Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- het beroepschrift
- het verweerschrift met incidenteel hoger beroep
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep
- de andere stukken (bijlagen 32-39 van de man)
- de mondelinge behandeling die op 22 mei 2025 is gehouden
2.De kern van de zaak
3.De toelichting op de beslissing van het hof
- vermogen dat ieder van hen voor het huwelijk had niet in een huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap valt;
- partijen de waardevermeerdering dan wel waardevermindering tijdens huwelijk van dat voorhuwelijkse vermogen met elkaar moeten verrekenen;
- vermogen dat tijdens het huwelijk is verkregen of ontstaan in een huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap valt;
- vermogen dat krachtens erfrecht of gift is verkregen en wat daarvoor in de plaats is gekomen niet in een huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap valt en de waardevermeerdering of waardevermindering daarvan niet hoeft te worden verrekend.
in beginselde waarde is op 16 februari 2023. Voor bepaalde goederen en schulden bepleiten zij afwijking van dit uitgangspunt (zie hierna).
“der Erwerb, die Verwaltung, die Nutzung und die Verwertung”van het bedrijfspand.
) bzw. 40% beteiligt sind.“
- De man heeft zijn aandeel in het perceel grond verkregen voor een koopprijs van ½ x DM 345.240 = DM 172.620.
- De man is verder voor de helft schuldenaar van de lening van DM 1.350.000, dat is dus voor DM 675.000.
- Het is niet duidelijk geworden hoever de bouw van het bedrijfspand op 4 juli 1998 was gevorderd. In het dossier bevindt zich wel een huurovereenkomst (bijlage 24 van de man) waaruit volgt dat het bedrijfspand met ingang van 31 december 1998 is verhuurd.
- Het hof gaat bij gebreke van andere gegevens ervan uit dat de gehele lening is gebruikt voor de verkrijging van het perceel grond en voor de bouw van het bedrijfspand.
- Het hof gaat bij gebreke van andere gegevens ook ervan uit dat de waarde van het bedrijfspand tijdens het bouwproces is gestegen naar evenredigheid van de besteding van de geleende gelden. Dat betekent dat met de lening per saldo geen rekening hoeft te worden gehouden (waarde pand + beschikbare gelden = DM 1.350.000).
- Op 25 maart 1998 was de man voor de helft gerechtigd in het perceel grond en voor de helft schuldenaar van de geldlening, maar ook weer voor de helft gerechtigd tot de toen nog beschikbare gelden. De schuld en het nog beschikbare geld vallen als gezegd per saldo tegen elkaar weg in het vermogen van de man.
- Zo is het nog steeds en ook op 31 december 1998: het hof gaat bij gebrek aan concrete gegevens ervan uit dat het perceel grond met bedrijfspand dan een waarde heeft van DM 1.350.000 en de schuld dan nog steeds gelijk is aan de oorspronkelijke hoofdsom van DM 1.350.000.
- De ‘aanvangswaarde’ van het bedrijfspand met schuld is dan per saldo 0.