ECLI:NL:GHARL:2025:4596

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
P25/036
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden en beoordeling van recidivegevaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 mei 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1995, die momenteel verblijft in een woning van RIBW. De rechtbank Gelderland had eerder op 13 december 2024 besloten om de tbs met een jaar te verlengen. Het hof bevestigt deze beslissing, maar voegt gronden toe aan het oordeel dat de veiligheid van anderen de verlenging eist. Het hof baseert zich op de indexdelicten en gedragskundige adviezen, waaruit blijkt dat bij beëindiging van de tbs een reëel risico bestaat dat de terbeschikkinggestelde zijn medicatiegebruik staakt en opnieuw psychotisch zal worden, wat gevaar kan opleveren voor de veiligheid van personen en goederen. Het hof heeft ook de mogelijkheid van een zorgmachtiging op basis van de Wet forensische zorg overwogen en vindt het wenselijk dat dit onderzoek spoedig wordt gestart. De terbeschikkingstelling is opgelegd voor brandstichtingen en de terbeschikkinggestelde ontkent de feiten, wat complicaties met zich meebrengt voor de beoordeling van het recidivegevaar. De reclassering heeft het risico op recidive ingeschat als laag, maar het hof concludeert dat de terbeschikkingstelling moet worden voortgezet om de veiligheid te waarborgen. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd met aanvulling van gronden.

Uitspraak

TBS P25/036
Beslissing van 22 mei 2025
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [plaats] op [geboortedag] 1995,
verblijvende in een woning van RIBW [naam] op het adres [adres] , onder verantwoordelijkheid van [reclasseringsinstelling] (hierna: de reclassering),
verder te noemen: de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 13 december 2024. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
‒ de processen-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
‒ de beslissing waarvan beroep;
‒ de akte van 13 december 2024 waarbij de terbeschikkinggestelde beroep heeft ingesteld;
‒ het voortgangsverslag van de reclassering van 24 februari 2025;
‒ het (aanvullende) verlengingsadvies van de reclassering van 22 april 2025;
‒ het pro justitia-rapport van psychiater dr. L.H.W.M. Kaiser van 23 april 2025.
Het hof heeft ter zitting van 8 mei 2025 gehoord:
‒ de advocaat-generaal, mr. A. Kooij, en
‒ de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.H. Staring, advocaat in Arnhem.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde functioneert goed en is psychisch stabiel. Dat was ook al zo ten tijde van de zitting van de rechtbank. Tijdens de terbeschikkingstelling is de terbeschikkinggestelde tegen een aantal grenzen aan gelopen. Dat was goed, want daardoor is bij hem ziektebesef en ziekte-inzicht ontstaan. In overleg met de arts is de antipsychotische medicatie afgebouwd. Daarop volgde psychotische decompensatie. Tijdens een verlof is hij toen wat langer weggebleven dan toegestaan, waarop zijn broer hem heeft teruggestuurd naar de kliniek. De familie van de terbeschikkinggestelde is zich dus bewust van zijn ziekte. Dit wordt in de stukken ook benoemd als beschermende factor. Daarnaast is bij de terbeschikkinggestelde ziekte-inzicht ontstaan, want hij ziet het causale verband tussen medicatiegebruik en zijn welzijn. Toen het beter met hem ging, is hij werk gaan zoeken en heeft hij zijn rijbewijs gehaald. In zijn werk is hij vervolgens tegen grenzen aan gelopen, zowel fysiek als mentaal. Daar heeft hij van geleerd. Nu is hij op zoek naar een deeltijdbaan. Daarnaast is hij bezig met het leren van de Nederlandse taal en met naturalisatie. Kortom, de terbeschikkinggestelde is aan het resocialiseren.
