ECLI:NL:GHARL:2025:5941

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
200.349.040
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep inzake de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van twee minderjarige kinderen. De man en de vrouw, die de ouders zijn van de kinderen, hebben in eerste aanleg een beschikking gekregen van de rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2024. De man heeft in hoger beroep verzocht om een herziening van de hoogte van de bijdrage die hij aan de vrouw moet betalen. Tijdens de procedure in hoger beroep hebben beide partijen overeenstemming bereikt over de bijdrage die de man aan de vrouw moet betalen voor de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat de afspraken van partijen in overeenstemming zijn met de behoefte van de kinderen en de draagkracht van beide ouders. Op basis van deze overeenstemming heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de man vanaf 27 mei 2024 een bedrag van € 375,- per kind per maand moet betalen aan de vrouw. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan op 30 september 2025, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.349.040
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 576080)
beschikking van 30 september 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. W. Vahl,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: vrouw,
advocaat: mr. K.J. de Vaan.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 23 augustus 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 november 2025;
  • het verweerschrift met een productie;
  • een journaalbericht namens de man van 18 september 2025;
  • een journaalbericht namens de vrouw van 18 september 2025.

3.De feiten

De man en de vrouw zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2020, en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2023.
De kinderen wonen bij de vrouw.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Blijkens de hiervoor onder 2. genoemde correspondentie hebben partijen overeenstemming bereikt over de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage kosten in de verzorging en opvoeding van de kinderen. Zij verzoeken het hof een beslissing te geven overeenkomstig deze afspraken. Hieruit leidt het hof af dat partijen hun verzoek in hoger beroep dienovereenkomstig hebben gewijzigd. Het hof acht de afspraken van partijen in overeenstemming met de behoefte van de kinderen en de draagkracht van partijen.
4.2
Gelet hierop zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 23 augustus 2024, enkel voor wat betreft de hoogte van de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
beslist dat de man vanaf 27 mei 2024 een bedrag van € 375,- per kind per maand moet betalen aan de vrouw, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ;
beslist dat de man de toekomstige termijnen telkens voor de eerste van de maand moet betalen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, R. Feunekes en K.A.M. van Os-ten Have bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 30 september 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.