ECLI:NL:GHARL:2025:4909

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
21-001304-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot doodslag en diefstal met een valse sleutel

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor poging tot doodslag en diefstal met een valse sleutel. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 januari 2022, waarbij de verdachte met een mes in de linkerzijde van het slachtoffer heeft gestoken, wat resulteerde in ernstige verwondingen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een zwaardere straf opgelegd van 36 maanden. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde met de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor diefstal met een valse sleutel, waarbij hij geld heeft gepind met een gestolen bankpas. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, maar heeft dit niet in strafverzwarende zin meegewogen. De verdachte is een veelpleger met een geschiedenis van geweldsdelicten en verslavingsproblematiek, wat heeft bijgedragen aan de beslissing van het hof om een hogere straf op te leggen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001304-23
Uitspraak d.d.: 6 augustus 2025
VERSTEK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen , van 9 maart 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 18-015036-22, 18-041602-23 en 18-237234-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 juli 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het tenlastegelegde feit met parketnummer 18-041602-23 en het onder 2 tenlastegelegde feit met parketnummer 18-237234-22, kan verdachte daarin niet worden ontvangen, nu daartegen op grond van het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering geen hoger beroep mogelijk is. Het hof zal verdachte in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 9 maart 2023, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit met parketnummer 18-015036-22 en het onder 1 primair tenlastegelegde feit met parketnummer 18-237234-22 en veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw recht doen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 18-015036-22:
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven met een mes, althans met een scherp snijdend voorwerp, in de (linker)zij/flank, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, en/of in (de richting van) de hals/nek van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te [plaats] , aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de (linker)zij/flank en/of een klaplong (pneumothorax), heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] met een mes, althans met een scherp snijdend voorwerp, in zijn (linker)zij/flank, in elk geval in zijn lichaam te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans met een scherp snijdend voorwerp, in de (linker)zij/borst, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, en/of in (de richting van) de arm en/of hals/nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
zaak met parketnummer 18-237234-22:
1
hij op of omstreeks 4 mei 2022, te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , (telkens) een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte dat weg te nemen geld (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas op naam van [slachtoffer 2] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 mei 2022, te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] en/of te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , een bankpas op naam van [slachtoffer 2] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die bankpas/dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen bankpas/goed betrof;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft veroordeling gevorderd ter zake van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag met parketnummer 18-015036-22 en de onder 1 primair tenlastegelegde diefstal met een valse sleutel met parketnummer 18-237234-22.
Oordeel van het hof
Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank omtrent het primair tenlastegelegde feit met parketnummer 18-015036-22 en het onder 1 primair tenlastegelegde feit met parketnummer 18-237234-22 waar de rechtbank overweegt (hierna cursief weergegeven) en neemt deze over:
Parketnummer 18-237234-22, feit 1 primair
De rechtbank acht het onder parketnummer 18-237234-22 onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:

1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2023;

2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 mei 2022, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022151446-2 d.d. 24 juni 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .

3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2022, opgenomen op pagina 30 van voornoemd dossier, inhoudend een relaas van verbalisant.

4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juni 2022, opgenomen op pagina 65b van voornoemd dossier, inhoudend een relaas van verbalisant.

Parketnummer 18-015036-22
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter zitting van 23 februari 2023 afgelegde verklaring, voor zover

inhoudend:

Ik word ook wel ‘ [bijnaam] ’ genoemd. Het klopt dat ik in de nacht van 31 december 2021 op 1 januari 2022 in de tuin bij [naam] was. [slachtoffer 1](het hof begrijpt: aangever [slachtoffer 1] )
sprong over de schutting en wij kregen ruzie. Het werd vechten. Ik werd door [slachtoffer 1] geslagen en in een hoek gedrukt. Ik heb kans gezien om weg te vluchten.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 januari 2022, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022000066 d.d. 23 februari 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :

Op 1 januari 2022 was ik thuis aan [adres] te [plaats] samen met [naam] . Omstreeks 01.00 uur hoorden wij geschreeuw van buiten komen. Vanuit de achtertuin hoorde ik het geschreeuw bij huisnummer [huisnummer] komen. Ik ben hierop over de schutting geklommen en zie ik een man genaamd " [bijnaam] " (fon)(het hof begrijpt: verdachte [verdachte] )
staan. Ik zag dat hij tegen twee personen aan het schreeuwen was. Deze twee personen stonden in de deuropening van de schutting. Ik wilde dat het rustig was dus ik riep met een duidelijke stem: "Je moet je bek houden" tegen [bijnaam] . Ik hoorde dat [bijnaam] door bleef schreeuwen en naar mij toe kwam lopen. Ik draaide mij naar hem toe en geef hem met twee handen een duw en zie dat hij zichtbaar naar achteren moet stappen. Op dat moment komt hij weer naar mij toe gelopen en riep hij: "Wat wil jij nou!". Ik zag dat hij in zijn rechterhand iets zilvers vast had en zag dat dit glinsterde. Ik zie dat hij een zwaaiende beweging naar mij toe maakte. De zwaaiende beweging ging naar de linkerzijde van mijn romp/mijn linker flank. Ik probeerde mij af te weren en sla hem direct met mijn rechterhand op zijn gezicht. Ik heb hem in ieder geval twee keer op zijn gezicht geraakt en op de zijkant van zijn hoofd. Ik had alleen niet het idee dat deze klappen hard waren, want ik voelde geen kracht meer in mijn lichaam. Ik voelde mij ook zwakker worden in mijn lichaam. Ik werd op dat moment naar achteren getrokken door omstanders. Ik trok op dat moment mijn trui omhoog en zag allemaal bloed.
In het ziekenhuis vertelden ze dat ik door een mes gestoken was. In het ziekenhuis hebben ze foto's gemaakt en een CT-scan gemaakt. Daarbij kwam naar voren dat ik een beginnende ingeklapte long had en de milt daarbij net gemist is. Later kwam ik er achter dat ik vermoedelijk ook gestoken was in mijn nek en op mijn arm. Ik heb in mijn nek drie krassen dan wel oppervlakkige snijplekken.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 januari 2022, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :

A: Ik liep naar het huis van mijn broer toe en ik zag vier personen bij de schutting van mijn broer staan. Ik hoorde die mensen zeggen dat mijn broer aan het vechten was. Ik ben de tuin in gelopen en rende naar de hoek van de tuin tegen het raam van de woning aan. Daar zag ik twee personen in elkaar verstrengeld. Ik heb mijn broer daar weggetrokken en toen zag ik dat hij onder het bloed zat.
A: Ik zag dat mijn broer de arm van die andere persoon vast had. Ik zag ook dat mijn broer de capuchon van de andere persoon naar beneden trok waardoor deze persoon niets kon doen.
A: Ik ben er tussen gekomen en zei dat ze los moesten laten. Op een gegeven moment lieten zij elkaar los en gingen ze uit elkaar. Toen stond die man met de capuchon (het hof begrijpt: verdachte [verdachte] ) voor mij en toen drukte ik [slachtoffer 1] (het hof begrijpt: aangever [slachtoffer 1] ) naar achteren. Op dat moment zag ik behoorlijk wat bloed aan de rechterzijde bij [slachtoffer 1] . Ik zag een gat in zijn shirt en behoorlijk wat bloed.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 5 januari 2022, opgenomen op pagina 111 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :

A: De dader staat daar en toen zei hij iets, ik weet niet wat, het escaleerde een beetje. Hij ging tegenover [slachtoffer 1] (het hof begrijpt: aangever [slachtoffer 1] ) staan en toen begon het. De één gaf de ander een duw, de ander een stoot in het gezicht. Toen kwam de broer van [slachtoffer 1] , [naam] . Ik ging samen met [naam] die tuin in om hen uit elkaar te halen. [slachtoffer 1] kon ik gemakkelijk van die gast aftrekken. Zij lagen in een tuin, in een hoek op elkaar en [slachtoffer 1] lag bovenop.
V: Je trekt [slachtoffer 1] van de jongen af, wat is het eerste datje ziet?
A: Ik voelde dat het nat was, totdat ik in het licht kwam en toen zag ik dat het bloed was.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2022, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:

