Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
advocaat: mr. G.J.P.C.G. Verheijen
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 23 oktober 2024;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep, met wijziging vermeerdering van zijn verzoek;
- een journaalbericht van mr. Verheijen van 4 februari 2025 met productie;
- een journaalbericht van mr. Verheijen van 4 februari 2025 met producties;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 7 februari 2025.
primairde vrouw veroordeelt tot afgifte van de gouden sieraden, met een waarde van € 11.500 factuur [naam2] en factuur/taxatie [naam3] van € 15.034,12 en € 4.000 dus totaal € 30.534,52 en de nog ontbrekende facturen van overige familieleden van de man, dat op verbeurte van een dwangsom van € 1.500 per kalenderdag dat de vrouw na betekening van deze beschikking in gebreke blijft om de gouden sieraden aan de man af te geven,
meer subsidiairdat de man in ieder geval recht heeft op de helft van de waarde van de gouden sieraden voor het geval het hof oordeelt dat geen sprake is van een opzettelijke verzwijging, zoekmaking of verborgen houden in de zin van artikel 3:194 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW);
3.Het oordeel van het hof
Daarom behoren de zich in de kluis van de vrouw bevindende gouden sieraden, geschonken tijdens het huwelijksfeest, tot de gemeenschap en moeten deze bij helft worden verdeeld tussen partijen.”
Het goud is een geschenk aan ons beiden.’ (zie proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 15 juli 2024, pagina 5). Onder randnummer 20 van zijn verweerschrift in eerste aanleg van 12 februari 2024 stelt de man ‘
Het is juist de vrouw die al het goud (wat zij als echtpaar tijdens de bruiloft hebben gehad) heeft meegenomen waaronder ook zijn trouwring van Cartier.’ Eerst op 14 juni 2024 komt de man in zijn gewijzigde en aanvullende verweerschrift in eerste aanleg daarvan terug en stelt hij dat de sieraden aan hem zijn geschonken en dus niet aan partijen samen, dat hij de sieraden als gift van zijn familie heeft gekregen en dat de sieraden dus niet in de gemeenschap vallen. Op de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de advocaat van de man gezegd dat de familie van de man na het huwelijk aan de man heeft verklaard dat de gouden sieraden van de man zijn. Op de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de vrouw verklaard dat zij op de bruiloft met gouden sieraden is omhangen. De man betwist dat en hij verklaart dat er één armband, wellicht twee armbanden bij de vrouw zijn omgehangen. In de door de man overgelegde verklaring van de juwelier (zie verklaring overgelegd bij journaalbericht van 6 februari 2025) verklaart de juwelier echter ‘
De heer [verzoeker] heeft mij een foto getoond van de bruiloft waarop de bruid te zien is met de sieraden. Op deze foto is te zien dat de bruid een Trabzon ketting om heeft, 3-vlechten slavenarmbanden, een aantal hele Cumhuriyet muntstukken en op de jurk zelf tweetal kwart muntstukken.’ Uit die verklaring blijkt dat de vrouw aanmerkelijk meer gouden sierraden droeg dan door de man is gesteld. Geconcludeerd kan worden dat de man niet consistent is in zijn standpunten en wat hij daartoe op verschillende momenten heeft verklaard. De rechtbank heeft in rechtsoverwegingen 3.38, 3.39 en 3.40 daarom terecht geoordeeld dat niet duidelijk is geworden aan wie van partijen welke sieraden zijn geschonken en dat zij daarom niet kan vaststellen dat de gouden sieraden tot het vermogen van de man of de vrouw behoren en daarmee dus tot de gemeenschap behoren. Het hof neemt na eigen onderzoek voornoemde oordelen van de rechtbank over en maakt deze tot de zijne. De man heeft deze oordelen in hoger beroep niet kunnen ontkrachten. Een bewijsaanbod dat de op de bruiloft geschonken gouden sieraden aan de man zijn geschonken is door de man niet gedaan. Zijn bewijsaanbod ziet alleen op het moment van het uithalen van de gouden sieraden uit de kluis bij zijn ouders. Ook zijn beroep op artikel 843a Rv, dat hij heeft onderbouwd met de stelling dat hij het een en ander kan bewijzen met de videobeelden van de bruiloft en dat de vrouw de video aan hem moet afgeven en ook bewijs moet leveren van bezoekregistratie(s) aan haar kluis, kan hem niet baten. De vrouw heeft gemotiveerd betwist dat zij over de video beschikt. Zij stelt dat zij bij haar vertrek uit de woning de video niet meegenomen heeft en dat dus de man zelf over de video beschikt. Voor het hof is het niet mogelijk om vast te stellen waar deze video is. Het hof is dan ook, net als de rechtbank, van oordeel dat de gouden sieraden als gemeenschapsgoederen moeten worden aangemerkt [1] en dus verdeeld moeten worden.