ECLI:NL:GHARL:2025:4686

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
200.356.359
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake faillietverklaring van een onderneming met betrekking tot betalingsonmacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de appellante op verzoek van de aanvragers in staat van faillissement was verklaard. De appellante, die ook handelde onder de naam [naam1], had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, waarin zij verzocht om de faillietverklaring te vernietigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 juli 2025 is gebleken dat de appellante niet langer in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Dit werd onderbouwd door het feit dat een bedrag van € 15.988,60 door derden was voldaan, wat leidde tot de conclusie dat de faillietverklaring niet meer gerechtvaardigd was. De curator steunde deze conclusie, wat resulteerde in de beslissing van het hof om het verzoek tot faillietverklaring alsnog af te wijzen. Het hof heeft tevens de faillissementskosten vastgesteld op € 11.251,15, die ten laste van de appellante komen. Het arrest is openbaar uitgesproken op 17 juli 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.356.359
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht C/16/25/324 F
arrest van 17 juli 2025
in de zaak van
[appellante] ,ook handelend onder de naam [naam1]
( [appellante] )
die woont in [woonplaats1]
advocaat: mr. L. van der Heijden
tegen

1.Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf

die is gevestigd in Woerden
2. Stichting Sociaal Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling in het Kappersbedrijf
die is gevestigd in Utrecht
hierna samen: de aanvragers
advocaat: mr. S.K. Tuithof

1.De procedure bij de rechtbank

Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 24 juni 2025 is [appellante] op verzoek van de aanvragers in staat van faillissement verklaard. Hierbij is tot curator aangesteld mr. A.M.S. van Asselt (hierna: de curator). Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.De procedure bij het hof

2.1.
Bij op 2 juli 2025 bij het hof binnengekomen beroepschrift heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 24 juni 2025 (de in het beroepschrift vermelde data van 20 en 26 juni 2025 berusten op een vergissing). [appellante] verzoekt dat vonnis te vernietigen en het verzoek tot faillietverklaring van de aanvragers alsnog af te wijzen.
2.2.
Het hof heeft kennisgenomen van:
- het beroepschrift
- de reactie op het beroepschrift van de curator
- de akte inbrengen bijlagen namens [appellante]
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 juli 2025, waarbij [appellante] is verschenen samen met haar echtgenoot, bijgestaan door mr. Van der Heijden. Namens de aanvragers is mr. Tuithof verschenen. Voorts is de curator verschenen. Ter zitting heeft mr. Van der Heijden spreekaantekeningen, een akte inbrengen bijlagen en een verbeterde versie van zijn beroepschrift (in verband met een typefout) overgelegd.
2.4.
Op 17 juli 2025 heeft het hof nog een bericht van de curator ontvangen.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1.
De rechtbank heeft [appellante] in staat van faillissement verklaard, omdat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van de aanvragers en omdat na summier onderzoek ook is gebleken van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat [appellante] in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen.
3.2.
Het hof oordeelt als volgt. Een faillietverklaring kan worden uitgesproken indien summierlijk is gebleken van een ten tijde van de faillietverklaring bestaand vorderingsrecht van de aanvrager alsmede van het (op het moment van beoordeling) bestaan van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de schuldenaar verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
Dat de schuldenaar meer schuldeisers heeft (het zogenoemde pluraliteitsvereiste), is een noodzakelijke, maar niet een voldoende voorwaarde voor het aannemen van de hiervoor bedoelde toestand. Ook als aan het pluraliteitsvereiste is voldaan, dient te worden onderzocht of de schuldenaar in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen.
In hoger beroep moet ook worden beoordeeld of ten tijde van de behandeling in hoger beroep sprake is van pluraliteit en de toestand van te hebben opgehouden te betalen, zij het dat het vorderingsrecht van de aanvrager op dat moment (doordat het is voldaan bijvoorbeeld) geen deel meer hoeft uit te maken van de vorderingen van de schuldeisers.
3.3.
Het hof is op grond van de overgelegde stukken en de daarbij gegeven toelichting van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat [appellante] niet langer in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Het bedrag van de vordering van de aanvragers van in totaal € 15.988,60 is door derden bij wijze van schenking voldaan door overmaking op de derdengeldenrekening van mr. Van der Heijden. Na vernietiging van het faillissement wordt dat bedrag aangewend voor voldoening van de vordering van de aanvragers (waarin ook de proceskosten van de aanvragers zijn meegenomen). Mr. Tuithof heeft bevestigd dat de aanvragers met deze oplossing hebben ingestemd en om die reden geen bezwaren hebben tegen de vernietiging van het faillissement.
3.4.
Uit de door [appellante] overgelegde correspondentie blijkt verder dat zij met een aantal schuldeisers een betalingsregeling heeft getroffen. Uit door haar overgelegde betalingsbewijzen blijkt daarnaast dat de vorderingen van de overige schuldeisers volledig door derden bij wijze van schenking zijn voldaan. De curator heeft te kennen gegeven dat in haar visie bij deze stand van zaken (en met inachtneming van hetgeen hierna is vermeld over de faillissementskosten) geen sprake meer is van de toestand van te hebben opgehouden te betalen en dat zij daarom de vernietiging van het faillissement ondersteunt.
3.5.
Het hoger beroep slaagt. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en het hof zal beslissen zoals hierna is vermeld. Het hof zal daarbij op de voet van artikel 15 lid 3 Fw de faillissementskosten vaststellen op € 11.251,15 conform de berekening van de curator in bijlage 3 bij haar reactie op het beroepschrift. Gelet op de recent verrichte betalingen aan de schuldeisers en de recent getroffen betalingsregelingen heeft de rechtbank het verzoek van de aanvragers tot faillietverklaring op zichzelf terecht toegewezen. De faillissementskosten komen daarom ten laste van [appellante] . Uit het bericht van de curator van 17 juli 2025 volgt dat de faillissementskosten volgens het voorstel van de curator vooruitlopend op deze beslissing al aan de curator zijn betaald.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 24 juni 2025 en beslist als volgt:
4.2.
wijst het verzoek tot faillietverklaring alsnog af;
4.3.
stelt het bedrag van de faillissementskosten en het salaris van de curator vast op € 11.251,15 inclusief btw en brengt dit bedrag ten laste van [appellante] .
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, G.J. Meijer en J.G.B. Pikkemaat en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2025.