Op zaterdag 1 januari 2022 heb ik gebeld met de melder, [naam] . Ik heb de vragen ik aan hem heb gesteld, weergegeven met 'V'; de antwoorden die hij gaf, heb ik weergegeven met 'A'.
A: Ik zag dat de man en vrouw een schuttingdeur van een achtertuin open deden en de achtertuin in stapten. De deur ging ook weer dicht. Aangezien ze nog steeds ruzie hadden, hebben we besloten om 112 te bellen. [naam] heeft besloten om de schuttingdeur open te doen, want hij kreeg het vermoeden dat er mogelijk een mishandeling plaats zou vinden. Hij is tussen beide personen gaan staan, waardoor de zaak de-escaleerde. De vrouw die bij hem was, is er tussendoor geglipt. De schuttingdeur van de tuin ernaast ging open en er kwamen mensen uit, onder andere de man met de hond. Toen we weg waren gelopen, zagen we dat er een politieauto aan kwam rijden. We hebben toen besloten om toch weer terug te gaan. We zagen dat de man (het hof begrijpt: aangever [slachtoffer 1] ) die met de hond uit de andere tuin was gelopen, bloedde bij zijn buik.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2022, opgenomen op pagina van 4 van het aanvullend dossier, inhoudend als relaas van verbalisant[verbalisant]
:
Op 18 januari 2022 werd in de woning van verdachte [verdachte] een mes inbeslaggenomen. Dit mes zou vanwege de grootte en vorm van het lemmet, passend bij de verwondingen van de aangever, door verdachte gebruikt kunnen zijn. Sporen, aangetroffen op dit mes werden voor nader onderzoek overgedragen aan het Nederlands Forensisch Instituut.
Goed(eren): PL0100-2022000066-1457754, steekwapen (Mes), Malta, meerkleurig, SIN AAPP8646NL, bijzonderheden: aangetroffen in woning van [verdachte] . Lag opengevouwen op bank naast bed.

7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 24 januari 2022, opgenomen op pagina 5 e.v. van het aanvullend dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:

Veiliggestelde sporen
SIN : AAPK9699NL
Relatie met SIN : AAPP8646NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Epitheel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen : 24 januari 2022 om 14:45 uur
Plaats veiligstellen : Lemmet

8. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.02.04.107 (aanvraag 001), d.d. 7 april 2022 opgemaakt door [naam] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 8 e.v. van het aanvullend dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:

Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
SIN
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAPK9699NL#01
(lemmet)
minimaal drie personen
- verdachte [verdachte]
- slachtoffer [slachtoffer 1]
- [naam]
- meer dan 1 miljard
- meer dan 1 miljard
- ongeveer 360 miljoen
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AAPK9699NL#01 (lemmet)
De bewijskracht is berekend ten aanzien van verdachte [verdachte] , slachtoffer [slachtoffer 1] en [naam] . Ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 1] :
DNA-mengprofiel AAPK9699NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 1] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.

9. Een Forensisch Geneeskundige Letselrapportage, op 23 februari 2022 opgemaakt en ondertekend door [naam] , forensisch arts, voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:

Medische informatie
Naar aanleiding van mijn verzoek om medische informatie kreeg ik van collega [naam] , chirurg, medische informatie toegestuurd. De meest relevante bevindingen:
Er bleek sprake van een messteek van ongeveer 7 a 8 cm. Milt en diafragma zijn daarbij (net) niet geraakt. Er is een steektraject door het longweefsel heen ter hoogte van het hart maar naar achteren. De steekwond veroorzaakte een kleine pneumothorax (ingeklapte long). Er werd een fors bulleus emfyseem geconstateerd wat een extra risico was bij dit incident.
De radioloog heeft nog het volgende aangegeven:
Afstand tot pleura 27,1 mm (borstvlies).
De afstand tot de aorta is 58,6 mm.
Beoordeling (interpretatie) van de letsels
Ik zie betrokkene 5 dagen na het incident. Er wordt dan door mij aan de linkerzijde van de romp net onder de ribbenboog een scherprandige verwonding gezien met een gehechte wond. De chirurg spreekt over een messteek van ongeveer 7 a 8 cm. Milt en diafragma zijn daarbij (net) niet geraakt. Er is een steektraject door het longweefsel heen ter hoogte van het hart maar naar achteren. De steekwond veroorzaakte een kleine pneumothorax (in geklapte long).
Wat zouden de gevolgen (kunnen) zijn geweest als de milt wel was geraakt?
Wanneer de milt geraakt zou zijn is de ernst van het letsel aan de hand van de zogenaamde Abbreviated Injury Score (AIS) te bepalen. De score loopt van 1 (licht), 2 (matig), 3 (ernstig), 4 (levensbedreigend), tot 5 (kritiek). De AIS wordt gebruikt om in indicatie te geven van de kans op overlijden. Bij betrokkene komen we op een AIS score van 3 tot 5. Het verschil wordt bepaald door de mate waarin de milt of de omgeving van de milt wordt geraakt. In het ernstigste geval score 5 wordt de bloedvoorziening van de milt geraakt en ontstaat er een bloeding in de buikholte.
Zijn er overige relevante bevindingen. Zo ja, welke?
Belangrijk is ook te vermelden dat sprake was van een bulleus emfyseem (een medische aandoening waarbij er zich bolvormige luchtzakken in de longen bevinden). Een ingeklapte long bij mensen met deze aandoening is lastiger te behandelen en vormt een groter risico. Een eenvoudige ingeklapte long zit al op een AIS score van 3 (ernstig). In de medische informatie wordt terecht ook de neergaande aorta genoemd als een structuur die geraakt had kunnen worden. De afstand tot de aorta wordt door de radioloog geschat op 58,6 mm. Indien deze structuur geraakt wordt is de AIS score 4, hetgeen levensbedreigend impliceert.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank gaat er op basis van voornoemde bewijsmiddelen vanuit dat verdachte en aangever in de nacht van 31 december 2021 op 1 januari 2022 ruzie hebben gekregen in de tuin van de buurman van aangever, hetgeen heeft geresulteerd in een handgemeen. Uit verschillende getuigenverklaringen blijkt dat aangever - direct na de vechtpartij met verdachte - hevig bloedde. Een ambulance is ter plaatse gekomen en de artsen die aangever hebben onderzocht hebben geconstateerd dat hij in zijn linker zij is gestoken. De rechtbank stelt vast dat, gelet op de inhoud van het DNA-rapport van het Nederlands
Forensisch Instituut (hierna: NFI), het mes dat in de woning van verdachte is aangetroffen, het mes is geweest waarmee aangever is gestoken.
Door de verdediging is aangevoerd dat een alternatief scenario, waarin niet verdachte maar [naam] aangever tijdens het gevecht (van achteren) heeft gestoken, niet valt uit te sluiten.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat dit alternatieve scenario wel degelijk zijn weerlegging vindt in bovenstaande bewijsmiddelen. Aangever heeft verklaard dat hij in gevecht raakte met verdachte en dat hij daarbij zag dat verdachte iets zilverkleurigs in zijn hand had dat glinsterde. Hij ziet dat verdachte een zwaaiende beweging maakt naar zijn linker flank. Hij vertelt dat hij daarna voelt dat hij zwakker wordt en dat van de klappen die hij vervolgens uitdeelde geen kracht meer uitging. Door meerdere getuigen wordt gesproken over een vechtpartij tussen twee personen, te weten verdachte en aangever. Geen van deze getuigen verklaart over de betrokkenheid van [naam] bij de vechtpartij. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van bovenstaande bewijsmiddelen dan ook buiten redelijke twijfel worden bewezen dat verdachte tijdens de vechtpartij op enig moment met een mes op aangever heeft ingestoken en dat aangever daarbij verwondingen heeft opgelopen aan zijn linker zij.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte, door het steken met een mes in de zij van aangever, (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangever.
Verdachte heeft aangever met een mes aan de linkerzijde van zijn romp, net onder de ribben, in de buurt van zijn milt, gestoken. Het met een mes steken in iemands flank roept de aanmerkelijke kans in het leven dat dat slachtoffer daardoor komt te overlijden, nu in dat gebied meerdere vitale organen (zoals de milt) aanwezig zijn.. Dit is een algemene ervaringsregel waarvan eenieder - en dus ook verdachte - wetenschap heeft. Het steken door verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm dan ook zozeer gericht op het bewerkstelligen van de dood, dat hieruit volgt dat verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte door zijn handelen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zou komen te overlijden. De rechtbank acht derhalve de primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen.
