ECLI:NL:GHARL:2025:5729

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
21-003887-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van overtreding van de Opiumwet met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1972 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden voor het medeplegen van het vervoeren en voorhanden hebben van een grote hoeveelheid amfetamine en methamfetamine. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de straf verlaagd naar tien maanden, met aftrek van het voorarrest, vanwege overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De zaak kwam aan het licht na een melding van de verhuurder van een loods, waar blauwe vaten met een chemische geur werden aangetroffen. De verdachte en een medeverdachte werden herkend op camerabeelden en er werd DNA-materiaal van de medeverdachte aangetroffen op handschoenen die op de vaten lagen. Het hof oordeelde dat de verdachte en de medeverdachte zich schuldig hadden gemaakt aan het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van drugsafval, wat een ernstig delict is. De strafoplegging is mede gebaseerd op de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003887-23
Uitspraakdatum: 18 september 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 16 augustus 2023 met parketnummer 18-146773-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1972,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier in Nederland.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde (medeplegen van het vervoeren en voorhanden hebben van verdovende middelen) tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. N.J.H. Lina, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 16 augustus 2023, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een iets andere bewijsconstructie en andere strafoplegging komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 april 2020 tot en met 3 mei 2020 te [plaatsnaam] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of methamfetamine (van in totaal ongeveer 9800 liter), zijnde amfetamine en/of methamfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft de raadsvrouw om te beginnen aangevoerd dat verdachte niet wist wat in de vaten zat die in de loods stonden. Hij heeft deze niet in de loods gezet en weet ook niet wie dit wel heeft gedaan. De processen-verbaal met hierin de verklaringen van [getuige] zijn verder verkeerd weergegeven door de verbalisanten en moeten van het bewijs worden uitgesloten, in elk geval voor wat betreft het onderdeel over
hoede vaten in de loods gekomen zijn. Dit te meer nu uit de inhoud van de later bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van [getuige] een geheel andere lezing volgt.
Oordeel van het hof
Het hof komt op basis van de hiernavolgende bewijsmiddelen tot bewezenverklaring dat verdachte – kort gezegd- met een ander grote hoeveelheden vloeistof - bevattende amfetamine en methamfetamine – vervoerd en voorhanden heeft gehad.
De door het hof gebezigde bewijsmiddelen
1. De door verdachte ter terechtzitting van de rechtbank van 2 augustus 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben meermalen in de loods aan de [adres] te [plaatsnaam] geweest. Ik herken mezelf en [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) op de in het dossier aanwezige screenshots van camerabeelden van het terrein. Ik heb een auto gehuurd bij Europcar; het kan zijn dat dit was op 15 en 16 april 2020. Ik heb met [medeverdachte] door heel Noord-Nederland gereden voor klussen. Er waren drie sleutels van de loods aan de [adres] ; ik had een van die sleutels. Ik ben samen met [medeverdachte] in de loods geweest.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 mei 2020, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020114618 d.d. 8 juni 2021, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op zondag 3 mei 2020 kwam er een melding binnen van de verhuurder van een loods, gevestigd aan de [adres] te [plaatsnaam] , dat deze verhuurder daar binnen blauwe vaten had aangetroffen en dit niet vertrouwde. Op zondag 3 mei 2020, omstreeks 21.01 uur, kwamen wij, verbalisanten, ter plaatse. Toen wij de loods betraden zagen wij recht voor ons in de hoek (rechtsachter) een groot donkerkleurig zeil ergens overheen liggen. Wij hebben het zeil aan de linkerzijde benaderd, opgetild en de blauwe vaten gezien.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 mei 2020 met bijlagen, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Begin april 2020 werd ik gebeld door [medeverdachte] . [medeverdachte] vertelde dat hij opslag zocht voor diverse goederen zoals aanhangwagens, luchtkussens. Ik ontmoette [medeverdachte] de volgende dag. Ik heb [medeverdachte] twee sleutels van de loods gegeven. We spraken af dat de huur per 15 april 2020 in zou gaan. Ik sprak met [medeverdachte] af dat ik aan het begin van iedere maand een huur van 985,- euro exclusief btw wilde hebben. Op vrijdag 17 april 2020 werd ik gebeld door [medeverdachte] . Hij vroeg om een reservesleutel. Bij de loods zag ik [medeverdachte] samen met een andere man. We zijn vervolgens nog even in de loods geweest. Achteraf kan ik u zeggen dat toen al de vaten onder het zwarte dekzeil moeten hebben gelegen. Ik heb toen de vaten niet gezien maar wel dat het zwarte dekzeil dat over de goederen lag, op dezelfde plek in de loods waar later de vaten werden aangetroffen. De loods was door mij leeg verhuurd aan [medeverdachte] . (…)
