ECLI:NL:GHARL:2025:5431

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
200.355.628
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van gezag en ontwikkelingsbehoeften

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 september 2025 uitspraak gedaan over de uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [de minderjarige1], [de minderjarige2] en [de minderjarige3]. De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland had eerder op 26 februari 2025 besloten om de kinderen uit huis te plaatsen tot 27 december 2025, op verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Samen Veilig Midden-Nederland. De moeder van de kinderen, die op een geheim adres woont, was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep. De vader van de kinderen steunde de beslissing van de kinderrechter en de GI wilde dat de beslissing in stand bleef.

Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen sinds 27 december 2022 onder toezicht staan van de GI en dat zij tot 6 maart 2025 bij de moeder hebben gewoond. De kinderen zijn na de uithuisplaatsing in verschillende gezinshuizen geplaatst. Het hof heeft de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, die blootgesteld zijn aan geweld en spanningen tussen de ouders, als ernstig beoordeeld. Ondanks de inzet van hulpverlening heeft de moeder niet voldoende kunnen voorzien in de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen. Het hof heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen en heeft de beslissing van de kinderrechter bekrachtigd.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van ouders en de rol van de GI in situaties waar de ontwikkeling van kinderen in gevaar is. Het hof heeft ook de zorgen over de invloed van de moeder's huidige partner op de kinderen en het gebrek aan samenwerking van de moeder met de hulpverlening in overweging genomen. De beslissing van het hof is in het openbaar uitgesproken op 4 september 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.355.628
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 588511
beschikking van 4 september 2025
over de uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3]
in de zaak van
[verzoekster](de moeder)
die woont op een geheim adres
advocaat: mr. I.P. Rietveld
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland(de GI)
die is gevestigd in Utrecht
en
[de vader](de vader)
die woont in [woonplaats1]
advocaat: mr. M. Cortet

1.Samenvatting

De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft de kinderen uit huis geplaatst tot 27 december 2025. Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige1] , geboren [in] 2016, [de minderjarige2] , geboren [in] 2017 en [de minderjarige3] , geboren [in] 2019. De ouders hebben daarnaast nog drie kinderen van 19, 16 en 14 jaar.
2.2
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . De moeder heeft alleen het gezag over [de minderjarige3] .
2.3
De kinderen staan sinds 27 december 2022 onder toezicht van de GI. De kinderen woonden tot aan de uithuisplaatsing op 6 maart 2025 bij de moeder. De kinderen verblijven sinds die datum in verschillende gezinshuizen waarbij [de minderjarige3] en [de minderjarige2] tot 14 juni 2025 in hetzelfde gezinshuis verbleven. Daarna is [de minderjarige3] overgeplaatst naar een ander gezinshuis.

3.De procedure bij de kinderrechter

3.1
De GI heeft de kinderrechter verzocht de kinderen uit huis te mogen plaatsen.
3.2
De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en de GI gemachtigd om de kinderen uit huis te plaatsen tot 27 december 2025.
3.3
Die beslissing is vastgelegd in een beschikking van 26 februari 2025.

4.De procedure bij het hof

4.1
De moederis het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij komt daarvan in hoger beroep. Zij wil dat het hof de beslissing van de kinderrechter ongedaan maakt.
4.2
De GIwil dat de beslissing in stand blijft.
4.3
De vaderis het eens met de beslissing van de kinderrechter. Hij wil dat het hof de beslissing van de kinderrechter in stand laat.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.4
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift
  • het verweerschrift
  • de overige stukken
4.5
[de minderjarige1] heeft een brief geschreven. Zij heeft verteld wat zij vindt van de uithuisplaatsing.
4.6
De zitting bij het hof was op 24 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van de moeder
  • de advocaat van de vader
  • twee vertegenwoordigers van de GI