In aanvulling hierop overweegt het hof als volgt.
Het dossier bevat naar het oordeel van het hof geen aanwijzing dat een ander dan verdachte betrokken was bij het steken van het slachtoffer met een mes.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde met parketnummer 18-015036-22 en het onder 1 primair tenlastegelegde met parketnummer 18-237234-22 heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 18-015036-22:
primair
hij op 1 januari 2022 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven met een mes, in de linker zij/flank, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
zaak met parketnummer 18-237234-22:
1. primair
hij op 4 mei 2022, te [plaats] , telkens een hoeveelheid geld, die geheel aan [slachtoffer 2] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte dat weg te nemen geld telkens onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas op naam van [slachtoffer 2] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 18-015036-22 levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 18-237234-22 levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft, onder verwijzing naar de richtlijnen van het openbaar ministerie, gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achtentwintig maanden, met aftrek van voorarrest.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 11 augustus 2022 en het uittreksel Justitiële Documentatie van 17 juni 2025.
Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank omtrent de op te leggen straf en/of maatregel waar de rechtbank overweegt (hierna cursief weergegeven):
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer met een mes in zijn linker zij te steken. De rechtbank acht dit een bijzonder ernstig feit waarbij geldt dat het niet aan verdachte te danken is dat het slachtoffer geen dodelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft met zijn geweldshandelingen een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daar komt bij dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor het door hem gepleegde feit.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal door met een gestolen pinpas geld te pinnen. (…)
Naar het oordeel van de rechtbank geldt ten aanzien van de poging tot doodslag dat voor zulk ernstig geweld in beginsel alleen een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Daar komt nog de door verdachte gepleegde diefstal bij.
Blijkens het reclasseringsrapport is verdachte een verslavingsgevoelige man die meermalen delicten heeft gepleegd onder invloed van drugs en/of alcohol. Verdachte staat bekend als veelpleger, waarbij hij zich met name schuldig heeft gemaakt aan het plegen van vermogensdelicten. Verdachte had voorafgaand aan de poging tot doodslag zijn leven niet op orde. Zo was verdachte dakloos, had hij financiële problemen, een negatief sociaal netwerk, drugs- en alcoholproblematiek en relatieproblematiek. De hulpverleningstrajecten die afgelopen jaren zijn ingezet zijn zonder resultaat gebleven omdat verdachte onvoldoende gemotiveerd was om hieraan mee te werken. De reclassering heeft aangegeven geen beschermende factoren te zien en diagnostiek noodzakelijk te vinden. Verdachte heeft echter niet mee willen werken aan psychologisch onderzoek, waardoor de reclassering geen meerwaarde ziet in het toepassen van interventies. De reclassering heeft het risico op recidive als hoog in geschat. De reclassering heeft geadviseerd een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, waarbij geldt dat er geen zwaarwegende negatieve consequenties worden gezien voor het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte beschikt over een omvangrijke justitiële documentatie en geen first offender is ten aanzien van geweldsdelicten, nu verdachte in 2011 en 2006 ook is veroordeeld voor geweldsdelicten. Aangezien deze feiten al van langer geleden dateren, zal de rechtbank hier niet in strafverzwarende zin rekening mee houden.
In aanvulling hierop overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Verdachte heeft op 15 maart 2023 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 6 augustus 2025 arrest wijst. Daarmee is de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in hoger beroep overschreden met bijna vijf maanden. Gezien de beperkte overschrijding volstaat het hof met de enkele constatering daarvan. In dat oordeel betrekt het hof de omstandigheid dat de inhoudelijke behandeling van de zaak ter zitting oorspronkelijk zou plaatsvinden op 17 januari 2025, maar toen op verzoek van de verdediging is aangehouden.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de hoogte van de opgelegde straffen in soortgelijke strafzaken, komt het hof tot een hogere straf dan door de rechtbank is opgelegd. Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57, 63, 287 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-041602-23 tenlastegelegde.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-237234-22 onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte in de zaak met parketnummer 18-015036-22 het primair en het in de zaak met parketnummer 18-237234-22 onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-015036-22 primair en het in de zaak met parketnummer 18-237234-22 onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 6 augustus 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.