Op woensdag 22 april 2020 belde [medeverdachte] mij. Hij wilde de reservesleutel terugbrengen. Omstreeks 18.30 uur verscheen hij bij mij thuis in [plaatsnaam] . Hij was samen met een donkergekleurde man. Zij kwamen in een blauwe Citroën C3. Ik schat deze donkere man ongeveer 40 jaar oud en zijn lichaamslengte is ongeveer 175 cm. Zij hebben mij de sleutel teruggegeven en bleven nog een tijdje praten.
Ik had aan mijn makelaar [naam] te [plaatsnaam] , de opdracht gegeven om een huurcontract op te stellen. Op 2 mei 2020 belde [naam] mij. Hij kon geen Kamer van Koophandel nummer vinden en geen [medeverdachte] . Hij adviseerde mij te kijken naar "op naar groen opgelicht". Wij zagen dat [medeverdachte] op televisie was geweest in januari/februari ter zake oplichting. Wij wisten genoeg en ik ben samen met mijn schoonzoon en mijn vrouw direct naar [plaatsnaam] gereden en hebben in de loods gekeken. Hier zagen wij dus het zwarte dekzeil en mijn schoonzoon heeft onder het zeil gekeken. Hij zag er vele vaten staan.
Ik heb thuis een camera gericht op mijn terrein. Van het bezoek van [medeverdachte] en zijn donkergekleurde kompaan op 22 april 2020 heb ik beelden. Op de beelden is te zien dat beide mannen gebruik maakten van een Citroën C3 voorzien van het kenteken [kenteken] .
U toont mij een foto. Ik herken deze man voor de volledige honderd procent als de man die zich [medeverdachte] noemt en waarover ik hierboven spreek. U toont mij een andere foto. Volgens mij is dit de man die bij [medeverdachte] was op 22 april 2020. Hij lijkt er sterk op.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2020, opgenomen op pagina 84 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] toonde ik [getuige] een tweetal politiefoto’s welke bij het proces-verbaal van verhoor zijn gevoegd onder A en B.
Van foto A herkende getuige de afgebeelde persoon als: [medeverdachte] . Ik toonde hem de politiefoto van [medeverdachte] . Van foto B dacht getuige de afgebeelde persoon als zijnde de man met de donkere huidskleur te herkennen waarover hij in zijn verklaring sprak. Ik toonde hem de politiefoto van [verdachte] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2020, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
[getuige] verklaarde dat op woensdag 22 april 2020 er twee mannen bij hem in [plaatsnaam] waren gekomen om de reservesleutel van de loods terug te brengen. Ik zag dat er twee filmfragmenten en vier fotoprints op de USB stick stonden:
Camera l. Te zien is een blauwe personenauto. Citroen C3. Later op de beelden is te zien dat het voertuig is voorzien van het kenteken [kenteken] .
Camera 2: Te zien is dat er twee mannen in beeld komen. Een blanke man gekleed in een blauwe tuinbroek. Hij draagt een donkere pet. De tweede persoon is een man met donkere huidskleur gekleed in een wit shirt, blauwe spijkerbroek.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2020, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 4 mei 2020 is er door verbalisanten (…) gesproken met een getuige. (…) Ik heb telefonisch contact gelegd met dhr. [getuige] . In overeenstemming met de getuige heb ik telefonisch zijn verklaring afgenomen. Samengevat hoorde ik de getuige verklaren:
Ik ben eigenaar van het bedrijf [naam bedrijf] gevestigd aan de [adres] te [plaatsnaam] . Ik heb vanuit mijn kantoor zicht op de loods gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam] . Op een zaterdag, ik vermoed 11 april 2020, heb ik de huurbaas bij de loods gezien. Hij werd vergezeld door twee mannen. Ik kan deze als volgt omschrijven:
Man 1
- Donkere huidskleur
- Ongeveer 180 cm lang
- Steviger postuur
- Ongeveer 40 jaar oud
Man 2
- Blanke huidskleur
- Langer dan man 1
- Mager postuur
- Beetje junk-achtig uiterlijk
- Droeg een petje
Dit was de eerste keer dat ik beide mannen zag. Nadien heb ik ze veelvuldig bij de loods gezien. Ik had vanaf het begin al een onderbuikgevoel bij deze mannen. Ze deden overdreven vriendelijk, zwaaiden. In de dagen hierna heb ik ze meerdere keren bij de loods gezien in een blauw metallic auto. Ze hebben ook twee dagen gebruik gemaakt van een voertuig van Europcar. Vanwege het onderbuikgevoel heb ik het kenteken genoteerd. Dit betreft het kenteken [kenteken] . Ik zag dat er blauwe vaten door de twee bovengenoemde mannen uit het voertuig werden gehaald en in de loods gezet.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2020 met bijlagen, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 7 mei 2020 zijn door Europcar onderstaande gegevens verstrekt:
Het door u genoemde voertuig met kenteken [kenteken] werd vanaf 15 april 2020 te 08.04 uur tot en met 16 april 2020 te 17.50 uur gehuurd op naam van: [verdachte] .
Er is in twee dagen tijd 708 kilometer gereden met het voertuig.
(…)
Met als bijlage een ‘factuur inzake verhuurovereenkomst’
Kenteken: [kenteken]
Merk/Type: Mercedes Sprinter DSL
Categorie: VOKN bestel
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 mei 2020, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij zagen dat het 31 blauwe klemdekselvaten met een inhoudsmaat van 200 liter, 3 blauwe dopvaten met een inhoudsmaat van 200 liter, 9 jerrycans met een inhoudsmaat van 60 liter en 97 jerrycans met een variërende inhoudsmaat van 25 en 30 liter betrof. Wij zagen dat allen aan de buitenzijde vervuild waren en de ons ambtshalve bekende amfetamine geur verspreiden. Wij zagen dat het afval reeds geselecteerd en gescheiden was met betrekking tot de PH-waarde, zijnde: zuren, neutraal en basisch. Uit onderzoek bleek ons dat behoudens één dopvat, die half gevuld was met Formamide, de overige vaten en jerrycans geheel gevuld waren met synthetisch drugsafval afkomstig van de productie van BenzylMethylKeton (BMK) en amfetamine volgens de Leuckart methode.

