Uitspraak
[verzoekster],
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling van het verzoekDe ontvankelijkheid van het verzoek
De gronden van het wrakingsverzoek
Het standpunt van verweerders
De inhoudelijke beoordeling van het verzoek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Op 22 september 2025 heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het verzoek tot wraking van de raadsheren F. van der Maden, A.J. Rietveld en A. Meester afgewezen. Verzoekster, die betrokken was bij een strafzaak onder parketnummer 21-002887-24, had op 8 augustus 2025 een schriftelijk verzoek tot wraking ingediend. Zij stelde dat de raadsheren zich onvoldoende bewust waren van hun eigen vooroordelen, wat volgens haar leidde tot een schijn van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die deze vrees objectief rechtvaardigen. De vragen die de raadsheren aan verzoekster stelden, werden als passend en professioneel beoordeeld, en er werd geen bewijs gevonden voor de gestelde vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De conclusie was dat de aangevoerde feiten geen grond vormden voor wraking, en het verzoek werd afgewezen. De beslissing werd genomen door de leden van de wrakingskamer en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.