Een ander belangrijk punt bij de beoordeling van de verlengingsvordering is de kans dat de terbeschikkinggestelde zal recidiveren. In het verlengingsadvies van mei 2024 schatte de reclassering het risico op algemene recidive in als gemiddeld. In het aanvullende verlengingsadvies van 22 april 2025 wordt het risico op algemene recidive door de reclassering ingeschat als laag. Forensisch psychiatrische afdeling (FPA) Coornhert in Vught schatte het recidiverisico in als matig. De laatste twee rapporterende psychiaters, Maksimović en Kaiser, rapporteerden dat zij het recidiverisico niet kunnen inschatten. Rapporteur Maksimović noemt daarvoor twee redenen. De eerste reden houdt kort gezegd in dat de terbeschikkinggestelde stellig ontkent dat hij de brandstichtingen heeft begaan. De tweede reden is dat het niet duidelijk is wat de onderliggende oorzaak is geweest van de psychose waarin de terbeschikkinggestelde ten tijde van die brandstichtingen verkeerde. De rapporteur noemt verschillende mogelijke oorzaken voor het ontstaan van die psychose. Bij een van die mogelijkheden zou cannabisgebruik een rol hebben gespeeld. De terbeschikkinggestelde is echter al langdurig abstinent van cannabis, dus dat lijkt geen risicofactor meer te zijn. Ook zwakbegaafdheid zou mogelijk hebben bijgedragen aan het ontstaan van de psychose, maar zowel Maksimović als Kaiser heeft geconcludeerd dat de aanwezigheid van zwakbegaafdheid bij de terbeschikkinggestelde kan worden bevestigd noch uitgesloten. Alles in ogenschouw nemend kan worden geconcludeerd dat de terbeschikkinggestelde goed functioneert en dat niet wordt voldaan aan het wettelijke gevaarscriterium voor verlenging van de terbeschikkingstelling. Deze stelling vindt steun in het pro justitia-rapport van 23 april 2025 van psychiater Kaiser, die heeft geadviseerd om de terbeschikkingstelling niet te verlengen.
Gelet op het voorgaande rijst de vraag waarom de maatregel zou moeten voortduren. Bij verlenging van de terbeschikkingstelling zal op 25 juli 2025 in het kader van de volgende verlengingsprocedure een zitting plaatsvinden bij de rechtbank. Wellicht meent het openbaar ministerie dat, gelet op de korte termijn tot die volgende zitting, het om praktische redenen wenselijk is dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd, namelijk om de reclassering de gelegenheid te bieden om vóór die volgende zitting de aanvraag in te dienen voor ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) en te bewerkstelligen dat voor de terbeschikkinggestelde een zorgmachtiging wordt afgegeven. Het is echter maar de vraag of dat op 25 juli 2025 geregeld zal zijn. Verder is het niet zo dat als het hof de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afwijst, de terbeschikkinggestelde onmiddellijk zijn huidige woning zal verliezen. In dat geval kan namelijk onmiddellijk worden ingezet op een zorgmachtiging, waardoor de terbeschikkinggestelde in zijn woning kan blijven. Ook de begeleiding van [zorginstelling] zal niet meteen ophouden bij beëindiging van de terbeschikkingstelling. De depotmedicatie zal in dat scenario nog even doorgaan, net als de wekelijkse gesprekken met de terbeschikkinggestelde. En voor het geval de terbeschikkinggestelde zich aan de depotmedicatie onttrekt, kan de crisismaatregel worden ingezet. Verlenging van de maatregel zou dus niet meer proportioneel zijn. Concluderend heeft de raadsman bepleit dat het hof de beslissing van de rechtbank zal vernietigen en de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling zal afwijzen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Naast deze verlengingsprocedure loopt ook de onderliggende strafzaak nog in hoger beroep. In deze verlengingsprocedure is de voorliggende vraag kort gezegd of van de terbeschikkinggestelde voldoende gevaar uitgaat om de terbeschikkingstelling te kunnen verlengen. De aanwezigheid van een stoornis is recentelijk nog bevestigd door het rapport van psychiater Kaiser van 23 april 2025, dus aan dat punt hoeft verder geen aandacht te worden besteed.