Inventarisatielijst

SIN
LFO
Omschrijving
AAMG5918NL
D1-A
Bruine vloeistof op een neutrale kleurloze vloeistof in een blauw 200L klemdeksel vat. Vermoedelijk afval wat past bij de omzetting naar BMK (FD-BMK)
AAMG5917NL
D2-A
Bruine vloeistof op een basische kleurloze vloeistof in een blauw 200L klemdekselvat. Vermoedelijk afval wat past bij amfetamine
31 blauwe 200L klemdekselvaten
3 blauwe 200L dopvaten waarvan:
1x, halfvol vat met kleurloze vloeistof (FD-Formamide)
2x geheel gevuld met basische vloeistof verm. Tweede fase afval amfetamine proces
9x 60L vaten geheel gevuld
97 jerrycans 25/30L allen geheel gevuld
9. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 19 juni 2020, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend:

Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en resultaat

Kenmerk
Omschrijving
Resultaat
AAMG5918NL / D1-A
oranje vloeistof, volgens opgave "Bruine vloeistof op een neutrale kleurloze vloeistof in een blauw 200L klemdekselvat. Vermoedelijk afval wat past bij de omzetting naar BMK"
bevat amfetamine en BMK In een waterige vloeistof
AAMG5917NL / D2-A
oranje olieachtige vloeistof en crèmekleurige drijflaag op een kleurloze vloeistof, volgens opgave "Bruine vloeistof op een basische kleurloze vloeistof in een blauw 200L klemdekselvat. Vermoedelijk afval wat past bij amfetamine"
Hiervan werd de olieachtige vloeistof en de kleurloze vloeistof onderzocht.
bevat amfetamine,
metamfetamine en BMK op een sterk alkalische waterige vloeistof

