ECLI:NL:GHARL:2025:5579

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
23/2515
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over leges voor omgevingsvergunning voor energie ontvangst- en verdeelstation

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [belanghebbende] N.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, waarin de heffingsambtenaar van de gemeente Lelystad leges heeft geheven voor een omgevingsvergunning voor het veranderen en vergroten van een energie ontvangst- en verdeelstation. De heffingsambtenaar had leges van € 105.112 in rekening gebracht, gebaseerd op de totale projectkosten van € 5.000.000. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd, waarbij de heffingsambtenaar werd opgedragen opnieuw te beslissen op het bezwaar van belanghebbende. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij stelt dat er geen individualiseerbaar belang is en dat de leges slechts over de aannemingssom van het gebouw geheven hadden moeten worden. De heffingsambtenaar betwist dit en stelt dat de transformatoren en de 20 kV-installatie tot de bouwkosten behoren. Het Hof oordeelt dat de legesverordening niet correct is toegepast door de heffingsambtenaar, en dat de leges verlaagd moeten worden tot € 40.803. Het Hof heeft ook geoordeeld dat de overschrijding van de redelijke termijn leidt tot een schadevergoeding van € 500 aan belanghebbende. De uitspraak is gedaan op 9 september 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/2515
uitspraakdatum: 9 september 2025
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] N.V.te
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 6 juli 2023, nummer AWB 22/3475, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Lelystad(hierna: de heffingsambtenaar)
en
de Staat der Nederlanden(de Minister van Justitie en Veiligheid)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Bij een op 11 februari 2022 gedateerde schriftelijke kennisgeving van de heffingsambtenaar zijn van belanghebbende leges van de gemeente Lelystad geheven ten bedrage van € 105.112.
1.2.
Het gevorderde bedrag is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, door de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
1.3.
Het door belanghebbende tegen die uitspraak op bezwaar ingestelde beroep is door de Rechtbank gegrond verklaard. De Rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de heffingsambtenaar opgedragen om binnen zes weken nadat haar uitspraak kracht van gewijsde zou verkrijgen, opnieuw op het bezwaar van belanghebbende te beslissen.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft op 28 maart 2025 een nader stuk ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord [naam1] namens belanghebbende, bijgestaan door mr. J.J. Molenaar en mr. T.A. Hubregtse als de gemachtigden van belanghebbende, alsmede [naam2] namens de heffingsambtenaar.
1.7.
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Bij notariële akte van 30 september 2020 is de statutaire naam van belanghebbende gewijzigd van [naam3] N.V. in [belanghebbende] N.V. Blijkens artikel 2 van haar statuten is het doel van belanghebbende:
“(a) het in eigendom hebben, verkrijgen, aanleggen, exploiteren, beheren, leasen, onderhouden, vernieuwen, uitbreiden en vervreemden van energienetwerken, met inbegrip van daarmee verbonden energieactiva zoals aansluitingen, meetapparatuur en transformatoren;
( b) het verrichten van alle taken welke ingevolge de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet op een netbeheerder rusten, alsmede al hetgeen daarmee verband houdt of daaraan bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord, mits binnen de wettelijke voorschriften van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet;
( c) het (mede)oprichten van, het samenwerken met, het deelnemen in, het (mede)besturen van, toezichthouden op en het overnemen en financieren van andere ondernemingen en vennootschappen, mits zulks verband houdt met het bepaalde onder (a) of (b); en
( d) al hetgeen met het voorgaande verband houdt of daaraan bevorderlijk kan zijn, waaronder mede begrepen het verstrekken van garanties en het vestigen van gebruiks- en zekerheidsrechten op de activa van de vennootschap.”
En artikel 22, eerste lid van de statuten luidt:
“De algemene vergadering is bevoegd tot bestemming van de winst die door de vaststelling van de jaarrekening is bepaald en tot vaststelling van uitkeringen, met inachtneming van de beperkingen volgens de wet.”
2.2.