Het is lastig dat de terbeschikkinggestelde de indexmisdrijven ontkent, waardoor de gedragsdeskundigen die hem onderzocht hebben niets hebben kunnen zeggen over de doorwerking van zijn stoornis in die brandstichtingen. De reclassering heeft in mei 2024 met het oog op de behandeling van de verlengingsvordering door de rechtbank het risico op een nieuw geweldsdelict ingeschat als gemiddeld. In het aanvullende verlengingsadvies van 22 april 2025 heeft de reclassering het risico ingeschat als laag. Die inschatting geldt voor de huidige situatie, waarin de terbeschikkinggestelde wordt ondersteund door de RIBW en door [zorginstelling] . Het rapport van psychiater Kaiser houdt in dat de risico’s die van de terbeschikkinggestelde uitgaan vooral zijn gelegen in psychotische decompensatie. Om dat te voorkomen is het van belang dat de terbeschikkinggestelde antipsychotische medicatie blijft gebruiken en abstinent blijft van cannabis. Daarnaast speelt mee dat hij praktische zaken op orde zal moeten hebben. Met betrekking tot middelengebruik bevatten de laatste rapporten alleen maar goed nieuws, want de urinecontroles hadden telkens een negatieve uitslag. Anders is het wat betreft het medicatiegebruik. De terbeschikkinggestelde stemt in met het gebruik van antipsychotische medicatie, maar rapporteur Kaiser houdt er ernstig rekening mee dat de terbeschikkinggestelde dat medicatiegebruik zal staken wanneer de maatregel wegvalt. In dat geval is de kans op psychotische decompensatie groot. Voor het risicomanagement is het dus van belang dat de sociale omgeving van de terbeschikkinggestelde leert inschatten wanneer sprake is van decompensatie. Psychiater Kaiser heeft gerapporteerd dat de terbeschikkinggestelde voorafgaand aan de terbeschikkingstelling een zorgmijder was, dat het niet duidelijk is of hij hulp zal inschakelen bij decompensatie en dat hij in beperkte mate inzicht heeft in de gevaren en voortekenen van decompensatie. Informatie van [zorginstelling] houdt in dat de terbeschikkinggestelde in zijn ontkenning van de indexmisdrijven wordt bevestigd door zijn familie en dat het moeilijk is om de familie te laten inzien wat de kwetsbaarheid van de terbeschikkinggestelde is. Het openbaar ministerie verbindt aan deze omstandigheden de conclusie dat als de maatregel wegvalt, dat dan een substantiële kans op recidive ontstaat. Daaraan kan de conclusie worden verbonden dat wordt voldaan aan het gevaarscriterium. Tegelijkertijd is het openbaar ministerie niet blind voor het advies van rapporteur Kaiser dat strekt tot beëindiging van de maatregel, maar volgens die rapporteur is nog wel een juridisch kader nodig voor het garanderen van medicatiegebruik en het monitoren van de psychische toestand van de terbeschikkinggestelde. Navraag bij de betrokken officier van justitie heeft geleerd dat nog geen begin is gemaakt met de aanvraag van een zorgmachtiging. Men wacht op een reclasseringsadvies dat eind mei wordt verwacht, om daarna mede op basis van dat advies te beoordelen of wordt ingezet op een zorgmachtiging en/of verdere verlenging van de terbeschikkingstelling.
Concluderend is er voldoende reden om de terbeschikkingstelling te verlengen met een jaar. Daarbij is in aanmerking genomen dat die nieuwe termijn al grotendeels is verstreken en dat daarvan feitelijk dus nog maar enkele maanden resteren. Een alternatief is dat het hof de beslissing aanhoudt om over een aantal maanden te beoordelen of verlenging van de terbeschikkingstelling nog nodig is gelet op ontwikkelingen die zich in de tussentijd hebben voorgedaan. De voorkeur van het openbaar ministerie gaat ernaar uit dat de beslissing van de rechtbank wordt bevestigd en dat over een aantal maanden in de volgende verlengingsprocedure wordt beoordeeld of de terbeschikkingstelling kan worden beëindigd.
Het oordeel van het hof
Het hof is onder aanvulling van gronden als hierna weergegeven van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op de juiste wijze heeft beslist. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep met die aanvulling bevestigen.
In aanvulling op de gronden van de rechtbank voor het oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist, overweegt het hof het volgende.
