Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
- verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld;
- aan verdachte een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van drie maanden, met aftrek van het voorarrest;
- bepaald dat de benadeelde partij [benadeelde] . niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2019 tot en met 18 juni 2020, althans in ieder geval op 18 juni 2020, te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
hij in of omstreeks de periode van 15 januari 2019 tot en met 18 juni 2020, in ieder geval op 18 juni 2020, te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Overweging met betrekking tot het bewijs
18 juni 2020’ in de weg. Hoewel de onder 2 tenlastegelegde gedraging mogelijk niet de gehele tenlastegelegde periode beslaat, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat deze in ieder geval gedurende een deel ervan heeft plaatsgevonden.
Bewezenverklaring
hij in de periode van 15 juni 2019 tot en met 18 juni 2020 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
hij in de periode van 15 januari 2019 tot en met 18 juni 2020 te [plaats] , een hoeveelheid elektriciteit die geheel aan [benadeelde] , toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Het hof heeft bij de strafoplegging het volgende in beschouwing genomen.
Hiermee heeft hij niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendom van een ander, maar heeft hij ook meegewerkt aan een (brand)gevaarlijke situatie.
- een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren;
- een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.