ECLI:NL:GHARL:2025:5804

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
21-004100-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging en diefstal met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor openlijke geweldpleging in een café in Soest op 26 november 2023 en voor diefstal uit een woning in Den Dolder op 30 januari 2024. De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld, maar het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd. De verdachte heeft een gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd gekregen voor beide feiten. Tijdens de zitting is het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging door een kopstoot te geven aan het slachtoffer en dat hij betrokken was bij de diefstal van sieraden uit de woning van een benadeelde partij. De vordering van de benadeelde partij voor schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, terwijl de vordering van een andere benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard. Het hof heeft de strafoplegging gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004100-24
Uitspraakdatum: 18 september 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 23 september 2024 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers
16-081309-24 en 16-083663-24, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
wonende te [woonadres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 september 2025.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. C.C. Polat, en de medewerkster van Slachtofferhulp Nederland, mw. [naam] , namens de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter heeft de verdachte in de hoofdzaak met parketnummer 16-081309-24 voor diefstal in een woning en in de gevoegde zaak met parketnummer 16-083633-24 voor openlijke geweldpleging, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Verder heeft de rechtbank in zaak 16-081309-24 de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter hoogte van € 1.034,74 volledig toegewezen, en in de zaak 16-083663-24 is de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-081309-24:
primair
hij op of omstreeks 26 november 2023 te [gemeente] openlijk, te weten, in het café [naam café] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [benadeelde partij 1] door die [benadeelde partij 1]
- een kopstoot in het gezicht, althans tegen het hoofd, te geven, en/of
- tegen het hoofd te stompen en/of te slaan;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 26 november 2023 te [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen, [benadeelde partij 1] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 1] te
slaan en/of te schoppen en/of een of meer kopstoten te geven
Zaak met parketnummer 16-083663-24 (gevoegd):
hij op of omstreeks 30 januari 2024 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente] , in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [gemeente] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- één of meerdere horloges,
- één of meerdere sierraden (meerdere kettingen, oorsieraden en/of armbanden),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs

In de zaak met parketnummer 16-081309-24

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Volgens de verdediging kan niet onomstotelijk worden vastgesteld dat verdachte de persoon is die de kopstoot gaf. Aan de herkenning van verdachte op de camerabeelden door de verbalisanten kleven gebreken en verdachte is ook niet te herkennen op de stills van de camerabeelden. Er kan niet worden gesproken van een spontane en onafhankelijke herkenning van verdachte door verbalisant.
Oordeel van het hof [1]
Aangever [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat hij in de nacht van 26 november 2023 op stap was in café [naam café] in [gemeente] . Aangever zag daar rond 03:00 uur een vrouw op een barkruk zitten terwijl een aantal mannen om haar heen hingen. Omdat de vrouw er niet erg blij uit zag, besloot aangever een gesprek met haar te voeren. Hij dacht dat de omstaande mannen opeens vertrokken waren, maar na een aantal minuten kwam er een licht gezette man (door aangever aangeduid als man 1) naar hem toe en vroeg of hij problemen zocht. Aangever moest meelopen en bij de bar ontstond een woordenwisseling. Bij man 1 had zich intussen nog een kleine, smalle man (man 2) gevoegd. Op een gegeven moment zag aangever dat man 1 zijn hoofd naar achter hield en vervolgens met kracht tegen zijn hoofd aanstootte. Aangever voelde pijn aan zijn neus en zag bloed afkomstig van zijn neus op zijn hand. Aangever deed een stap naar achter en kreeg vervolgens van man 2 een harde klap op zijn achterhoofd. [2]
