ECLI:NL:GHARL:2025:558

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
200.344.769
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag over minderjarigen na ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van de moeder en de vader over hun twee minderjarige kinderen, geboren in 2008 en 2012. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.N. Sahebdien, verzocht om alleen met het gezag over de kinderen belast te worden, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. M.S. Flokstra, verzocht om gezamenlijk gezag. De rechtbank Overijssel had eerder in een beschikking van 23 mei 2024 het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag toegewezen, wat de moeder in hoger beroep aanvecht.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 januari 2025 gaven de kinderen aan dat zij liever willen dat hun moeder alleen beslissingen over hen kan nemen, uit angst voor conflicten tussen de ouders. De moeder stelde dat de vader, door zijn drugsverslaving en gebrek aan betrokkenheid, niet in staat is om het gezag te delen. De GI (Stichting Jeugdbescherming Overijssel) steunde de moeder in haar verzoek, omdat de vader geen contact meer had met de GI en niet bereid was om samen te werken. Het hof oordeelde dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder alleen met het gezag wordt belast, omdat de vader niet in staat is om zijn verantwoordelijkheden als ouder op te nemen.

Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de vader af, waardoor de moeder weer alleen met het gezag over de kinderen werd belast. Dit besluit is genomen met het oog op het welzijn van de kinderen, die duidelijk hebben gemaakt dat zij liever geen gezamenlijke beslissingen willen met hun vader.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.344.769
(zaaknummer rechtbank Overijssel 307257)
beschikking van 4 februari 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.N. Sahebdien,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.S. Flokstra.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd in Hengelo (O),
hierna te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 23 mei 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift van de moeder met producties, ingekomen op 15 augustus 2024;
- het verweerschrift van de vader met producties;
- een bericht van de moeder van 28 november 2024 met producties 1 t/m 4, en
- een bericht van de moeder van 8 januari 2025 met een ongenummerde productie.
2.2
Op 13 januari 2025 hebben [de minderjarige1] en [de minderjarige2] Nijhof een raadsheer van het hof verteld wat ze van de zaak vinden.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 14 januari 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de advocaat van de vader;
-twee vertegenwoordigers van de GI, en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2008 te [woonplaats1] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 te [woonplaats1] .
3.2
De vader heeft de kinderen erkend. De vader en de moeder hebben sinds de bestreden beschikking gezamenlijk het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen op dit moment bij de moeder.
3.3
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo van 16 mei 2024 onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling duurt tot 16 mei 2025.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, het verzoek van de vader om te bepalen dat hij tezamen met de moeder zal worden belast met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , toegewezen.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op de toewijzing van het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag en het ten onrechte overwegen dat er sprake is van ex-partnerproblematiek. De moeder verzoekt de bestreden beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en te bepalen dat de vader niet met het ouderlijk gezag wordt belast.
4.3
De vader voert verweer en hij verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder niet-ontvankelijk in haar hoger beroep te verklaren, dan wel het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Juridisch kader
5.1
Op grond van artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten. Dit verzoek wordt slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Standpunten
5.2
De moeder vindt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat gezamenlijk gezag in het belang is van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . De situatie tussen de kinderen, de vader en de moeder is niet veranderd sinds de bestreden beschikking waarbij de vader ook het gezag heeft gekregen. Na 16 mei 2024 hebben de kinderen geen contact meer met de vader gehad. De vader onderneemt ook geen pogingen om in contact te komen. Zo is de vader niet aanwezig geweest bij een belangrijk gesprek over de leerplicht van [de minderjarige1] , terwijl hij daar wel voor was uitgenodigd en ook werd verwacht. De vader laat hiermee zien dat hij zich niet wil bemoeien met de kinderen. De moeder wil alleen het gezag terug, zodat zij niet afhankelijk is van de vader als het aankomt op het uitoefenen van het gezag. De moeder houdt zich aan alle afspraken rond de ondertoezichtstelling en bij haar thuis gaat het goed met haar en de kinderen. Wanneer de moeder weer alleen het gezag zou hebben is zij wel bereid om de vader op de hoogte te stellen en te informeren. Van ex-partnerproblematiek zoals door de rechtbank is vastgesteld is volgens de moeder geen sprake. Partijen zijn al lang uit elkaar en de man is inmiddels hertrouwd. De problematiek die er speelt, betreft de problematiek bij de vader thuis. Door zijn drugsverslaving is hij niet in staat de kinderen te verzorgen en op te voeden. Hiermee zal de vader aan de slag moeten en hulpverlening moeten inschakelen.
5.3
De vader is van mening dat het juist wel in het belang van de kinderen is dat de ouders samen beslissingen over hen nemen en dat zij weten dat hun beide ouders een belangrijke plek in hun leven hebben. Wanneer de moeder alleen het gezag heeft, is sprake van een ongelijkwaardige situatie, waarbij de vader aan de zijlijn komt te staan. Voor nu is het nog te vroeg voor de ouders om gezamenlijk om de tafel te gaan. Dat heeft de vader ook doen besluiten om niet bij gesprek over de leerplicht van [de minderjarige1] aan te sluiten. De vader wil niet dat een dergelijk belangrijk overleg wordt overschaduwd door mogelijke strijd tussen hem en de moeder. De vader heeft wel contacten met de school van [de minderjarige1] en de hulpverlenende instanties, zoals [naam1] . De vader vindt het belangrijk om op de hoogte te worden gehouden van het wel en wee van de kinderen en wenst zoveel mogelijk bij hen te worden betrokken. Ook heeft de vader er vertrouwen in dat hij uiteindelijk weer contact zal hebben met de kinderen. Er is volgens de vader juist wel sprake van ex-partnerproblematiek. De moeder wimpelt de problematiek ten onrechte geheel af op de vader. Iedere ouder heeft zijn/haar eigen problematiek en dit heeft zijn weerslag op de kinderen gehad.
