In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,- voor het opzettelijk overtreden van de Waterwet door (diesel)olie in een oppervlaktewaterlichaam te brengen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 9 juli 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die veroordeling van de verdachte en oplegging van een geldboete vroeg. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat niet kon worden vastgesteld welke stoffen in het water waren gebracht en waar deze vandaan kwamen. Het hof heeft de zaak zorgvuldig onderzocht en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verbalisant had op 11 februari 2023 vervuiling van het water geconstateerd, maar het hof kon niet vaststellen dat de verdachte verantwoordelijk was voor het inbrengen van (diesel)olie. Er was geen monster genomen om het water te onderzoeken, en de aanwijzingen in het dossier waren onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.