ECLI:NL:GHARL:2025:5712

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
200.356.619/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van de werking van een bestreden beschikking inzake geldleningsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de werking van een bestreden beschikking. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.C. Cooman, had verzocht om schorsing van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die op 7 april 2025 had bepaald dat zij € 30.404,97 aan de man moest betalen op basis van een geldleningsovereenkomst. De rechtbank had deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. L. Barenbrug, heeft in zijn verweerschrift gemotiveerd verweer gevoerd en zich bereid verklaard om de tenuitvoerlegging van de beschikking op te schorten in afwachting van de beslissing van het hof. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw ook afzag van een mondelinge behandeling. Gezien de omstandigheden heeft het hof besloten het verzoek van de vrouw tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking toe te wijzen. Het hof schorst de werking van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland voor zover deze de vrouw veroordeelt tot betaling aan de man.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.356.619/02
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 562402 en 579196)
beschikking van 18 september 2025 op het verzoek tot schorsing
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. T.C. Cooman,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. L. Barenbrug.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 7 april 2025, uitgesproken onder voormelde zaaknummers. Deze beschikking wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank, onder meer, de vrouw veroordeeld om
€ 30.404,97 aan de man te betalen uit hoofde van de tussen partijen tot stand gekomen geldleningsovereenkomst. De rechtbank heeft deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift tevens verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking met producties, ingekomen op 8 juli 2025;
  • het verweerschrift in het verzoek tot schorsing;
  • een journaalbericht namens de vrouw van 23 augustus 2025.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Aan de orde is het verzoek van de vrouw schorsing te bevelen van de werking van de bestreden beschikking, voor zover het de onder 1 genoemde beslissing betreft.
3.2
De man voert in het verzoek tot schorsing gemotiveerd verweer. Daarnaast heeft de man zich bereid verklaard de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking op te schorten in afwachting van de beslissing van dit gerechtshof in de hoofdzaak. De man zal de deurwaarder instrueren om zijn incassomaatregelen op te schorten. De man heeft het hof vervolgens om proceseconomische redenen en ter vermijding van onnodige proceskosten verzocht het verzoek van de vrouw tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, voor de duur van de hoger beroepsprocedure in afwachting van de uitkomst daarvan, toe te wijzen zonder mondelinge behandeling.
3.3
In het journaalbericht van 23 augustus 2025 ziet de vrouw ook af van de geplande mondelinge behandeling.
3.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek van de vrouw tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking voor toewijzing gereed ligt. Het hof zal dit verzoek daarom toewijzen.

4.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van de vrouw tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking voor zover het de onder 1 genoemde beslissing betreft toe;
schorst de werking van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 7 april 2025, voor zover de rechtbank in die beschikking de vrouw veroordeeld om € 30.404,97 aan de man te betalen uit hoofde van de tussen partijen tot stand gekomen geldleningsovereenkomst.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en M.H.F. van Vugt, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 18 september 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.