In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige Boudih. De moeder van de minderjarige was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die eerder had besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 16 augustus 2025. De moeder had ingestemd met de verlenging, maar was het oneens met het perspectiefbesluit van de rechtbank, waarin werd gesteld dat het perspectief voor de minderjarige niet meer bij haar lag, maar in een gezinshuis. De moeder stelde dat er nooit een gedegen perspectiefonderzoek had plaatsgevonden en dat een (gedeeltelijke) terugplaatsing bij haar mogelijk was mits de juiste hulpverlening werd geboden.
De GI, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, steunde de beslissing van de rechtbank en wilde dat deze in stand bleef. Het hof oordeelde dat de procedure over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing geen ruimte bood voor een inhoudelijke beoordeling van het perspectiefbesluit. Het hof concludeerde dat de overwegingen van de rechtbank over het perspectiefbesluit geen dragende overwegingen waren voor de beslissing over de uithuisplaatsing, waardoor er geen hoger beroep mogelijk was tegen deze overwegingen. Het hof verwierp uiteindelijk het hoger beroep van de moeder.