Conclusie

In het onderzoeksmateriaal zijn amfetamine en metamfetamine aangetoond.
Amfetamine en metamfetamine zijn vermeld op lijst I van de Opiumwet.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] [plaatsnaam] ) d.d. 7 mei 2020, opgenomen op pagina 13 e.v. van
voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Nadat de dekkleden door mij waren verwijderd werd er een grote hoeveelheid kunststof vaten/jerrycans, van verschillend formaat, kleur en type, zichtbaar. Ter plaatse werd door mij een chemische lucht waargenomen.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] [plaatsnaam] ) d.d. 7 mei 2020, opgenomen op pagina 13 e.v. van
voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Nadat de dekkleden door mij waren verwijderd werd er een grote hoeveelheid kunststof vaten/jerrycans, van verschillend formaat, kleur en type, zichtbaar. Ter plaatse werd door mij een chemische lucht waargenomen. Op een van de ronde vaten lagen twee paar handschoenen, welke door mij veilig werden gesteld en aansluitend in beslag werden genomen.
Goednummer : PL0100-2020114618-1264827
SIN : AAJG4134NL
Object : Handschoen
Kleur : Oranje
Bijzonderheden : Op vat (loods)
Goednummer : PL0100-2020114618-1264829
SIN : AAJG4135NL
Object : Handschoen
Kleur : Oranje
Bijzonderheden : Op vat (loods)
12. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 28 mei 2021, opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend:

Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal

SIN
Omschrijving bemonstering
AAOF3190NL#01
binnenzijde handpalmzijde vingers en aanhechting; AAJG4134NL
AAOF3191NL#01
binnenzijde handpalmzijde vingers en aanhechting; AAJG4135NL

Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoekHet DNA-profiel van [medeverdachte] (geboren op [geboortedatum] 1985) is betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek vanwege een overeenkomst in de DNA-databank (zie 'DNA-databank').

In Tabel 2 staan de resultaten vermeld van het DNA-onderzoek en van wie het DNA in de bemonstering afkomstig kan zijn op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek.
Tabel 2 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
SIN
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAOF3190NL#01
één man:
- [medeverdachte]
- meer dan 1 miljard
AAOF3191NL#01
één man (zie toelichting 1):
​​​​​​​- [medeverdachte]
- meer dan 1 miljard
Toelichting:
1. Naast een relatief grote hoeveelheid DNA dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte] , bevat bemonstering AAOF3191NL#01 een relatief kleine hoeveelheid DNA van minimaal één andere (een tweede) persoon. Het DNA-mengprofiel is ten aanzien van deze tweede persoon onvoldoende informatief om te kunnen vaststellen van wie dit DNA afkomstig kan zijn.

