In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 september 2025 uitspraak gedaan over de uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [de minderjarige1], [de minderjarige2] en [de minderjarige3]. De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland had eerder op 26 februari 2025 besloten om de kinderen uit huis te plaatsen tot 27 december 2025, op verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Samen Veilig Midden-Nederland. De moeder van de kinderen, die op een geheim adres woont, was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep. De vader van de kinderen steunde de beslissing van de kinderrechter en de GI wilde dat de beslissing in stand bleef.
Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen sinds 27 december 2022 onder toezicht staan van de GI en dat zij tot 6 maart 2025 bij de moeder hebben gewoond. De kinderen zijn na de uithuisplaatsing in verschillende gezinshuizen geplaatst. Het hof heeft de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, die blootgesteld zijn aan geweld en spanningen tussen de ouders, als ernstig beoordeeld. Ondanks de inzet van hulpverlening heeft de moeder niet voldoende kunnen voorzien in de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen. Het hof heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen en heeft de beslissing van de kinderrechter bekrachtigd.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van ouders en de rol van de GI in situaties waar de ontwikkeling van kinderen in gevaar is. Het hof heeft ook de zorgen over de invloed van de moeder's huidige partner op de kinderen en het gebrek aan samenwerking van de moeder met de hulpverlening in overweging genomen. De beslissing van het hof is in het openbaar uitgesproken op 4 september 2025.