Naar aanleiding van het geweldsincident zijn de camerabeelden van café [naam café] in [gemeente] bekeken door verbalisant [verbalisant] . Verdachte 1 wordt door [verbalisant] omschreven als een lange man met een gezet postuur. Verdachte 2 wordt door [verbalisant] omschreven als een kleine man met een normaal postuur. De camerabeelden geven de datum 26 november 2023 aan. Verbalisant [verbalisant] ziet dat verdachte 1 het slachtoffer als eerste een kopstoot geeft. Dit gebeurt op het tijdstip 03:09:45. [verbalisant] ziet daarna dat verdachte 2 het slachtoffer met beide armen naar achter trekt en daarna met een gebalde rechtervuist met kracht uithaalde naar het hoofd van het slachtoffer. Dit gebeurt op het tijdstip 03:09:47. [3]
De man omschreven als man 1 door aangever en als verdachte 1 door verbalisant [verbalisant] heeft verbalisant [verbalisant] op de camerabeelden herkend als [verdachte] . [verbalisant] heeft [verdachte] herkend aan zijn algehele gelaat, zijn haardracht, zijn gezette figuur en zijn manier van lopen. [verbalisant] herkende [verdachte] doordat hij deze meerdere malen heeft gecontroleerd in zijn rol als hoofdagent, waarbij hij [verdachte] heeft gezien en gesproken. [4] Daarnaast was hij een paar weken eerder ter plaatse bij een steekpartij waar [verdachte] het slachtoffer was. [5]
Verbalisant [verbalisant] heeft de bewegende camerabeelden van het geweldsincident ook bekeken. [verbalisant] heeft de man die de kopstoot gaf herkend als [verdachte] . [verbalisant] herkende [verdachte] aan zijn haardracht, de vorm van zijn gezicht en zijn gezette postuur. [verbalisant] is werkzaam als wijkagent in [gemeente] en heeft in die rol meerdere malen met [verdachte] gesproken. [6]
De barmedewerkster [naam] heeft verdachte tot slot ook herkend omdat hij vaker overlast had veroorzaakt in [naam café] . Zij heeft dit verteld aan [verbalisant] . [7]
Overweging
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt het hof vast dat verdachte degene is geweest die de kopstoot heeft gegeven. Het hof heeft geen reden om aan de herkenning van de verbalisanten en de mededeling van de barmedewerkster te twijfelen. Vanwege de betrokkenheid van een tweede persoon en het publieke karakter van de horecagelegenheid is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een openlijke geweldpleging en komt het tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.

In de zaak met parketnummer 16-083663-24 (gevoegd)

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om verdachte te veroordelen. De verdachte kan niet in de woning worden geplaatst, nu de DNA-sporen alleen op de balkonrand zijn aangetroffen. Daarnaast kan niet uit het DNA-onderzoek worden opgemaakt dat het gaat om DNA dat niet verplaatsbaar kan zijn. Secundaire overdracht van het DNA van verdachte, door bijvoorbeeld het uitlenen van handschoenen, kan niet worden uitgesloten. Er zijn verder geen bewijsmiddelen die verdachte bij de woning plaatsen.
Oordeel van het hof [8]
Aangeefster [benadeelde partij 2] heeft op 30 januari 2024 omstreeks 09.00 uur haar woning, gelegen aan de [gemeente] te [plaatsnaam] , verlaten. De woning was afgesloten en de ramen waren dicht. Omstreeks 19.45 uur keerde de aangeefster terug bij haar woning. Zij zag dat de keukendeur open was en dat er spullen naast de kast lagen. De achterdeur was ook open. Aangeefster zag door het raam dat er een ladder tegen haar balkon aan stond. Aangeefster is boven in de woning gaan kijken, zij zag dat haar sieradendoosje was leeggehaald. [9] In het sieradendoosje zaten meerdere kostbare sieraden, waaronder armbanden, kettingen, oorsieraden en horloges. [10]
Naar aanleiding van de diefstal heeft er forensisch onderzoek plaatsgevonden aan de woning gelegen op de locatie [gemeente] te [plaatsnaam] . Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] hebben het forensisch onderzoek uitgevoerd. Zij zagen op de balustrade van het balkon aan de achterzijde van de woning greepsporen in de groene aanslag. Links op de zinken balkonrand zijn sporen epitheel veiliggesteld met een wattenstaafje (SIN AARK4259NL). Volgens verbalisanten gaat het om een daderspoor. De verbalisanten achten het aannemelijk dat de dader vanuit de achtertuin met behulp van de houten ladder op het balkon is geklommen. Zij stellen vast dat het linker bovenlicht op het balkon is geforceerd. Zo kon de balkondeur van binnenuit worden geopend. [11]
De veiliggestelde sporen zijn onderzocht door The Maastricht Forensic Institute B.V. (TMFI). Het spoor met kenmerk AARK4259NL betreft een DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. Het DNA-profiel afkomstig van het spoor is vergeleken met de DNA-profielen van personen opgenomen in de DNA-databank voor strafzaken. [verdachte] (geboren op [geboortedatum] 1998, identiteitszegel RABQ4166NL) is naar voren gekomen als mogelijke donor van het aangetroffen celmateriaal. De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker (> 1.000.000) wanneer hypothese 1 (het spoor bevat DNA afkomstig van [verdachte] en één onbekende, niet verwante persoon) juist is, dan wanneer hypothese 2 (het spoor bevat DNA afkomstig van twee onbekende, niet verwante personen) juist is. [12]