5.4
De GI stelt dat zij bij de rechtbank voor gezamenlijk gezag heeft gepleit. Gezamenlijk gezag is het uitgangspunt, tenzij de belangen van de kinderen zich daar tegen verzetten. Bij de moeder was er bij het begin van de ondertoezichtstelling weerstand, maar zij is het traject toch aangegaan en de samenwerking verloopt inmiddels goed. Bij de vader is dit helaas anders. Sinds 5 november 2024 heeft de GI geen contact meer met de vader gehad. De vader zegt geen vertrouwen meer te hebben in de GI en wil niet in gesprek gaan. Er zijn pogingen gedaan om een bemiddelingsgesprek te voeren, maar deze zijn afgewezen. Het lukt de GI niet de vader op zijn verantwoordelijkheid te wijzen. Hij is niet bereid daar het gesprek over aan te gaan. Als gevolg hiervan is de GI van mening dat gezamenlijk gezag inmiddels niet meer in het belang is van de kinderen.
5.5
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben in hun gesprekken met het hof verteld dat zij liever willen dat hun moeder alleen beslissingen over hen kan nemen. Beiden geven aan dat zij vooral bang zijn voor ruzie tussen de ouders over elke te nemen beslissing.
Advies raad
5.6
Tijdens de zitting bij de rechtbank stelde de raad zich op het standpunt dat gezamenlijk gezag een toegevoegde waarde zou kunnen hebben ondanks de uitkomst van het raadsrapport van 8 mei 2024. De opvoedingstaken zouden dan een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ouders worden, waardoor de ouders samenwerking met elkaar moeten zoeken. Sinds de beschikking van de rechtbank is het de vader helaas niet gelukt om op passende wijze invulling te geven aan het gezamenlijk gezag. Gezien het feit dat de vader op dit moment al geruime tijd geen contact heeft met de kinderen en daardoor geen rol heeft in hun opvoeding, hij niet in contact wil treden met de GI en het ook niet te verwachten is dat dit op korte termijn alsnog gaat lukken, is de raad van mening dat gezamenlijk gezag op dit moment niet in het belang van de kinderen is en adviseert het hof om de bestreden beschikking te vernietigen zodat moeder weer alleen het gezag heeft.
Oordeel van het hof
5.7
Het hof is van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] noodzakelijk is dat er geen gezamenlijk gezag is en dat de moeder weer alleen met het ouderlijk gezag wordt belast. Het hof zal de bestreden beschikking daarom vernietigen en het verzoek van de moeder in hoger beroep toewijzen. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot deze beslissing is gekomen.
5.8
Het hof stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk gezag hebben over hun kinderen. Gezamenlijk gezag vereist wel dat de ouders in staat zijn om beslissingen van enig belang over het kind gezamenlijk te nemen, althans ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat het in het belang van het kind is dat het gezag aan een van de ouders moet worden toegekend.
5.9
Bij de bestreden beschikking werden de ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag belast. Door deze beslissing zijn de ouders verplicht om met elkaar te overleggen over beslissingen over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , waardoor de communicatie tussen hen hopelijk zou verbeteren. Ook ontstond hierdoor de mogelijkheid voor beide ouders om hun verantwoordelijkheid als ouder op te pakken. Het is nu gebleken dat de vader niet in staat is om de rol van gezaghebbende ouder op zich te nemen. Het lukt de vader niet om het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] boven zijn eigen belang te zetten. Zo heeft de vader het contact met de GI verbroken en doet hij dus niets met de handreikingen die hem zijn gegeven. Ook is op dit moment geen contact tussen de vader en de kinderen en hier lijkt ook niet snel verandering in te komen nu de vader zelf te kennen heeft gegeven voorlopig geen contact te willen. Zo kan de vader het niet opbrengen om naar een belangrijk gesprek over de leerplicht van [de minderjarige1] te gaan. Op dit moment geeft de vader geen toestemming voor het inschrijven van [de minderjarige1] op een nieuwe school. Volgens hem zou dit namelijk vluchtgedrag van [de minderjarige1] zijn, maar hij geeft geen enkele onderbouwing van dit standpunt. Ook heeft de vader er geen blijk van gegeven om hierover met [de minderjarige1] in gesprek te willen gaan en te onderzoeken waar dit door hem gesuggereerde vluchtgedrag vandaan zou komen. Dat had wel op zijn weg gelegen. De moeder heeft de handreikingen van de GI, in de vorm van hulpverlening, wel aangepakt en heeft verklaard dat zij daar veel baat bij heeft.
5.1
Het voorgaande leidt ertoe dat het hoger beroep van de moeder slaagt en het hof zal de bestreden beschikking vernietigen. Daarmee wordt de “oude” situatie hersteld zodat de moeder alleen met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] belast is.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 23 mei 2024 voor zover het de beslissing omtrent het gezag betreft;
wijst alsnog het verzoek van de vader af om hem samen met de moeder te belasten met het gezag over:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2008 te [woonplaats1] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 te [woonplaats1] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. Hamer, S. Kuijpers en C.F.L.A Vegt- Boshouwers, bijgestaan door mr. T.F. de Ruiter als griffier, is getekend door de voorzitter en is op 4 februari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.