5.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
5.1
De kinderrechter kan een machtiging geven de kinderen uit huis te plaatsen. De rechter kan die machtiging geven als dat noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen of voor onderzoek van de kinderen [1] .
Hoe oordeelt het hof?
5.2
Het hof is van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen noodzakelijk was en is voor hun opvoeding en verzorging. Het hof is het eens met de uitleg van de kinderrechter en sluit daarbij aan. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
5.3
Er zijn grote zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. Zij hebben een verleden waarin zij zijn blootgesteld aan geweld, ruzies en spanningen tussen de moeder en de vader. Zij zijn beschadigd geraakt. Hoewel de moeder dit weerspreekt, is uit de stukken voldoende gebleken dat de kinderen op diverse gebieden een ontwikkelingsachterstand hebben. Het is de moeder, ondanks de inzet van diverse vormen van hulpverlening onvoldoende gelukt om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De moeder herkent de ontwikkelingsbedreiging niet. Ze wordt al jaren overvraagd en heeft onvoldoende draagkracht om de kinderen te ondersteunen in hun ontwikkeling.
Daarbij komt dat de moeder en haar huidige partner [naam1] grote weerstand laten zien tegen contact van de kinderen met de vader. Zij geven de kinderen geen (emotionele) toestemming voor (begeleid) contact met de vader. Ook een schriftelijke aanwijzing op 6 september 2024 heeft daarin geen verandering gebracht. Verder zijn er zorgen over twee grote honden die in het gezin aanwezig zijn en die [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben gebeten. De moeder legt de schuld van de bijtincidenten bij de kinderen en heeft onvoldoende gereageerd op het verzoek van de GI om een veiligheidsplan op te stellen met betrekking tot de honden.
Op 1 januari 2025 heeft [naam1] de vader met een groot aantal messteken ernstig verwond en is hij daarna met een auto op de vader ingereden. De kinderen hebben veel meegekregen van dit heftige geweldsincident. Zij zijn op 2 januari 2025 met de moeder verhuisd naar een opvang op een geheime locatie. Na het incident is Ambulante Spoedhulp (ASH) ingezet in het gezin van de moeder. Door ASH werd in het gedrag van de kinderen onder andere gezien dat zij geen basisvaardigheden hebben geleerd, zoals begroeten, afscheid nemen van een ander op gepaste wijze, gehoor geven aan gezag, beleefd blijven ten opzichte van (onbekende) volwassenen, niet aan andermans spullen komen enzovoort. De kinderen hebben daarnaast niet geleerd om zorg te dragen voor hun hygiëne. Zij lopen vaak in vieze kleren, slapen in hun kleren en zeggen dat ze al langere tijd niet hebben gedoucht. Hun gebitten zijn ernstig verwaarloosd en de kinderen zeggen dat ze pijnklachten hebben. Op 27 februari 2025 zijn de kinderen onder narcose behandeld door een tandarts.
5.4
De moeder heeft in hoger beroep geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen leiden tot het oordeel dat de kinderen nu weer thuis kunnen wonen. Dat de moeder op korte termijn verhuist naar zelfstandige woonruimte op een geheim adres, betekent nog niet dat de moeder in de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen kan voorzien en hun de benodigde rust en stabiliteit kan bieden. Verder neemt het hof in aanmerking dat de moeder ook in hoger beroep laat zien dat zij onvoldoende oog heeft voor de ontwikkelingsachterstand die de kinderen hebben en dat zij blijvend tekortschiet in het voorzien in hun ontwikkelingsbehoeften.
Net als de GI vindt het hof het zorgelijk dat moeder de zorgen die de GI en de hulpverlening eerder hebben aangekaart en met voorbeelden hebben benoemd, niet erkent.
Volgens ASH lijkt de moeder weinig affectie en warmte te geven aan de kinderen. De moeder lijkt daarbij niet te zien wat de kinderen op emotioneel gebied nodig hebben en het probleem buiten zichzelf te leggen. Daarbij weegt ook mee dat de moeder onvoldoende meewerkt aan het contactherstel tussen haar en de kinderen. Ondanks aandringen van ASH en de GI heeft zij de kinderen sinds hun uithuisplaatsing slechts twee keer bezocht. Ook aan het [naam2] traject waarvoor de GI de moeder en de kinderen wil aanmelden om het perspectief van de kinderen te onderzoeken, wil de moeder tot nu toe niet meewerken. Daarmee lijkt de moeder de belangen van de kinderen onvoldoende voor ogen te houden. Dat geldt ook voor het feit dat de moeder nog steeds een relatie heeft [naam1] , die de vader van de kinderen ernstig heeft verwond. [naam1] verblijft sinds het incident in hechtenis en de strafzaak tegen hem loopt nog. De moeder heeft, tegen de afspraken met de GI in, de kinderen sinds het incident meerdere keren telefonisch in contact gebracht met [naam1] . Volgens de GI is onduidelijk in hoeverre het contact met [naam1] de kinderen beïnvloedt en wat dat betekent voor hun ontwikkeling en gevoel van veiligheid.
5.5
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de kinderrechter terecht een machtiging aan de GI heeft gegeven om de kinderen uit huis te plaatsen. Het hof zal de beslissing van de kinderrechter daarom in stand laten (de beschikking wordt dus bekrachtigd).

6.De beslissing

Het hof:
6.1
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 26 februari 2025 over de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] ;
6.2
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, J.H. Lieber en E. de Boer en is in het openbaar uitgesproken op 4 september 2025.

Voetnoten

1.artikel 1:265b lid 1 BW.