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek

AAQF3190NL#01 en AAQF3191NL#01
Dit betreft DNA-profielen van één persoon. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is. De DNA-profielen AAQF3190NL#01 en AAQF3191NL#01 zijn ieder meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van [medeverdachte] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan [medeverdachte] verwante) persoon.
Bewijsoverwegingen
Verklaring van [getuige]
Het hof overweegt als volgt met betrekking tot de bruikbaarheid van hetgeen door de politie met betrekking tot de (telefonische) verklaring(en) van [getuige] is weergegeven.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2020 werd de loods aan de [adres] in [plaatsnaam] ontruimd op diezelfde dag. De daarbij aanwezige verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] werden die dag aangesproken door de eigenaar van het bedrijf gevestigd aan de [adres] in [plaatsnaam] . De man vertelde hen dat de vaten die zijn aangetroffen in het pand, werden uitgeladen uit “een voertuig van Europe car” met “kenteken [kenteken] ”.
Naar aanleiding van deze informatie is vervolgens twee dagen later door verbalisant [verbalisant] telefonisch contact opgenomen met deze man; dit bleek getuige [getuige] te zijn. Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2020 gaf [getuige] in dat gesprek opnieuw hetzelfde kenteken door. [getuige] verklaarde verder dat twee mannen, met een donkere huidskleur en een blanke huidskleur, twee dagen gebruik hebben gemaakt van een voertuig van Europcar. Ook had hij gezien dat die twee mannen blauwe vaten uit de auto hebben gehaald en in de loods hebben gezet.
Met name in het tweede proces-verbaal van bevindingen, het verslag van het telefonisch contact met [getuige] , zijn de door hem genoemde waarnemingen in detail beschreven kort na de ten laste gelegde gedragingen.
Uit het dossier komt verder naar voren dat de verbalisanten naar aanleiding van deze informatie over het voertuig nader onderzoek hebben verricht en Europcar op 7 mei 2020 gegevens heeft verstrekt waaruit blijkt dat het kenteken [kenteken] hoort bij een voertuig dat van 15-04-2020 tot en met 16-04-2020 door ‘ [verdachte] ’ is gehuurd. Op een nadere bevraging heeft Europcar aanvullende gegevens verstrekt waaruit blijkt dat de huurder de verdachte, [verdachte] , betrof.
Het hof stelt voorop dat in het geval van een door een verbalisant op ambtseed opgemaakt proces-verbaal in beginsel wordt uitgegaan van de juistheid daarvan. In dit geval is zelfs sprake van maar liefst drie verbalisanten die (in twee afzonderlijk opgemaakte processen-verbaal) op ambtseed hebben verklaard dat [getuige] een bestaand kenteken noemde en sprak over het uitladen van vaten. [getuige] heeft op zowel 4 mei 2020 als 6 mei 2020 een specifieke en vergelijkbare verklaring afgelegd over met name de huurauto en het daarbij behorende kenteken. Hij heeft daarbij ook uitgelegd hoe hij aan die informatie kwam. Zo gaf hij aan dat hij het kenteken van de huurauto vanwege een onderbuikgevoel heeft genoteerd. Van aanwijzingen dat het betreffende kenteken al
voor 4 mei 2020op een andere manier bekend kon zijn geweest bij de politie voordat [getuige] hen dat meldde, is geen sprake. Het hof stelt op basis van het voorliggende dossier vast dat deze informatie over het voertuig enkel is verstrekt door [getuige] .
Dat [getuige] – op verzoek van de verdediging van de verdachte – op 29 maart 2023 is gehoord bij de rechter-commissaris en op verzoek van de verdediging van de medeverdachte op 4 september 2025 ook is gehoord ter terechtzitting van het hof en daarbij beide keren heeft verklaard dat de politie zijn verklaring destijds onjuist heeft genoteerd, maakt het voorgaande niet anders. Het hof betrekt hierbij om te beginnen het tijdsverloop tussen de gesprekken die [getuige] kort na het ten laste gelegde op 4 en 6 mei 2020 met de politie voerde en de beide verhoren die respectievelijk bijna drie en ruim vijf jaar later hebben plaatsvonden. Verder hecht het hof waarde aan de omstandigheid dat [getuige] heeft aangegeven zich – mede vanwege het bezoek van de medeverdachte aan zijn loods een week na het veroordelend vonnis van de rechtbank – uitermate ongemakkelijk te hebben gevoeld om vervolgens enkele maanden later bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting van het hof te verklaren.
Gelet op het voorgaande heeft het hof geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de bedoelde processen-verbaal en bezigt het die tot het bewijs.
Voorwaardelijk verzoek
Voorwaardelijk, in het geval het hof de processen-verbaal van bevindingen met daarin de verklaringen van [getuige] voor het bewijs bezigt, heeft de verdediging verzocht om het onderzoek te heropenen om de drie verbalisanten te horen als getuigen. Het hof beoordeelt het verzoek aan de hand van het noodzaakscriterium en overweegt als volgt.
Nu het hof geen enkele reden heeft om aan de ambtsedig opgemaakte processen-verbaal van de verbalisanten te twijfelen, is de noodzaak om de drie verbalisanten te horen niet gebleken. Het verzoek van de verdediging wordt dan ook afgewezen.
De overige gevoerde bewijsverweren worden weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
Feitenvaststelling
Het hof stelt op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 3 mei 2020 trof de politie in een loods aan de [adres] te [plaatsnaam] 34 vaten (met een inhoud van 200 liter) en 106 jerrycans (met variërende inhoudsmaat) aan. De vaten waren afgedekt met een donker afdekzeil en in de loods was een chemische lucht waar te nemen. Door de politie werd de inhoud van de vaten onderzocht, waarna werd geconcludeerd dat met uitzondering van één vat, de vaten en jerrycans geheel waren gevuld met synthetisch drugsafval afkomstig van de productie van BenzylMethylKeton(BMK) en amfetamine. De aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) ingestuurde monsters van uit de vaten afkomstige vloeistoffen bleken na laboratoriumonderzoek amfetamine en metamfetamine te bevatten.
De betreffende loods is eigendom van getuige [getuige] en werd sinds 15 april 2020 leeg verhuurd aan medeverdachte [medeverdachte] . Toen [getuige] op l7 april 2020 in de loods was, lag het donkere dekzeil al op dezelfde plek in de loods waar later de vaten later door de politie zijn aangetroffen. Op basis hiervan stelt het hof vast dat op 17 april 2020 de vaten met drugsafval al in de loods hebben gestaan. Er waren drie sleutels van de loods. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hadden allebei een sleutel. [getuige] heeft verdachte en [medeverdachte] herkend op camerabeelden van het terrein.
Getuige [getuige] zag verder vanuit het tegenover de loods gelegen bedrijfspand dat twee mannen meerdere keren bij de loods waren. Hij zag dat de mannen op twee dagen gebruik maakten van een huurauto van Europcar met het kenteken [kenteken] . In de twee dagen dat verdachte deze Mercedes bestelbus huurde, bleek daarmee 708 kilometer te zijn gereden. [getuige] heeft verder gezien dat de twee mannen blauwe vaten uit de auto haalden en in de loods zetten.
Op één van de ronde vaten, die in de loods onder het afdekzeil stonden, lagen twee paar handschoenen, waaronder een oranje paar. Dit vat stond midden tussen andere vaten. Het NFI heeft deze handschoenen onderzocht op DNA. Uit dit onderzoek bleek dat op de oranje handschoenen DNA-materiaal is aangetroffen dat (meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker) afkomstig is van medeverdachte [medeverdachte] .
De voornoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, maken dat voor het hof buiten redelijke twijfel vaststaat dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de vaten in de gehuurde loods voorhanden hebben gehad, deze samen naar de loods hebben vervoerd en ze daarin hebben gestald. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben zich dan ook tezamen en in vereniging schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van – kort gezegd – drugsafval.

