ECLI:NL:GHARL:2025:4666

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
21-000552-25
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplichtigheid aan hennepteelt met verwerping van het beroep op psychische overmacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld voor medeplichtigheid aan hennepteelt en had een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 50 uur opgelegd gekregen. In hoger beroep heeft de verdachte het vonnis bestreden en een beroep gedaan op psychische overmacht. Het hof heeft echter geoordeeld dat het beroep op psychische overmacht niet kan slagen, omdat de verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen andere keuze had dan het plegen van het strafbare feit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur, waarbij de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf is afgewezen. Het hof heeft de relevante artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht toegepast en heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, inclusief de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000552-25
Uitspraak d.d.: 28 juli 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Utrecht, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 9 september 2024 met parketnummer 05-163697-24 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 96-284258-20, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [adres 1]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 juli 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.H.J. Raaijmakers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van – kort gezegd – medeplichtigheid aan hennepteelt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar. Voorts is er een taakstraf van 50 uur opgelegd. Ook is de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt. Ook komt het hof tot een andere beslissing met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 9 oktober 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 346 planten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 9 oktober 2023 te [plaats] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 346 planten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 9 oktober 2023 te [plaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde

Het hof heeft – evenals de advocaat-generaal en raadsvrouw – uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
een ofmeer onbekend gebleven personen op of omstreeks 9 oktober 2023 te [plaats] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk
heeft/hebben geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad(in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 346 planten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,in elk geval
(telkens)een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk
(e)misdrijf
/misdrijvenverdachte op of omstreeks 9 oktober 2023 te [plaats]
, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens)opzettelijk gelegenheid
en/of middelen en/of inlichtingenheeft verschaft en
/ofopzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven
persoon/personen voornoemd pand voor de teelt
/het kwekenvan hennepplanten ter beschikking te stellen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan/tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Door de verdediging is een beroep gedaan op psychische overmacht.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer dient te worden verworpen, omdat verdachte op een andere manier had kunnen reageren en weerstand had moeten bieden.
Het hof overweegt het volgende. Een beroep op psychische overmacht kan alleen slagen wanneer er sprake is geweest van een zodanige van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden. Verdachte wist, blijkens zijn eigen verklaring, dat de hennepplantage zich in zijn woning bevond. Ondanks dat aannemelijk is geworden dat verdachte onder druk is gezet zijn woning daartoe beschikbaar te stellen, is niet gebleken dat hij geen andere mogelijkheid heeft gehad dan het aldus plegen van een strafbaar feit. Daarbij geldt in het bijzonder dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij in een volgende, soortgelijke situatie naar de politie zou gaan. Dat had hij toen ook kunnen doen. Alles afwegende wordt het beroep op psychische overmacht verworpen, omdat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
Verdachte is strafbaar, aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft een taakstraf van 50 uur gevorderd.
De raadsvrouw heeft in het geval van een bewezenverklaring bepleit om geen gevangenisstraf op te leggen.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid van hennepteelt, doordat hij de door hem gehuurde woning ter beschikking heeft gesteld voor de teelt van hennep. Mede door zijn handelswijze wordt de handel in softdrugs in stand gehouden. Het betreft een handel die verboden is, omdat het gebruik van voornoemde drugs de gezondheid van personen schade toebrengt. Die handel gaat bovendien gepaard met zware vormen van criminaliteit.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 juni 2025 van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan en na afloop van het onderhavige feit niet (eerder) is veroordeeld voor een feit betreffende overtreding van de Opiumwet. Ook heeft het hof rekening gehouden met de (psychische) gevolgen van onderhavig feit voor verdachte.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van 50 uur, passend en geboden is.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Gelderland van 10 februari 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, parketnummer 96-284258-20. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft zich op standpunt gesteld dat de tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof het niet meer opportuun om de tenuitvoerlegging van voornoemde straf te gelasten. De vordering tot tenuitvoerlegging zal derhalve worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Oost-Nederland van 16 mei 2024, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 10 februari 2022, parketnummer 96-284258-20, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Aldus gewezen door
mr. P.A.H. Lemaire, voorzitter,
mr. C.A. Baardman en mr. R.A.J. Hübel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.E. Schoenmakers, griffier,
en op 28 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.