Beheerder van het landelijke elektriciteitsnetwerk is [naam4] B.V. ( [naam4] ). De aandelen van [naam4] zijn in handen van de Nederlandse staat. Belanghebbende is aangewezen als (regionaal) netwerkbeheerder. De (uiteindelijke) aandeelhouders van belanghebbende zijn enkele provincies en een aantal gemeenten. Naast belanghebbende zijn er nog zes andere regionale netwerkbeheerders aangewezen.
2.3.
Belanghebbende is tezamen met [naam4] , ieder voor 50% aandeelhouder van [naam5] B.V. ( [naam5] ). [naam5] is voor belanghebbende en [naam4] de gezamenlijke provider op het gebied van hoogspanning en complexe middenspanning. Belanghebbende en [naam4] zijn ieder alleen/zelfstandig bevoegd directeur van [naam5] .
2.4.
Op 25 november 2021 heeft [naam5] namens belanghebbende op grond van de bepalingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een omgevingsvergunning aangevraagd voor het veranderen en vergroten van een energie ontvangst- en verdeelstation aan de [adres] in [plaats1] , kadastraal bekend als perceelnummer [nummer1] . De projectomschrijving luidt:
“In verband met de toenemende energievraag en teruglevering in Flevoland moet het bestaande energie ontvangst- en verdeelstation aan de [adres] in [plaats1] uitgebreid worden met een 20 kV installatie.”
Met betrekking tot de verwachte bouwkosten is in de aanvraag vermeld:

Bouwen
Overig bouwwerk bouwen
Wat zijn de geschatte kosten in euro's (exclusief BTW)? 1500000
Projectkosten
Wat zijn de geschatte kosten voor het totale project in euro's
(exclusief BTW)? 5000000”
2.5.
De uitbreiding, verandering en vergroting van het energie ontvangst- en verdeelstation heeft plaatsgevonden door de realisatie van een bouwwerk, waarin twee transformatoren en een 20kv-installatie worden geplaatst, die verbonden worden met het elektriciteitsnetwerk en waarmee de stroom (hoogspanning) wordt verdeeld voor levering aan de regio’s (middenspanning).
2.6.
Het bouwwerk bestaat deels uit omhulsels voor de transformatoren (explosiewanden) die omwille van de ventilatie en de waterafvoer een dak noch een voorwand hebben. De transformatoren worden, na door speciale ingenieurs van [naam5] te zijn aangesloten, door draden verbonden met de 20kv-installatie en het stroomnet. De omhulsels zijn ongeveer zeven á acht meter hoog. In het bouwwerk is voorzien in de plaatsing van in totaal drie transformatoren, waarvan er twee direct na de bouw worden geplaatst en een derde – afhankelijk van de ontwikkelingen in de energiebehoefte – mogelijk in de toekomst. Het plaatsen van de transformatoren is niet (milieu-) vergunning plichtig, wel dient ter zake van de wijziging van de inrichting een melding activiteitenbesluit te worden gedaan.
2.7.
De transformatoren worden met een groot speciaal transport gebracht en door de leverancier uit Italië in de omhulsels op dempers geplaatst. De transformatoren worden daarbij niet vastgeschroefd met bouten maar zitten, na door de speciale ingenieurs te zijn aangesloten, wel door draden vast aan de 20kv-installatie en het stroomnet.
2.8.
Verder bestaat het bouwwerk uit een gebouw (schakelhal) dat gefundeerd wordt, dat wel is voorzien van een dak en hemelwaterafvoer en waarin na realisatie, eveneens door speciale ingenieurs, de 20kv-installatie (de schakelinstallatie) wordt geplaatst.
De tekeningen die behoren bij de aanvraag laten de onderstaande situatie zien:
2.9.
Belanghebbende heeft de bouw van het bouwwerk uitbesteed aan “ [naam6] ”. Uit de tot de stukken behorende inschrijfstaat met bestek blijkt van een aannemingssom door [naam6] van € 1.937.700.
2.10.