Overweging
Uit het voorgaande blijkt dat uit de woning van [benadeelde partij 2] verschillende sieraden en horloges zijn gestolen. De diefstal is uitgevoerd door op het balkon te klimmen, daar een bovenlicht te forceren om vervolgens van binnenuit de balkondeur te openen. Op de balustrade van de zinken balkonrand is een DNA-spoor veiliggesteld, dit spoor past bij het klimmen op het balkon met een ladder, om vervolgens via de balkondeur zich de toegang tot de woning te verschaffen. Hieruit leidt het hof af dat dit spoor is geplaatst door de dader. Uit onderzoeksbevindingen van het TMFI leidt het hof af dat een van de donoren van dit spoor verdachte is. Op basis hiervan is het hof van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal uit een woning.
De verdediging heeft ter terechtzitting bij het hof aangevoerd dat het DNA van verdachte mogelijk is aangetroffen op de balkonrand door secundaire overdracht via een werkhandschoen. De verdediging heeft echter geen concreet en verifieerbaar scenario voor de overdracht van het DNA-spoor aangevoerd. Verdachte heeft bij de politie gesteld dat het niet kan dat zijn vingerafdrukken zijn aangetroffen en aangegeven geen vragen te willen beantwoorden over de tenlastegelegde inbraak. Hij heeft ook overigens geen concrete en verifieerbare feiten gesteld die dit scenario ondersteunen Het hof acht hierdoor het secundaire overdracht-scenario verder niet aannemelijk, gelet op het gebrek aan detail en verifieerbaarheid.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-081309-24 primair en in de zaak met parketnummer 16-083663-24 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 16-081309-24:
primair
hij op
of omstreeks26 november 2023 te [gemeente] openlijk, te weten, in het café [naam café] , in elk geval
op of aan de openbare weg en/ofop een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon
en/of een goedte weten [benadeelde partij 1] door die [benadeelde partij 1]
- een kopstoot
in het gezicht, althanstegen het hoofd, te geven, en
/of
- tegen het hoofd te stompen
en/of te slaan;
Zaak met parketnummer 16-083663-24 (gevoegd):
hij op
of omstreeks30 januari 2024 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente] , in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te wetenaan de [gemeente] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
-
één ofmeerdere horloges,
-
één ofmeerdere sierraden (meerdere kettingen, oorsieraden en/of armbanden),
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [benadeelde partij 2]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 16-081309-24 primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het in de zaak met parketnummer 16-083663-24 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, ruimte is om af te wijken van de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) en verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte woont bij zijn partner, heeft een zoontje van twee jaar en werkt als pakketbezorger. Wanneer er een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, zal hij zijn baan verliezen en wordt het contact met zijn zoontje moeilijk. Er kan worden volstaan met een taakstraf gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Indien het taakstrafverbod van toepassing is, verzoekt de raadsman om slechts een beperkt deel van de gevangenisstraf onvoorwaardelijk op te leggen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging
tegen aangever [benadeelde partij 1] , door hem een kopstoot in het gezicht te geven en tegen het hoofd te stompen. Hierbij heeft [benadeelde partij 1] letsel opgelopen waarvan hij nog steeds last heeft, volgens zijn vertegenwoordiger ter zitting. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het ging om uitgaansgeweld in een café in [gemeente] . Dit soort uitgaansgeweld heeft niet alleen een grote invloed op het slachtoffer maar ook op degenen die er ongewild getuige van zijn. Ook bij hen kan door het handelen van verdachte een gevoel van onveiligheid zijn ontstaan. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan diefstal in een woning. Met zijn handelswijze heeft hij niet alleen inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van een ander, maar ook een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. Juist op een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen.
