ECLI:NL:GHARL:2025:5759

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
21-000707-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring zware mishandeling met glas en geslaagd beroep op noodweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van zware mishandeling, waarbij hij op 27 april 2023 in een uitgaansgelegenheid met een glas in het gezicht van de benadeelde partij heeft geslagen, wat resulteerde in meerdere sneeën in het gezicht van de benadeelde. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 120 uren, en de vordering van de benadeelde partij was gedeeltelijk toegewezen. In hoger beroep heeft de verdachte een beroep op noodweer gedaan, stellende dat hij zich moest verdedigen tegen een agressieve benadeelde partij. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, maar dat zijn reactie met het glas niet disproportioneel was. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is, omdat zijn handelen onder de noodzakelijke verdediging valt. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de verdachte van alle rechtsvervolging is ontslagen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000707-24
Uitspraakdatum: 19 september 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 9 februari 2024 met parketnummer 18-180983-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het primair tenlastegelegde tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en tot een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. E. van der Meer, en de advocaat van de benadeelde partij, mr. Y.G. de Barbanson, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte voor het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en tot een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis. Verder heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van
€ 851,45, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoeding. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een ander oordeel komt ten aanzien van de strafbaarheid van het feit. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 27 april 2023 te [plaats] aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere sneeën in het gezicht, heeft toegebracht door (met kracht) met een glas tegen het gezicht en/of hoofd van die [benadeelde] te slaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 27 april 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (met kracht) met een glas tegen het gezicht en/of hoofd van die [benadeelde] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 27 april 2023 te [plaats] [benadeelde] heeft mishandeld door (met kracht) met een glas tegen het gezicht en/of hoofd van die [benadeelde] te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere sneeën in het gezicht ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

Het hof stelt op grond van het dossier vast dat verdachte op 27 april 2023 aangever [benadeelde] met een glas tegen het gezicht heeft geslagen. Verdachte heeft dit zelf ook erkend en in hoger beroep zijn door of namens hem geen bewijsverweren gevoerd.
Het hof is van oordeel dat verdachte, door met een glas in het gezicht van aangever te slaan, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangever daardoor zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Verdachtes (voorwaardelijk) opzet was daarop dus gericht. Het letsel dat aangever daaraan heeft overgehouden, meerdere sneeën in het gezicht, resulterend in blijvende ontsierende littekens in het gelaat, merkt het hof aan als zwaar lichamelijk letsel. Het hof acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 27 april 2023 te [plaats] aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere sneeën in het gezicht, heeft toegebracht door met een glas tegen het gezicht van die [benadeelde] te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Primair: zware mishandeling.