Op 2 februari 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad (het college) aan belanghebbende de gevraagde omgevingsvergunning (2.4) verleend. De betreffende beschikking vermeldt onder meer:

Besluit:
De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepalingen dat de hieronder genoemde documenten, die tevens op het omgevingsloket staan, deel uitmaken van de beschikking. De omgevingsvergunning wordt verleend voor de activiteit(en):
• Bouwen (Art.2.1 lid 1a Wabo).
De motivering van ons besluit is per activiteit opgenomen.”
2.11.
De “Verordening op de heffing en de invordering van leges 2021” van de gemeente Lelystad (de legesverordening) vermeldt onder meer:
“Artikel 2 Belastbaar feit
1. Onder de naam "leges" worden rechten geheven voor:
a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;
(…)
Artikel 5 Tarieven
1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende
tarieventabel.”
2.12.
In de als bijlage 1 bij de legesverordening behorende Tarieventabel (de Tarieventabel) is onder meer bepaald:
“Hoofdstuk 2.1 Begripsomschrijvingen
2.1.1
voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
(…)
2.1.1.2 bouwkosten:
de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt of de opgegeven bouwsom niet aannemelijk is een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting aan de hand van de jaarlijkse uitgave "Basisbedragen Gebouwen" van het Nederlandse Bouwkosten Instituut". Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft.
(…)
2.1.2
In deze titel voorkomende begrippen die in de Wabo zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als bij of krachtens de Wabo bedoeld.
(…)
Hoofdstuk 2.3 Omgevingsvergunning
2.3.1.
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 2.4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.
2.3.2.
Bouwactiviteiten
2.3.2.1 Indien een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo bedraagt het tarief 2,1 % van die bouwkosten met een minimum bedrag van € 46,15 en een maximumbedrag van € 1.000.000.”
2.13.
De Wabo – voor zover hier van belang – luidt:
“Artikel 1.1
1. In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
activiteit: activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2;
(…)
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of
gedeeltelijk bestaat uit:
a. Het bouwen van een bouwwerk”
Artikel 2.7
1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2.10, tweede lid en 2.11, tweede lid, draagt de aanvrager van
een omgevingsvergunning er zorg voor dat de aanvraag betrekking heeft op alle onlosmakelijke activiteiten binnen het betrokken project.”
2.14.
Hoofdstuk I, van het ‘Besluit vaststelling Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012’ (UAV 2012), voor zover hier van belang, luidt:
“§ 1. Aanduidingen, begripsbepalingen
1. Verstaan wordt onder:
de aannemer:de natuurlijke persoon of rechtspersoon, aan wie het werk is opgedragen
de aannemingssom: het bedrag, waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen, de omzetbelasting daarin niet begrepen.
(…)
het werk: het uit te voeren werk, technische installatiewerk of te verrichten levering”
2.15.
Bij besluit van 11 februari 2022 heeft de heffingsambtenaar een bedrag van € 105.112 aan leges in rekening gebracht bij [naam3] N.V., zijnde 2,1% van € 5.000.000 = € 105.000, vermeerderd met een bedrag van € 112 aan overige leges.
2.16.
Het door [naam5] , namens belanghebbende, tegen de legesnota ingestelde bezwaar is door de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar afgewezen.
2.17.
Op het door belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep heeft de Rechtbank geoordeeld dat de heffingsambtenaar door bij de berekening van de door belanghebbende verschuldigde leges uit te gaan van de geschatte totale projectkosten, niet heeft gehandeld in overeenstemming met artikel 2.1.1.2 van de bij de legesverordening behorende Tarieventabel, welke slechts de aldaar gedefinieerde ‘aanneemsom’ dan wel ‘raming van de bouwkosten’ als grondslag voor de heffing kent. Omdat de transformatoren en de 20Kv-installatie naar het oordeel van de Rechtbank dienstbaar zijn aan het bouwwerk, behoren ook de aanschafkosten van die installaties tot de aanneemsom of de bouwkosten van het bouwwerk. De Rechtbank heeft daarop het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de heffingsambtenaar opgedragen binnen zes weken nadat haar uitspraak onherroepelijk is geworden, opnieuw op het bezwaar van belanghebbende te beslissen.
