behoorlijke mate belemmerend voor [slachtoffer] . Op grond hiervan is het hof van oordeel dat dit letsel als zwaar lichamelijk letsel aangemerkt dient te worden en komt daarmee tot een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 december 2023, te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen), daarmede rijdende over de weg, de [weg 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- terwijl hij, verdachte, een voetgangersoversteekplaats naderde en
- met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur en gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en
- niet te stoppen voor een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd verkeerslicht dat reeds minimaal 3,2 seconden rood licht uitstraalde en
- bij het naderen en oprijden van voornoemde voetgangersoversteekplaats zich er daarbij in onvoldoende mate van te vergewissen en is blijven vergewissen dat een voetganger doende was voornoemde [weg 1] - gezien verdachtes rijrichting van rechts naar links - over te steken en
- daarbij geen voorrang te verlenen aan voornoemde voetganger, terwijl het verkeerslicht voor die voetganger op dat moment groen licht uitstraalde en
- vervolgens niet voldoende af te remmen en niet voldoende uit te wijken voor voornoemde voetganger,
waardoor hij, verdachte, tegen voornoemde voetganger is gebotst,
waardoor [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in de bovenarm en een hoofdwond en licht traumatisch schedelhersenletsel (breuk in de schedel en een kleine bloeding in het hersenweefsel) werd toegebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich zeer onvoorzichtig en onoplettend gedragen in het verkeer, terwijl voor hem als professionele vrachtwagenchauffeur een extra zorgplicht geldt. Met zijn vrachtwagen met oplegger is hij met veel te hoge snelheid, zonder af te remmen, door rood gereden en heeft een jongetje van vijf jaar oud, [slachtoffer] , aangereden op de voetgangersoversteekplaats. Verdachte heeft [slachtoffer] helemaal niet gezien en heeft, naar eigen zeggen, niet gemerkt dat hij iemand had aangereden.
[slachtoffer] had met zijn moeder en zusje in de buggy staan wachten op het groene licht bij de oversteekplaats en was toen hij groen licht kreeg de oversteekplaats opgestapt. [slachtoffer] werd voor de ogen van zijn moeder en kleine zusje aangereden door de verdachte met zijn vrachtwagen. Hij liep daarbij zwaar lichamelijk letsel op waar hij nog steeds de gevolgen van ondervindt.
Uit de ter zitting van het hof voorgelezen slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer] blijkt dat het hele gezin van [slachtoffer] nog steeds last heeft van wat [slachtoffer] is overkomen door toedoen van verdachte. Het betreft een zeer ernstig feit.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 september 2025 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Ter zitting van het hof is door verdachte naar voren gebracht dat hij wel een taakstraf kan verrichten, maar dat een gevangenisstraf of een ontzegging van de rijbevoegdheid hem in de problemen brengt. Zijn vrouw en hij moeten, vanwege grote gezondheidsproblemen, regelmatig naar medische afspraken buiten hun woonplaats en zijn vrouw is niet gewend om buiten hun woonplaats te rijden. Bovendien heeft hij een volwassen dochter met een beperking die hij moet halen en brengen als zij eens per 14 dagen bij hen thuis verblijft. Vanwege al de beperkingen van zowel zijn vrouw als dochter is reizen met het openbaar vervoer niet mogelijk. Hij heeft het hof daarom gevraagd om hem geen gevangenisstraf of een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.
Bij de strafbepaling heeft het hof gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake van overtredingen van artikel 6 WVW1994. Voor een overtreding van artikel 6 WVW1994 waarbij sprake is van zwaar lichamelijk letsel en een zeer hoge mate van schuld staat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van rijbevoegdheid van twee jaren vermeld.
Het hof ziet in verdachtes persoonlijke omstandigheden aanleiding om af te wijken van genoemde oriëntatiepunten in voor de verdachte gunstige zin en zal hem geen gevangenisstraf opleggen.
Alles in samenhang bezien acht het hof, mede vanuit het oogpunt van normhandhaving en vergelding, het opleggen van een combinatie van een deels voorwaardelijke taakstraf en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van hierna te noemen duur, passend.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat verdachte een gevaar op de weg is en voor langere tijd geen voertuig mag besturen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Aldus gewezen door
mr. L.G. Wijma, voorzitter,
mr. E. de Witt en mr. M.J.F. van der Wolf, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 8 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van het door de Politie Midden-Nederland opgemaakte dossier, genummerd PL0900-2023382740. Tenzij anders vermeld zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.