ECLI:NL:GHARL:2025:602

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
21-004079-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en witwassen van 19,5 miljoen euro door belastingambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de verduistering en het witwassen van een bedrag van 19,5 miljoen euro door een belastingambtenaar. De verdachte, samen met medeverdachten, heeft dit bedrag verduisterd en via verschillende rechtspersonen, waaronder een B.V., witgewassen. Het hof heeft vastgesteld dat het geldbedrag op de bankrekening van de B.V. is gestort en vervolgens is weggesluisd naar Turkse bankrekeningen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van 200.000 euro voor het medeplegen van verduistering. In het hoger beroep heeft het hof echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het medeplegen van het strafbare feit. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat de vereiste nauwe en bewuste samenwerking niet kon worden vastgesteld. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de andere tenlasteleggingen, en het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004079-18
Uitspraak d.d.: 5 februari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 5 juli 2018 met parketnummer 05-980552-14 in de strafzaak tegen

[verdachte]

gevestigd te [adres ] ,
vertegenwoordigd door [medeverdachte 1]
wonende te [adres ]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 19 februari 2020 en 11 december 2024 en 22 januari 2025 (sluiting onderzoek), overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. L. de Leon, naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

Namens verdachte is onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. De rechtbank heeft verdachte echter vrijgesproken van het onder 2 en 3 tenlastegelegde. Gelet op artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) staat voor verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren. Het hoger beroep blijft daarom beperkt tot het onder 1 tenlastegelegde.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte voor het medeplegen van het als ambtenaar opzettelijk verduisteren van geld dat hij in zijn bediening onder zich heeft (feit 1 primair) veroordeeld tot een geldboete van € 200.000,-.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, op neer dat verdachte:
Feit 1:
(primair)Het in vereniging verduisteren van € 19.500.000, welk bedrag [medeverdachte 2] als ambtenaar in zijn bediening onder zich had dan wel
(subsidiair)het wederrechtelijk toe-eigenen van dit bedrag dat zij en/of haar mededaders onder zich had(den) als belastingambtenaar als dan
(meer subsidiair)het wederrechtelijk toe-eigenen van dit geldbedrag, wat zij en/of haar mededaders onder zich had(den) anders dan door misdrijf als dan
(meest subsidiair)door oplichtingsmiddelen de belastingdienst bewogen te hebben tot afgifte van dit geldbedrag.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - dat:
1. primair
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 mei 2014 tot en 1 juli 2014 in de [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] , die toen werkzaam was als ambtenaar van de belastingdienst en die opzettelijk geld of geldwaardig papier, dat hij in zijn bediening onder zich had, heeft verduisterd of heeft toegelaten dat het door een ander weggenomen of verduisterd werd, door het doen van een (onverschuldigde) betaling van een geldbedrag van EUR 19.500.000, althans van enig geldbedrag ten gunste van [BV 1] en/of [BV 2] ;
1. subsidiair
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 mei 2014 tot en met 1 juli 2014 in de [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een geldbedrag van EUR 19.500.000, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de Belastingdienst, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en welk geldbedrag, althans welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als belastingambtenaar, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
1. meer subsidiair
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 mei 2014 tot en met 1 juli 2014 in de [gemeente] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een geldbedrag van EUR 19.500.000, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de belastingdienst, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk geldbedrag, althans welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) anders dan door misdrijf, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
1. meest subsidiair
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 mei 2014 tot en met 1 juli 2014 in de [gemeente] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Belastingdienst heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van EUR 19.500.000, althans van enig geldbedrag, in elk geval van enig goed,
hebbende zij, verdachte, en/of haar mededader(s) met voren omschreven oogmerk -- zakelijk weergegeven -- valselijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
in het belastingsysteem VBN (belastingsysteem dat wordt gebruikt om aanslagen en verminderingen Vennootschapsbelasting te verwerken) een bezwaarscherm aangemaakt met betrekking tot het boekjaar 2012 voor [BV 1] , en als datum binnenkomst van het bezwaarschrift 26 mei 2014 opgevoerd, met code 040 (ambtshalve bezwaar), en/of vervolgens de elementen van de aanslag veranderd door de opdrachtcode 51 (herziening definitief geregeld jaar) in te voeren en bij verrekende dividendbelasting en/of kansspelbelasting EUR 19.500.000 ingevuld, hetgeen geleid heeft tot betaling van EUR 19.500.000,
waardoor de Belastingdienst werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 1 meest subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt als volgt.
In de onder 1 tenlastegelegde varianten is steeds het medeplegen van verdachte tenlastegelegd. Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Uit het dossier en uit de door medeverdachte [medeverdachte 2] afgelegde bekennende verklaringen blijkt dat [medeverdachte 2] een bedrag van € 19.500.000,- dat hij als ambtenaar van de Belastingdienst onder zich had, heeft verduisterd. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij uit onvrede over zijn werkomstandigheden op het idee is gekomen om de Belastingdienst op te lichten, maar hij kon het geld niet op zijn eigen rekening laten storten, omdat het een particuliere rekening is en de bank dan zou gaan ‘fluiten’. Hij had een rekening van een bedrijf nodig en heeft medeverdachte [medeverdachte 1] daartoe benaderd. [medeverdachte 1] gaf [medeverdachte 2] vervolgens aan dat het geld naar [BV 1] kon.
[BV 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van [BV 2] en [BV 3] . [naam] is een handelsnaam van [BV 3] . Enig aandeelhouder en bestuurder van [BV 1] is [BV 4] Enig aandeelhouder en bestuurder van [BV 4] is medeverdachte [medeverdachte 1] .
Omdat [BV 1] geen bankrekening had, maar [BV 2] wel, werd het geld dat [medeverdachte 2] heeft verduisterd, gestort op de zakelijke rekening van [BV 2] .
De verduistering van het geld door [medeverdachte 2] werd voltooid op het moment dat de overschrijving van dit bedrag vanaf de rekening van de Belastingdienst op de rekening van [BV 2] werd verricht. Overschrijving van dit bedrag naar iedere andere zakelijke rekening van een besloten vennootschap had hiervoor kunnen volstaan.
Uit de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt dat het ter beschikking stellen van de bankrekening van [BV 1] / [BV 2] enkel noodzakelijk was om het geld weg te sluizen.
De handelingen die [medeverdachte 2] uitvoerde waren essentieel om de verduistering te verrichten, terwijl [medeverdachte 1] enkel heeft ingestemd met het gebruik van zijn zakelijke bankrekening. [medeverdachte 1] en [BV 1] hebben verder geen intellectuele of materiële bijdrage geleverd aan het door [medeverdachte 2] opgevatte plan van verduistering.
Het enkel ter beschikking stellen van een rekening is een onvoldoende wezenlijke bijdrage aan voornoemde verduistering om deze handeling van [medeverdachte 1] namens verdachte te kunnen kwalificeren als medeplegen. Het hof is wel van oordeel dat de bijdrage van verdachte gekwalificeerd kan worden als medeplichtigheid aan het onder 1 primair tenlastegelegde, maar dit is niet tenlastegelegd.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het onder 1 tenlastegelegde is naar het oordeel van het hof van onvoldoende gewicht. Daarom zal verdachte integraal worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair en meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan
vrij.
Aldus gewezen door
mr. C.H. Zuur, voorzitter,
mr. S. Bek en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.H. Salvino, griffier,
en op 5 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.