ECLI:NL:GHARL:2025:5040
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep tegen vonnis politierechter
In deze zaak heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, dat op 2 augustus 2024 werd uitgesproken. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 13 augustus 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 30 juli 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die stelde dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moest worden in het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bezwaren zijn ingediend door de verdachte tegen het vonnis van de politierechter en heeft ook geen redenen gevonden die een inhoudelijke behandeling van de zaak noodzakelijk maken. Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. A.J. Rietveld, en de raadsheren mr. H.J. Deuring en mr. P.S. Bakker, in aanwezigheid van griffier D.D. Drost.