2.18.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Rechtbank heeft de heffingsambtenaar een informatieverzoek gedaan bij belanghebbende. Met betrekking tot de bouwkosten is daarbij door belanghebbende aangegeven:
Discipline Leverancier Bedrag (exclusief BTW)
Bouwkunde [naam6] € 1.902.700
Levering 20 kV-installatie ABB € 716.340
Levering transformatoren Tironi
€ 1.170.000( 2 x € 585.000)
Totaal € 3.789.040

3.Geschil

3.1.
In geschil is de hoogte van het legesbedrag dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende in rekening heeft gebracht.
3.2.
Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat ter zake van de aanvraag in het geheel geen leges mogen worden geheven omdat bij de dienstverlening in dat kader door de gemeente geen sprake is van een individualiseerbaar belang. Subsidiair stelt belanghebbende dat de leges slechts over de aannemingssom van het gebouw (€ 1.937.700) hadden moeten worden geheven. De transformatoren en de schakelinstallatie maken geen onderdeel uit van het gebouw. Het gebouw is slechts een omhulsel met daarin drie (lege) transformatorcellen en ruimte voor een 20 kV-installatie. De kosten van de transformatoren en de 20 kV-schakelinstallatie hadden dus niet mogen worden meegenomen in de berekening van de verschuldigde leges.
3.3.
De heffingsambtenaar bestrijdt de stellingen van belanghebbende. Wat de bouwkosten betreft stelt de heffingsambtenaar dat zowel de transformatoren als de schakelinstallatie tot de bouwkosten behoren. Op basis van de door belanghebbende nader aangeleverde gegevens is de aanslag leges echter te hoog vastgesteld. De maatstaf van heffing dient te worden verlaagd van € 5.000.000 tot een bedrag van € 3.789.040. Om die reden is het hoger beroep van belanghebbende gegrond
.
3.4.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de heffingsambtenaar en primair tot vernietiging van de aanslag leges en subsidiair tot vermindering van de aanslag leges tot 2,1% van € 1.937.700 = € 40.691,70.
3.5.
De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag leges tot 2,1% van € 3.789.040 = € 79.569,84 nog te vermeerderen met € 112, derhalve in totaal € 79.681,84.

4.Beoordeling van het geschil

Individualiseerbaar belang
4.1.
Op grond van artikel 229, lid 1, aanhef en letter b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Door of vanwege het gemeentebestuur verrichte werkzaamheden kunnen worden aangemerkt als diensten in de zin van die bepaling indien die werkzaamheden rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang (o.m. Hoge Raad, 9 september 2011, nr. 10/04967, ECLI:NL:HR:2011:BQ4105). Bij vergunningverlening krachtens de Wabo is in beginsel sprake van zo een dienst (artikel 2.9 Wabo).
4.2.
Belanghebbende stelt dat geen sprake is van een (overheersend) individualiseerbaar belang. Zij voert, aldus belanghebbende, op basis van de elektriciteitswet een publieke taak uit, en het uitvoeren van een publieke taak staat in het voorliggende geval aan de heffing van leges in de weg.
4.3.
Aan belanghebbende kan worden toegegeven dat zij met de uitvoering van haar in haar hoedanigheid als aangewezen regionale netwerkbeheerder toegewezen taak, ook het publieke belang dient. Hetzelfde heeft te gelden voor de overige aangewezen regionale netwerkbeheerders. Dat neemt echter niet weg dat regionale netwerkbeheerders zoals belanghebbende op bedrijfseconomische basis voor eigen rekening en risico een onderneming op het gebied van energietransport voeren en derhalve uit dien hoofde baat hebben bij een zo groot en doelmatig mogelijk werkend energienetwerk. De heffingsambtenaar voert in dat verband terecht aan dat belanghebbende een Naamloze Vennootschap is die een aanvraag heeft gedaan voor het plaatsen van een schakelstation. Belanghebbende heeft volgens haar jaarverslag 2023 een omzet van ruim € 2,7 mld, een netto winst van € 267 mln. en keerde € 120 mln. aan dividend uit aan haar aandeelhouders, aldus de heffingsambtenaar. Dat de aandeelhouders overheden zijn doet daar niet aan af. Belanghebbende zelf is geen overheid.