De beslissing van het hof op het beroep van verdachte op het recht van zelfverdediging
Verdachte heeft verklaringen afgelegd die erop neerkomen dat hij zich tegen aangever heeft moeten verdedigen. Namens hem is een beroep op noodweer gedaan.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich weliswaar in een noodweersituatie heeft bevonden, maar dat zijn handelen, in het gezicht slaan met een glas, niet voldeed aan de eisen van proportionaliteit.
Het hof gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden. Verdachte is op 27 april 2023 uitgegaan in [uitgaansgelegenheid] te [plaats] . Hij heeft eerder die dag wiet gebruikt, maar geen alcohol genuttigd. Op enig moment raakt hij bij de muntenkassa in gesprek met een oude bekende. Aangever [benadeelde] is ook in [uitgaansgelegenheid] aanwezig en was naar eigen zeggen onder invloed van 8 tot 10 glazen jenever-rivella en twee lijntjes cocaïne. Volgens een beveiliger van de club gedroeg hij zich eerder op de avond al irritant en ook hebben meerdere bezoekers gemeld dat hij zich al de hele avond vervelend gedroeg en mensen aan het uitlokken was. Aangever heeft zich bij de muntenkassa met het gesprek van verdachte en zijn oude bekende bemoeid en er is een onaangename woordenwisseling ontstaan, waarbij aangever in elk geval tegen verdachte heeft gezegd dat hij moet ‘opdonderen.’ Verdachte heeft zich uit die situatie begeven en is verderop in de club nabij de toiletten met zijn rug naar een muur gaan staan met een glas drinken in zijn hand. Aangever is vervolgens door een beveiliger weggestuurd bij de muntenkassa, waarop hij gelijk naar verdachte is gelopen en agressief deed naar verdachte. De beveiliger liep op dat moment achter aangever aan, omdat hij aangever de club wilde uitzetten. Verdachte heeft op het gedrag van aangever gereageerd door met zijn hand, met daarin het glas, tegen het gezicht van aangever te slaan. Aangever heeft als gevolg daarvan sneeën in zijn gezicht opgelopen en verdachte zelf een diepe snee in zijn hand. Aangever is een kop groter dan verdachte; aangever is 1.63 meter lang en verdachte is ten minste 1.80 meter lang.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat aangever onder invloed van middelen voortdurend uit is geweest op een confrontatie, en dat verdachte zich daaraan juist heeft willen onttrekken door van aangever weg te lopen en elders in de club te gaan staan. Aangever heeft vervolgens echter voor een tweede maal de confrontatie met verdachte gezocht door agressief op hem af te lopen en hem tot dichtbij te naderen. Verdachte heeft verklaard dat aangever hem in zijn gezicht spuugde en een kopstoot probeerde te geven. Het hof acht voldoende aannemelijk geworden dat aangever in de richting van verdachte spuugde en dat (daarbij) een beweging als die van een kopstoot is gemaakt. Het hof is, evenals de advocaat-generaal en de raadsman, van oordeel dat gelet op de hiervoor beschreven context waarin dit gebeurde, sprake was van onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachtes eigen lijf. Verdachte is ongevraagd en onverwacht door aangever in een situatie gebracht waarin hij met agressie werd geconfronteerd en in een split-second moest beslissen hoe hij op het gedrag van aangever zou reageren.
Aan de eisen van subsidiariteit is naar het oordeel van het hof voldaan, nu van verdachte redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat hij op dat moment overzag of hij zich in de besloten ruimte van de club te midden van andere bezoekers wellicht opnieuw aan de confrontatie kon onttrekken.
Verdachte is rechtshandig en heeft met zijn rechterhand een klap uitgedeeld, terwijl hij daarmee op dat moment ook zijn drinkglas vasthield, zoals in een club niet ongebruikelijk is. Het hof acht weliswaar bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het plegen van de ten laste gelegde zware mishandeling, maar daarmee komt het hof nog niet tot het oordeel dat verdachte disproportioneel op de aanval door aangever reageerde. Verdachte mocht zich verdedigen en heeft ten gevolge van het door aangever veroorzaakte acute gevaar snel moeten handelen en zodoende niet de tijd gehad om zich te vergewissen van andere mogelijkheden om zich te verdedigen, laat staan die tegen elkaar af te wegen. Het duwen/slaan door verdachte is op zichzelf beschouwd een proportionele reactie. Het feit dat hij een glas in zijn hand had, stond volledig los van de aanval door aangever. Objectief bezien was volkomen normaal dat verdachte een glas in de hand had. Naar het oordeel van het hof heeft verdachte dit glas niet bewust als wapen willen gebruiken. Hoewel achteraf beschouwd de door verdachte gekozen wijze van verdedigen niet optimaal is geweest, is het hof van oordeel dat zijn handelen in de specifieke omstandigheden van dit voorval voldoet aan de eisen van proportionaliteit.
Het hof komt, gelet op het voorgaande, tot de slotsom dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan, terwijl dat was geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Het beroep op noodweer slaagt. Het bewezenverklaarde en gekwalificeerde feit levert daarom geen strafbaar feit op en de verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.444,45. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 851,45. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake van het primair bewezenverklaarde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. Z.J. Oosting, en mr. E.W. van Weringh raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 19 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.