Het hof heeft gelet op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 5 augustus 2025, waaruit blijkt dat verdachte meermaals eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, waaronder geweldsdelicten en een inbraak. Tevens is het taakstrafverbod van toepassing. Artikel 63 Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS, waarvoor bij het insluipen van een woning bij recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden als uitgangspunt geldt.
De verdediging zegt dat het leven van verdachte is veranderd nu hij een zoontje heeft, maar ten tijde van de feiten had verdachte al een zoontje. Dat heeft verdachte niet tegengehouden om opnieuw de fout in te gaan. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen reden om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof is concluderend van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden passend en geboden is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De vordering
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 1.034,74 (€ 234,74 aan materiële schade en € 800,- aan immateriële schade). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en de vordering gehandhaafd.
Ter terechtzitting is door mevrouw [naam] aangevoerd dat benadeelde partij nog altijd een (voor hemzelf) zichtbaar litteken op zijn neus heeft en daarnaast een dof gevoel in het puntje van zijn neus heeft.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen conform de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft primair verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair refereert de verdediging aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-081309-24 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op het door verdachte toegepaste geweld en de door benadeelde partij voldoende onderbouwde schadeposten wijst het hof het gevorderde materiële schadebedrag geheel toe.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft gesteld dat hij op de voet van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW), recht heeft op vergoeding van geleden immateriële schade.
De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-081309-24 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden door de geweldshandelingen van verdachte. Het hof wijst de vordering tot immateriële schade geheel toe.
Voor zowel het materiële als het immateriële deel is verdachte tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2023.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De vordering
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt voor verschillende goederen in totaal € 2.058,43 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Oordeel van het hof
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade is veroorzaakt door het in de zaak met parketnummer 16-083663-24 bewezenverklaarde handelen van verdachte.
Het hof is van oordeel dat het rechtstreeks verband tussen de materiële schade en het
bewezenverklaarde feit niet kan worden vastgesteld. Er lijkt veel meer hang- en sluitwerk te zijn vervangen dan het geforceerde raam. Tevens blijkt dat het grootste deel van de gevorderde schade van de sloten en weggenomen sieraden al is vergoed door de verzekeraar. Bij gebrek aan meer informatie hierover kan het hof niet vaststellen of benadeelde daadwerkelijk meer dan de al vergoede schade heeft geleden. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 141 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-081309-24 primair en in de zaak met parketnummer 16-083663-24 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-081309-24 primair en in de zaak met parketnummer 16-083663-24 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-081309-24 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.034,74 (duizend vierendertig euro en vierenzeventig cent) bestaande uit € 234,74 (tweehonderdvierendertig euro en vierenzeventig cent) materiële schade en € 800,00 (achthonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-081309-24 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.034,74 (duizend vierendertig euro en vierenzeventig cent) bestaande uit € 234,74 (tweehonderdvierendertig euro en vierenzeventig cent) materiële schade en € 800,00 (achthonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 26 november 2023.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. O.O. van der Lee, voorzitter,
mr. Th.C.M. Willemse en mr. R.W.E. van Leuken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. Jansen, griffier,
en op 18 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 18 september 2025.
Tegenwoordig:
mr. S. Taalman, voorzitter,
mr. T.C. Pastoor, advocaat-generaal,
mr. M.A.J.H. Muurmans, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] , van de Eenheid Midden-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0900-2023362495, gesloten op 9 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 7-8.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 92-96.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 13.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 13.
8.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] , van de Eenheid Midden-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0900-2024031602, gesloten op 20 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
9.Het proces-verbaal van aangifte, p. 6 t/m 7.
10.Bijlage goederen, p. 8 t/m 20.
11.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek van de woning ( [gemeente] [plaatsnaam] ), p. 38 t/m 40.
12.Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van 9 februari 2024 door dr. [naam] , p. 34 t/m 37.