4.4.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.3 is overwogen volgt naar het oordeel van het Hof dat het belang van het verkrijgen van een vergunning zoals hier in geschil, in overheersende mate het belang van belanghebbende zelf dient. Belanghebbende opereert in een concurrerende markt, en heeft op grond van ontwikkelingen in de marktvraag, zoals vermeld in haar aanvraag (“In verband met de toenemende energievraag en teruglevering in Flevoland”) om de onderhavige omgevingsvergunning verzocht. Alsdan is sprake van een in overheersende mate individualiseerbaar belang en derhalve van een ‘dienst’ als bedoeld in artikel 2 van de legesverordening in samenhang met artikel 229, eerste lid, letter b van de Gemeentewet.
4.5.
Het primaire standpunt van belanghebbende wordt verworpen.
Grondslag van de heffing
4.6.
Belanghebbende stelt dat de leges slechts over de aannemingssom van het gebouw (€ 1.937.700) hadden moeten worden geheven. De transformatoren en de 20 kV-installatie maken geen onderdeel uit van de aanvraag, staan niet op de vergunningstekeningen en maken constructief ook geen onderdeel uit van het gebouw, maar worden later daarin geplaatst. Het gebouw is slechts een omhulsel met daarin drie (lege) transformatorcellen en ruimte voor een 20 kV-installatie. De installaties zijn ook niet dienstbaar aan het gebouw. De kosten van de transformatoren en de 20 kV-schakelinstallatie hadden dus niet mogen worden meegenomen in de berekening van de verschuldigde leges.
4.7.
De heffingsambtenaar daarentegen gaat uit van het standpunt dat het gebouw met transformatorcellen voor het heffen van leges als één geheel moeten worden beschouwd. Er is immers een vergunning aangevraagd voor het totale gebouw, waarbij het gebouw uitsluitend naar de doelstellingen kan functioneren wanneer de transformatoren zijn geplaatst. Niet is een vergunning afgegeven voor ‘een lege huls’. De heffingsambtenaar verwijst in dat verband naar de omschrijving van de term ‘bouwwerk’ in bijlage A van de Omgevingswet, te weten:
“bouwwerk: constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties.”
4.8.
Het Hof is van oordeel dat transformatoren en de 20 kV-installatie geen onderdeel uitmaken van de aanvraag en de omgevingsvergunning. Uit de aanvraag en uit de ruimtelijke onderbouwing kan niet worden opgemaakt dat de aanvraag mede betrekking heeft op de transformatoren en 20 kV-installatie. Deze maken naar het oordeel van het Hof ook geen onlosmakelijk onderdeel uit van de activiteit als bedoeld in artikel 2.7 van de Wabo, reeds omdat voor de plaatsing van de transformatoren en installatie geen omgevingsvergunning is vereist. Het Hof overweegt hiertoe dat de transformatoren en 20kv-installatie niet als vergunning plichtige bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo kunnen worden aangemerkt.
4.9.
Het Hof gaat voorbij aan de verwijzing door de heffingsambtenaar naar de in de bijlage bij de Omgevingswet gegeven definitie van het begrip bouwwerk voor zover de inhoud daarvan niet reeds zijn neerslag heeft gevonden in de jurisprudentie, nu immers de Omgevingswet eerst met ingang van 1 januari 2024 in werking is getreden.
4.10.
