In deze zaak heeft de moeder hoger beroep ingesteld tegen eerdere beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die betrekking hebben op de hoofdverblijfplaats en de omgangsregeling van hun dochter, geboren in Duitsland. De moeder verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar te bepalen en een zorg- en contactregeling vast te stellen. De vader vroeg om eenhoofdig gezag over de minderjarige. De rechtbank had eerder de verzoeken van de moeder afgewezen en de vader vervangende toestemming verleend voor het aanvragen van een Nederlands paspoort voor de minderjarige.
Het hof heeft de mondelinge behandeling op 17 juli 2025 gehouden, waarbij partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Het hof oordeelde dat er gronden zijn voor ondertoezichtstelling van de minderjarige en dat de beslissing van de kinderrechter in stand blijft. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd ten aanzien van het verzoek van de vader om eenhoofdig gezag en heeft dit verzoek toegewezen. Tevens is de omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarige vastgesteld, waarbij de minderjarige wekelijks onder begeleiding van een professionele instantie contact heeft met de moeder.
De zaak heeft een internationaal karakter, aangezien de minderjarige in Duitsland is geboren en de Duitse nationaliteit heeft. Het hof heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om over de verzoeken te oordelen, en dat het Nederlandse recht van toepassing is. De zorgen over de psychische gesteldheid van de moeder en de ex-partnerproblematiek tussen de ouders zijn belangrijke factoren in de beslissing van het hof. Het hof heeft de grieven van de moeder afgewezen en de verzoeken van de vader toegewezen, met als doel de situatie van de minderjarige te verbeteren.