De terbeschikkingstelling is opgelegd bij vonnis van 28 juli 2022 van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen. Het betreft een terbeschikkingstelling met voorwaarden, waarbij de rechtbank heeft bevolen dat deze dadelijk uitvoerbaar is. De terbeschikkinggestelde heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld. Dat hoger beroep loopt nog.
De terbeschikkingstelling is opgelegd voor twee brandstichtingen en een poging daartoe, begaan op 3, 9 en 11 juni 2021. Psychiater Leusink heeft op 16 november 2021 (onder supervisie van psychiater Veldman) gerapporteerd dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan bizarre paranoïde waandenkbeelden en visuele, akoestische en haptische hallucinaties en dat de terbeschikkinggestelde hoogstwaarschijnlijk psychotische klachten had in de periode van de brandstichtingen. Ook psycholoog Sterk heeft op 20 april 2022 gerapporteerd dat de terbeschikkinggestelde ten tijde van de brandstichtingen zeer waarschijnlijk psychotisch was.
Psychiater Kaiser heeft de terbeschikkinggestelde recentelijk onderzocht en heeft naar aanleiding daarvan op 23 april 2025 onder meer het volgende gerapporteerd:
“Bij onderhavig onderzoek is er sprake van een stabiele toestand zonder kenmerken van psychose maar hij heeft nu een depot antipsychoticum. In de periode dat het depot gestaakt was, werd hij weer psychotisch.
(...)
Onderzoeker kan niet tot een conclusie komen omtrent recidivegevaar omdat [de terbeschikkinggestelde] het ten laste gelegde ontkent en hij tegen de veroordeling in hoger beroep is. Vanuit psychiatrisch perspectief bezien is hij nu stabiel en neemt de antipsychotische medicatie in depotvorm.
Er zijn binnen de tbs maatregel voldoende beschermende factoren om gevaarlijk gedrag te voorkomen. Zijn medewerking daaraan is beschermend maar hij wil vooral een 'normaal' leven leiden met een eigen woning, baan en huwen en dergelijke. Dat kan gedeeltelijk als belastend beschouwd worden omdat hij in zijn plannen geen rekening houdt met zijn beperkingen, stress gevoeligheid en beperkte belastbaarheid. Bovendien is de verwachting dat hij zonder maatregel zijn medicatie staakt. De combinatie maakt dat de kans van psychotisch decompenseren dan groot is en dat hij weer zorg gaat mijden.
(...)
Onderzoeker kan slechts stellen dat de kans dat hij zorgmijdend wordt bij een psychose en als er geen zorgmachtiging [het hof begrijpt: of terbeschikkingstelling] zou zijn, groot is. En dan is de kans op herhaling van 'geweld' groot (...).”
Het hof leidt uit het voorgaande af dat bij beëindiging van de terbeschikkingstelling – in welk geval in beginsel ook een einde zou komen aan de begeleiding en ondersteuning die de terbeschikkinggestelde in het kader van die maatregel worden geboden, onder meer wat betreft het gebruik van antipsychotische medicatie – te verwachten valt dat de terbeschikkinggestelde zijn medicatiegebruik zal staken en dat er dan een reëel risico is dat de terbeschikkinggestelde opnieuw psychotisch zal decompenseren en in een psychotische toestand opnieuw een gevaar zal vormen voor de veiligheid van personen en/of goederen.
Verder overweegt het hof het volgende. Het hof acht het wenselijk dat een onderzoek wordt verricht naar de mogelijkheid van de afgifte van een zorgmachtiging op basis van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg. Daarbij acht het hof het wenselijk dat dit onderzoek spoedig wordt aangevangen, om te bevorderen dat dit onderzoek is afgerond voordat de eventuele volgende vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling wordt behandeld.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt met aanvulling van gronden als voormeld de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 13 december 2024, met betrekking tot de terbeschikkinggestelde, [terbeschikkinggestelde] .
Aldus gedaan door
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. W.A. Holland en mr. P.C. Vegter, raadsheren,
drs. P.K.J. Ronhaar en drs. B. van Giessen, raden,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 22 mei 2025 in het openbaar uitgesproken.
Mr. Vegter, de griffier en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.