De legesverordening verwijst in artikel 2.1.2 voor de inhoud van de in die verordening gebruikte begrippen naar de begripsomschrijvingen in de Wabo. Zoals de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van state eerder heeft overwogen (uitspraak van 12 september 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX7117), is het begrip bouwwerk in de Wabo niet omschreven, maar kan voor de uitleg van dat begrip aansluiting worden gezocht bij de omschrijving van het begrip "bouwwerk" in de modelbouwverordening. Deze luidt:
"elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren".
Naar het oordeel van het Hof bevatten de transformatoren en de 20 kV-installatie zélf geen constructieve elementen. Weliswaar zijn de transformatoren verbonden met de 20 kV-installatie en zijn alle op deze wijze verbonden met het stroomnet, maar noch de 20 kV-installatie, noch de transformatoren zijn constructief verbonden met de omhulsels (2.7), of de schakelhal (2.8) zodat de transformatoren en 20 kV-installatie ook om deze reden niet als bouwwerk kunnen worden aangemerkt. Zij zijn ook niet dienstbaar aan het bouwwerk, het bouwwerk is veeleer dienstbaar aan (het veilig kunnen functioneren van) de transformatoren en schakelinstallatie. Het Hof vindt steun voor dit standpunt in de omstandigheid dat in de toekomst een derde transformator geplaatst kan worden zonder dat een omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd of (extra) leges verschuldigd zijn.
4.11.
Het subsidiaire standpunt van belanghebbende is derhalve gegrond.
4.12.
Als bedrag van de bouwkosten in de zin van artikel 2.1.1.2 van de legesverordening is aan te merken de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de UAV 2012, derhalve het bedrag, waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen, de omzetbelasting daarin niet begrepen. Volgens opgave van belanghebbende bedraagt de bedoelde aannemingssom € 1.902.700, welk bedrag vermeerderd dient te worden met een bedrag van € 35.000, derhalve in totaal € 1937.700. De hierover op grond van de Tarieventabel voor het in behandeling nemen van de aanvraag van belanghebbende verschuldigde leges bedragen daarmee 2,1% van € 1.937.700 + € 112 = € 40.803.
Redelijke termijn
4.13.
Ambtshalve overweegt het Hof nog als volgt.
4.14.
Bij overschrijding van de redelijke termijn heeft de belanghebbende in beginsel recht op compensatie in de vorm van een vergoeding van immateriële schade. De redelijke termijn voor het doen van uitspraak in hoger beroep bedraagt in beginsel twee jaar. Voor de bepaling van de hoogte van de toe te kennen vergoeding van immateriële schade geldt als uitgangspunt een tarief van € 500 per half jaar waarmee de redelijke termijn is overschreden.
4.15.
Het Hof heeft het hogerberoepschrift van belanghebbende ontvangen op 18 augustus 2023. Het Hof doet heden uitspraak. Van bijzondere omstandigheden die tot verlenging van de redelijke termijn aanleiding kunnen geven is niet gebleken, zodat de redelijke termijn met afgerond een maand is overschreden. De overschrijding van de redelijke termijn heeft plaatsgevonden meer dan zes weken na de behandeling ter zitting van het Hof. Het Hof zal daarom aan belanghebbende een vergoeding voor geleden immateriële schade toekennen van € 500, geheel te vergoeden door de Minister.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de heffingsambtenaar aan belanghebbende het in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.814 (2 punten (hogerberoepschrift, bijwonen zitting), wegingsfactor 1, puntwaarde € 907).
Beslissing
Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens voor zover betrekking hebbend op de beslissingen met betrekking tot de vergoeding van proceskosten en het griffierecht,
– vernietigt de uitspraak op bezwaar,
– vermindert de aanslag leges tot € 40.803,
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.814,
– gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 548 in verband met het hoger beroep bij het Hof,
– veroordeelt de Minister van Justitie en Veiligheid in de door belanghebbende geleden schade tot een bedrag van € 500.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.J.M. van Kempen, voorzitter, mr. R.A.V. Boxem en mr. F. van Horzen, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is op 9 september 2025 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(J.W.J. de Kort) (M.G.J.M. van Kempen)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.