ECLI:NL:GHARL:2025:4680

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
21-005060-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van onderzoekswensen in hoger beroep inzake veiliggestelde gegevens smartphone

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juli 2025 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1993, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis en heeft verschillende onderzoekswensen ingediend. Deze wensen betroffen onder andere het onderzoek naar de omgang met veiliggestelde gegevens van een smartphone en het horen van getuigen. Het hof heeft de verzoeken van de verdediging afgewezen, waarbij het hof oordeelde dat de verzoeken niet voldeden aan het noodzaakcriterium. De verdediging had aangevoerd dat na het Landeck-arrest de omgang met smartphonegegevens anders moest worden beoordeeld, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende feitelijke onderbouwing was voor de noodzaak van het onderzoek. Ook de verzoeken om getuigen te horen werden afgewezen, omdat de verdediging niet voldoende nieuwe feiten had aangedragen die een ander oordeel rechtvaardigden. Het hof heeft bepaald dat het onderzoek zal worden hervat op een nader te bepalen terechtzitting, met oproeping van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummers: 21-005064-23 & 21-005060-23
Uitspraak d.d.: 29 juli 2025
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 31 oktober 2023 met parketnummer 16-048840-21 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [adres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit tussenarrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de regiezitting van het hof van 15 juli 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van het standpunt van de advocaat-generaal.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens de verdachte door zijn raadsman, mr. C.J. Nierop, naar voren is gebracht.
Procesverloop
Na het instellen van het hoger beroep heeft de verdediging op verschillende momenten onderzoekswensen ingediend. Op de onderzoekswensen ingediend bij appelschriftuur van 14 november 2023 heeft de raadsheer-commissaris op 31 mei 2024 een beslissing genomen. Daarna heeft op 11 december 2024 een regiezitting plaatsgevonden, waar de raadsman de eerder ingediende onderzoekswensen heeft herhaald. Dit heeft geleid tot het horen van [getuige] bij de raadsheer-commissaris en tot aanvullende processen-verbaal opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . In verband met nadere onderzoekswensen, heeft de raadsman per e-mail van 10 maart 2025 verzocht de zaak nogmaals voor regie aan te brengen.
Onderzoekswensen
Op de regiezitting van 15 juli 2025 heeft de verdediging de navolgende onderzoekswensen ingediend:
I. De advocaat-generaal de opdracht geven te onderzoeken hoe wordt omgegaan met veiliggestelde gegevens van een smartphone;
II. Het horen van [verbalisant 3] ;
III. Het horen van [verbalisant 2] .
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal verzet zich, in lijn met het eerdere standpunt van het openbaar ministerie, tegen toewijzing van de onderzoekswensen.
Oordeel van het hof
I. De advocaat-generaal de opdracht te geven te onderzoeken hoe wordt omgegaan met veiliggestelde gegevens van een smartphone
Het verzoek dient, gelet op de aard van het verzoek, beoordeeld te worden aan de hand van het noodzaakcriterium.
De verdediging heeft – kort gezegd – hiertoe aangevoerd dat na het Landeck-arrest anders moet worden omgegaan met de gegevens van een smartphone. Echter, het doen van onderzoek naar door het openbaar ministerie gevoerd beleid ten aanzien van veilig gestelde gegevens op smartphones in zijn algemeenheid, zonder feitelijke onderbouwing waardoor, op welke wijze en welke concrete belangen van verdachte in dit geval in het gedrang komen, levert niet de noodzaak op tot het verrichten van dergelijk onderzoek om de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering in deze concrete zaak te kunnen beantwoorden. Het formuleren van algemene vermoedens en suggesties, zoals die door de verdediging ter onderbouwing van het verzoek zijn geformuleerd, voldoet tegen die achtergrond niet. Bovendien heeft de advocaat-generaal ter zitting aangegeven dat de veiliggestelde gegevens van de smartphone van verdachte op een beveiligde server staan en dat deze gegevens alleen nog toegankelijk zijn indien daarvoor een rechterlijke machtiging wordt afgegeven. Ook tegen die achtergrond acht het hof de door de verdediging gegeven onderbouwing van dit verzoek onvoldoende om tot toewijzing te kunnen komen.
Gelet op het vorenstaande, zal het hof het verzoek om de advocaat-generaal de opdracht te geven te onderzoeken hoe wordt omgegaan met veiliggestelde gegevens van een smartphone, dan ook
afwijzen.
II. Het horen van verbalisant/getuige [verbalisant 3]
Het verzoek tot het horen van [verbalisant 3] dient, gelet op de aard van het verzoek en het stadium waarin het – na eerdere afwijzingen van het verzoek – is gedaan, beoordeeld te worden aan de hand van het noodzaakcriterium.
