ECLI:NL:GHARL:2025:532

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
21-001965-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging zware mishandeling, veroordeling voor mishandeling, belaging en bedreiging met deels voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, belaging en bedreiging, maar het hof heeft de vrijspraak uitgesproken voor de poging zware mishandeling. Het hof oordeelde dat niet voldoende kon worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling van het slachtoffer, waarvoor hij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 120 dagen kreeg opgelegd, waarvan 94 dagen voorwaardelijk. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld voor belaging en bedreiging van een tweede slachtoffer, waarbij het hof ook rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een positieve ontwikkeling in zijn leven. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, en de verdachte werd verplicht om schadevergoeding te betalen. Het hof heeft de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen beoordeeld en een taakstraf opgelegd in plaats van de eerder opgelegde jeugddetentie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001965-24
Uitspraak d.d.: 4 februari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht , van 25 april 2024 met parketnummer 16-195006-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 16-278134-21 en 16-050403-21, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

Verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Schimmel, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van poging tot zware mishandeling, belaging en tweemaal bedreiging veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Daarnaast heeft de politierechter beslist op twee vorderingen tot tenuitvoerlegging. Ten slotte heeft de politierechter beslist op de vordering van de benadeelde partij.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 2 augustus 2022 te [pleegplaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met kracht gedurende ongeveer tien seconden de keel/hals van die [slachtoffer 1] vast heeft gepakt en/of in die keel/hals heeft geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 2 augustus 2022 te [pleegplaats 1] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met kracht gedurende ongeveer tien seconden de keel/hals van die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of in die keel/hals te knijpen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2022 tot en met 5 januari 2023 te [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3] althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 2] meermaals via verschillende social media accounts en telefoonnummers te benaderen en berichten te sturen via Snapchat, Whatsapp, Telegram, Instagram en/of iMessage, en/of door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, via Snapchat bedreigende berichten te sturen met de volgende inhoud: "jij gaat dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, via Whatsapp en Snapchat berichten te sturen met de volgende inhoud: "kk hoer", "hjkkb", "kankerhoer" "achterlijk kk kind" "hang jezelf op aub", en/of door die [slachtoffer 2] via Snapchat een bericht te sturen met de volgende inhoud: "k ga nudes (naaktfoto's) sturen met jou foto dr bij naar je klasgenootjes", en/of door een bericht op Telegram te plaatsen met een foto van die [slachtoffer 2] en andere gegevens van die [slachtoffer 2] waaronder het telefoonnummer van die [slachtoffer 2] en de tekst dat die [slachtoffer 2] in [pleegplaats 3] woont met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3.
hij op of omstreeks 28 oktober 2022 te [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3] althans in Nederland [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door door die [slachtoffer 2] via Snapchat dreigend de woorden toe te voegen "jij gaat dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 27 november 2022 te [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3] althans in Nederland [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] via Snapchat dreigend de woorden toe te voegen "Jij gaat dood. Ga morgen niet naar je stage. Jij gaat dood.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van feit 1

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte gedurende tien seconden [slachtoffer 1] heeft vastgepakt ter hoogte van de keel/hals en haar daar heeft geknepen. Het dossier bevat echter te weinig informatie over hoe verdachte haar exact heeft vastgepakt, met welke kracht hij dat heeft gedaan en welk letsel daardoor is veroorzaakt. De geconstateerde rode plekken in haar hals zijn niet zonder meer voldoende om vast te kunnen stellen dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 1] door de handelingen van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Het hof is van oordeel dat wel kan worden bewezen dat verdachte zich door zijn handelen schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 1] . De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen verweer gevoerd tegen het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit. Verdachte heeft dit feit ter terechtzitting in hoger beroep bekend. Het hof merkt verdachte dan ook aan als een bekennende verdachte voor feit 1 subsidiair zoals dit hieronder bewezen is verklaard.

Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van feit 2 t/m 4

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen verweer gevoerd tegen het onder 2 tenlastegelegde feit. Verdachte heeft dit feit ter terechtzitting in hoger beroep bekend. Het hof merkt verdachte dan ook aan als een bekennende verdachte voor feit 2 zoals dit hieronder bewezen is verklaard.
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde onder feit 3 en 4 wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de “ [accountnaam] ” is geweest die de berichten aan aangeefster heeft gestuurd. Dit volgt niet alleen uit de processen-verbaal van de politie, maar ook uit bijvoorbeeld de verwijzing in de berichten naar de stage van aangeefster, waarvan verdachte door aangeefster op de hoogte was gebracht. Daarnaast volgt het uit de tijdlijn van het sturen van de berichten door [accountnaam] en de andere berichten, waaronder “je staat erop”. Het dossier bevat voldoende bewijs dat verdachte de persoon “ [accountnaam] ” is geweest. De inhoud van de berichten kwalificeren als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder dat uit het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 3 augustus 2023 blijkt dat er verschillende Snapchat-accounts met de naam [accountnaam] op de telefoon van verdachte staan. Deze accounts hebben allen een andere user ID. Die user ID’s kunnen verschillend zijn doordat ze met verschillende e-mailadressen zijn aangemaakt. Gezien het aantreffen van meerdere e-mailadressen en de verklaring van verdachte dat hij meerdere e-mailadressen gebruikt, worden deze accounts aan verdachte gelinkt.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het volgens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.subsidiair
hij op
of omstreeks2 augustus 2022 te [pleegplaats 1] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met kracht gedurende ongeveer tien seconden de keel/hals van die [slachtoffer 1] vast te pakken en
/ofin die keel/hals te knijpen;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 28 oktober 2022 tot en met 5 januari 2023 te [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3]
althans in Nederland,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 2] meermaals via verschillende social media accounts en telefoonnummers te benaderen en berichten te sturen via Snapchat, Whatsapp, Telegram, Instagram en
/ofiMessage, en
/ofdoor die [slachtoffer 2] meermalen
, althans eenmaal,via Snapchat bedreigende berichten te sturen met de volgende inhoud: "jij gaat dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
/ofdoor die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, via Whatsapp en Snapchat berichten te sturen met de volgende inhoud: "kk hoer", "hjkkb", "kankerhoer", "achterlijk kk kind", "hang jezelf op aub", en
/ofdoor die [slachtoffer 2] via Snapchat een bericht te sturen met de volgende inhoud: "k ga nudes (naaktfoto's) sturen met jou foto dr bij naar je klasgenootjes", en
/ofdoor een bericht op Telegram te plaatsen met een foto van die [slachtoffer 2] en andere gegevens van die [slachtoffer 2] waaronder het telefoonnummer van die [slachtoffer 2] en de tekst dat die [slachtoffer 2] in [pleegplaats 3] woont met het oogmerk die [slachtoffer 2]
, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/ofvrees aan te jagen;
3.
hij op
of omstreeks28 oktober 2022 te [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3]
althans in Nederland[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] via Snapchat dreigend de woorden toe te voegen "jij gaat dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op
of omstreeks27 november 2022 te [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3]
althans in Nederland[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] via Snapchat dreigend de woorden toe te voegen "Jij gaat dood. Ga morgen niet naar je stage. Jij gaat dood.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde leveren op:
de eendaadse samenloop van
belaging
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De bewezenverklaarde gedragingen onder de feiten 2, 3 en 4 leveren een zodanig samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Naar het oordeel van het hof zijn de feiten 2, 3 en 4 dan ook in eendaadse samenloop gepleegd.

Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Inmiddels is een traject opgestart bij de reclassering en heeft hij een opleiding gevonden die hij kan afmaken zonder dat hiervoor een verklaring omtrent het gedrag (VOG) vereist is. De verdediging verzoekt maximaal één maand gevangenisstraf op te leggen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het moet voor aangeefster [slachtoffer 1] zeer beangstigend zijn geweest om met verdachte opgesloten te hebben gezeten in een wc-hokje in de trein. Verdachte heeft haar in dit wc-hokje mishandeld. Zij werd door hem tegen de muur gedrukt en probeerde de deur van het wc-hokje te openen om zo uit de benarde situatie te komen. Daar is geen einde aan gekomen omdat verdachte haar liet gaan. Aangeefster heeft moeten roepen om hulp en zodoende heeft iemand haar bevrijd door met moeite en veel kracht van buitenaf de deur van het wc-hokje te openen.
Ook voor aangeefster [slachtoffer 2] moet de situatie waarin verdachte haar heeft gebracht en de verschillende berichten van verdachte zeer beangstigend zijn geweest. Verdachte heeft aangeefster gedurende een periode van ongeveer drie maanden belaagd, door haar veelvuldig berichten te sturen via verschillende sociale media. Daarmee heeft hij stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Twee van deze berichten hielden daarbij een bedreiging van aangeefster in.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met de onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten, die een samenhangende reeks feiten betreffen en in eendaadse samenloop zijn gepleegd.
Het hof heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin als oriëntatiepunt voor mishandeling met enig lichamelijk letsel ten gevolge een geldboete van € 750,00 geldt. Als oriëntatiepunt voor bedreiging staat een geldboete van € 250,00 opgenomen.
Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 december 2024, waaruit blijkt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Verder blijkt dat aan verdachte al eerder forse straffen zijn opgelegd, waaronder ook voor soortgelijke feiten. Het contact met vrouwen lijkt een problematisch aspect in het leven van verdachte, nu hij vaker veroordeeld is voor vervelende feiten richting vrouwen.
Het hof stelt voorop dat de aard en ernst van het bewezenverklaarde en het justitieel verleden van verdachte de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel rechtvaardigen. Het hof zal echter, anders dan door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, aan verdachte geen volledig onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Het hof acht hierbij van belang dat er onlangs naar aanleiding van het veroordelend vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 3 december 2024 een traject met de reclassering is gestart en dat de school een positief geluid over de persoon van verdachte heeft laten horen. Het hof wil deze, weliswaar nog prille, positieve ontwikkelingen niet doorkruisen met het opleggen van onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De voorwaardelijke gevangenisstraf die het hof aan verdachte zal opleggen, heeft mede te gelden om verdachte te stimuleren om deze positieve ontwikkelingen in zijn leven voort te zetten en om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Het hof heeft gezien dat verdachte 26 dagen in voorarrest heeft doorgebracht.
Alles overwegende, is het hof van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen waarvan 94 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 950,00 bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 400,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging inzake 16-278134-21

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Midden-Nederland van 1 februari 2022 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 96 dagen met aftrek, parketnummer 16-278134-21. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden bevolen.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een bevel tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur bevelen.

Vordering tenuitvoerlegging inzake 16-050403-21

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Midden-Nederland van 1 februari 2022 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 180 dagen met aftrek, parketnummer 16-050403-21. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen. Het hof acht de tenuitvoerlegging hiervan niet langer opportuun.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 63, 285, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
94 (vierennegentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 5 (vijf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 5 januari 2023.
Beveelt in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 1 februari 2022 met parketnummer 16-278134-21, te weten een jeugddetentie voor de duur van 96 dagen met aftrek, een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
96 (zesennegentig) dagenjeugddetentie.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Midden-Nederland van 5 april 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 1 februari 2022, parketnummer 16-050403-21, voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 180 dagen met aftrek.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M. Keppels en R.W.E. van Leuken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.S. Janssen, griffier,
en op 4 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.