Bewezenverklaring

Door de voornoemde wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 15 april 2020 tot en met 3 mei 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en methamfetamine (van in totaal ongeveer 9800 liter), zijnde amfetamine en methamfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan het vervoeren en het aanwezig hebben van een enorme hoeveelheid drugsafval, onder meer bestaande uit amfetamine en methamfetamine.
Het is een feit van algemene bekendheid dat synthetische drugs en verdovende middelen in het algemeen ernstige schade toebrengen aan de gezondheid van gebruikers. Hierbij komt dat de handel in en het gebruik van dergelijke middelen vaak gepaard gaat met verschillende vormen van overlast en criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt toegebracht. Verdachte heeft door zijn handelen aan dit alles bijgedragen. Het vervoeren en opslaan van drugsafval is immers een wezenlijk onderdeel van het productieproces en is daarmee een zeer ernstig delict.
Het hof heeft bij de strafoplegging verder gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 5 augustus 2025. Hieruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten. Verdachtes strafblad weegt zo bezien in strafverzwarende zin mee bij de strafoplegging
Het hof houdt tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte wordt onderhouden door zijn familie en heeft nog geen eigen woning gevonden. De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Hoewel het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geen oriëntatiepunten heeft vastgesteld ten aanzien van het voorhanden hebben en het vervoeren van drugsafval, is naar het oordeel van het hof, gelet op de aard en ernst van het strafbare feit, met name de enorm grote hoeveelheid waarvan sprake is, in beginsel alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend.
Alles afwegende acht het hof in beginsel de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Het hof stelt echter ook vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in eerste aanleg en in hoger beroep is overschreden.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld. Het hof is van oordeel dat de redelijke termijn in deze zaak op 18 januari 2021 is aangevangen. Verdachte is op deze datum in verzekering gesteld. De rechtbank heeft op 16 augustus 2023 vonnis gewezen. Tussen het moment van inverzekeringstelling en het wijzen van het eindvonnis zijn twee jaren en zeven maanden verstreken. De redelijke termijn is hiermee overschreden met zeven maanden.
Verdachte heeft vervolgens op 22 augustus 2023 hoger beroep ingesteld. Tussen het moment van het instellen van hoger beroep op 22 augustus 2023 en de uitspraak in hoger beroep op 18 september 2025 twee jaren en een maand verstreken. Dit leidt tot een overschrijding van een maand.
Deze overschrijding dient te leiden tot strafvermindering. Het hof zal daarom in plaats van voornoemde gevangenisstraf, een gevangenisstraf opleggen voor de duur van tien maanden, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Renders, griffier,
en op 18 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.