De verdediging heeft – kort gezegd – aangevoerd dat [verbalisant 3] niet meer in dienst is bij de politie en om die reden geen aanvullend proces-verbaal op ambtseed kan opmaken. De verdediging wenst [verbalisant 3] te horen over de vraag of het luik eruit zag als een kast en of het luik waarover hij relateert te zien is op de foto op pagina 30 in het dossier. Het hof is, zoals ook de raadsheer-commissaris al in zijn beslissing heeft gemotiveerd, van oordeel dat de kwestie of sprake is van een deur, een kast dan wel een luik onderwerp van discussie kan zijn bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak door het hof. Het oordeel van [verbalisant 3] zelf hierover doet niet ter zake. Daarnaast omschrijft [verbalisant 3] in zijn destijds op ambtseed opgemaakte proces-verbaal waar het ‘luik’ heeft gezeten en verwijst hij naar de fotobijlage die zich in het dossier bevindt. Het horen van de verbalisant zal gelet op vorenstaande dan ook geen toegevoegde waarde hebben, nu het hof mede uit eigen waarneming op basis van de foto’s kan vaststellen hoe de situatie ter plaatse is geweest. Het horen van [verbalisant 3] is daarom niet noodzakelijk ter beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
Gelet op het vorenstaande, zal het hof het verzoek tot het horen van [verbalisant 3] dan ook
afwijzen.
Dat het hof op de regiezitting van 11 december 2024 de verdediging in de gelegenheid heeft gesteld schriftelijke vragen te formuleren aan [verbalisant 3] , dit niet heeft geleid tot een aanvullend proces-verbaal omdat voornoemde verbalisant niet meer werkzaam is bij de politie, maakt het oordeel van het hof over de noodzaak tot het horen van [verbalisant 3] niet anders.
III. Het horen van [verbalisant 2]
Het verzoek tot het horen van [verbalisant 2] dient, gelet op de aard van het verzoek en het stadium waarin het – na eerdere afwijzingen van het verzoek – is gedaan, beoordeeld te worden aan de hand van het noodzaakcriterium.
De verdediging heeft – kort gezegd – aangevoerd dat [verbalisant 2] relevant kan verklaren over de mate waarin een inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, aangezien hij het onderzoek heeft gedaan aan de smartphone. De verdediging stelt zich op het standpunt dat zij onvoldoende het ondervragingsrecht heeft kunnen effectueren, doordat voornoemde verbalisant de door de verdediging naar aanleiding van de regiezitting van 11 december 2024 schriftelijk geformuleerde vragen niet heeft willen beantwoorden.
De strekking van het verzoek betreft antwoord te krijgen op de vraag of en zo ja in welke mate er (on)rechtmatig is gehandeld. In deze situatie geldt de in het arrest van de Hoge Raad van 4 juli 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1015) neergelegde regel dat een verzoek tot het oproepen en horen van getuigen door de verdediging moet worden gemotiveerd. De raadsheer-commissaris heeft bij beslissing van 31 mei 2024 reeds afwijzend op het verzoek van de verdediging beslist, net zoals het hof op de regiezitting van 11 december 2024. De raadsman heeft geen concrete nieuwe feiten en omstandigheden aangedragen die het hof leiden tot een ander oordeel. Vermoedens van de raadsman omtrent het structurele karakter van eventuele onregelmatigheden, heeft de raadsman ook nu niet onderbouwd en nemen derhalve de gedaante aan van een niet-specifieke zoektocht naar mogelijke onregelmatigheden. Niettegenstaande de afwijzing van dit verzoek door het hof op de regiezitting van 11 december 2024, is de raadsman weliswaar nog in de gelegenheid gesteld schriftelijke vragen te formuleren aan die verbalisant maar dat doet strikt genomen aan de niet gebleken noodzaak tot het horen van deze verbalisant niet af, zoals het hof in zijn beslissing van 11 december 2024 al uitdrukkelijk aangaf. De beantwoording van de door de raadsman geformuleerde vragen zoals [verbalisant 2] dat heeft gedaan, maakt dat niet anders, temeer nu [verbalisant 2] daarbij duidelijk heeft vermeld dat hij zelf geen onderzoek heeft verricht aan de door hem veiliggestelde gegevens.
Gelet op het vorenstaande heeft de verdediging ook nu onvoldoende onderbouwd welke noodzaak is gediend met het horen van [verbalisant 2] . Het hof zal het verzoek dan ook
afwijzen.
BESLISSING
Het hof:
Wijst de verzoeken van de verdediging af.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van de verdachte.
Aldus gewezen door
mr. F.E.J. Goffin, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van, griffier,
en op 29 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.