ECLI:NL:GHARL:2025:4417

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
200.350.150/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van gezag beëindiging en vaststelling zorgregeling na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de vader over zijn kinderen en de vaststelling van een zorgregeling. De vader, die in Spanje woont, was in hoger beroep gegaan tegen de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, die op 29 december 2023, 21 oktober 2024 en 28 november 2024 waren uitgesproken. De rechtbank had bepaald dat het gezag over de kinderen alleen aan de moeder toekwam en had een omgangsregeling vastgesteld. Het hof heeft de bestreden beschikkingen vernietigd en bepaald dat de vader weer met het gezag wordt bekleed. Tevens is er een ruimere zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen tijdens vakanties en weekenden bij de vader verblijven. Het hof oordeelde dat er geen onaanvaardbaar risico was dat de kinderen klem zouden raken tussen de ouders en dat gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen was. De ouders werden aangespoord om beter te communiceren en rekening te houden met de behoeften van de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.350.150 en 200.350.226
(zaaknummer rechtbank 527651)
beschikking van 17 juli 2025
inzake
[verzoeker],
wonende op [woonplaats1] (Spanje),
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. I. Gerrand,
en
[verweerster],
wonende op [woonplaats2] (Nederlandse Antillen),
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.M.J. Zillikens.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna: de rechtbank), van 29 december 2023,
21 oktober 2024 en 28 november 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De twee laatstgenoemde beschikkingen worden hierna ook genoemd: de bestreden beschikkingen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlagen, ingekomen op 17 januari 2025;
- het verweerschrift met bijlagen;
- een journaalbericht namens de moeder van 28 mei 2025 met bijlagen;
- een journaalbericht namens de vader van 2 juni 2025 met bijlagen.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 19 juni 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2023 ontbonden.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2017 in [plaats1] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2019 in [plaats2] ;
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2021 in [plaats2] .
De hoofdverblijfplaats van de kinderen is bij de moeder.
3.3
De rechtbank heeft bij beschikking van 29 december 2023 de volgende voorlopige
zorgregeling vastgesteld:
- de kinderen verblijven gedurende het weekend van 13 en 14 januari 2024 op zowel
zaterdag als zondag van 10.00 uur tot 15.00 uur bij de vader;
de kinderen verblijven gedurende de periode dat zij op [plaats3] wonen minstens één week bij
de vader, waarbij zij bij de moeder overnachten en de vader de kinderen steeds ophaalt om
10.00 uur bij de moeder en terugbrengt bij de moeder om 17.00 uur.
3.4
De moeder heeft de rechtbank verzocht:
- het gezamenlijk gezag van partijen te beëindigen en te bepalen dat zij met het eenhoofdig
gezag over de kinderen wordt belast;
- ten aanzien van de zorg/omgangsregeling te bepalen dat de kinderen gedurende de Krokus
en/of Paasvakantie en/of gedurende de Hemelvaart(vakantie) van 2025 iedere dag van 9.00
uur tot 16.00 uur bij de vader zullen verblijven telkens in aanwezigheid van een derde;
als zij geen eenhoofdig gezag krijgt:
- om vervangende toestemming voor het verhuizen van de moeder met de kinderen naar
[woonplaats2] vanaf de kerstvakantie van 2024/2025;
- om vervangende toestemming voor het reizen naar [woonplaats2] en voor het inschrijven
van de kinderen op school/kinderdagverblijf/peuterspeelzaal daar.
3.5
De vader heeft de rechtbank gevraagd om de verzoeken van de moeder af te wijzen en hij verzoekt de rechtbank :
- een zorg-/omgangsregeling vast te stellen tussen de vader en de kinderen waarbij de
kinderen op de derde vrijdag van de maand van vrijdag na school tot zondagmiddag 17:00
uur bij de vader zullen verblijven, alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties, zulks
in onderling overleg nader te bepalen, waarbij de vader gerechtigd is zijn deel van de
vakanties met de kinderen in Spanje door te brengen en voor wat betreft de kerstvakantie
- te bepalen dat de kinderen het ene jaar volledig bij de ene ouder doorbrengen en het
daarop volgende jaar de volledige kerstvakantie bij de andere ouder doorbrengen.
De vader heeft tijdens de zitting van de rechtbank subsidiair gevraagd om, als de moeder naar [woonplaats2] verhuist, te bepalen dat de moeder twee van zijn reizen naar [woonplaats2] bekostigt.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikkingen heeft de rechtbank:
- bepaald dat het gezag over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] vanaf dat moment alleen toekomt
aan de moeder;
- een omgangsregeling vastgesteld tussen de vader en [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3]
inhoudende dat de kinderen omgang hebben met de vader:
*tijdens de easterbreak op [woonplaats2] van zaterdag tot en met vrijdag, dagelijks van 9.00
uur tot 16.00 uur;
*tijdens de eerste week van de zomervakantie op [woonplaats1] van maandag tot en met zondag,
dagelijks van 9.00 uur tot 16 00 uur;
*tijdens de herfstvakantie op [woonplaats2] van zaterdag tot en met vrijdag, dagelijks van
9.00 uur tot 16.00 uur;
*in de laatste week voor de kerstvakantie op [woonplaats2] van zondag tot en met zaterdag:
tijdens schooldagen uit school tot 19.00 uur en op zondag en zaterdag van 9.00 uur tot
16.00 uur.
De rechtbank heeft de verzoeken van de ouders voor het overige afgewezen.
4.2
De vader is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikkingen. Hij verzoekt het hof om die beschikkingen te vernietigen en opnieuw beschikkende, het hof begrijpt: het verzoek van de moeder om haar alleen met het gezag over de kinderen te belasten alsnog af te wijzen, en
een regeling vast te stellen waarbij de kinderen omgang met de vader hebben:
-tijdens de easterbreak op [woonplaats2] van zaterdag tot en met vrijdag, waarbij de kinderen
op zaterdag en zondag van 09.00 tot 16.00 uur bij de vader zijn en van maandag tot en met
vrijdag van maandag 09.00 uur tot vrijdag 16.00 uur.
-in de zomervakantie op [woonplaats1] in de eerste vier weken van de zomervakantie van maandag
tot en met zondag, waarbij de kinderen op maandag en dinsdag van 09.00 tot 16.00 uur bij
de vader zijn en vanaf woensdagochtend 09.00 uur tot en met zondag 16.00 uur 3 ½ week
later;
-tijdens de herfstvakantie op [woonplaats2] van zaterdag tot en met vrijdag, waarbij de
kinderen op zaterdag en zondag van 09.00 tot 16.00 uur bij de vader zijn en van maandag
09.00 uur tot vrijdag 16.00 uur;
-in de kerstvakantie in de even jaren op [woonplaats1] in de eerste week van de kerstvakantie van
maandag tot en met zondag, waarbij de kinderen op maandag en dinsdag van 09.00 tot 16.00
uur bij de vader zijn en van woensdag 09.00 uur tot en met zondag 16.00 uur;
-in de oneven jaren op [woonplaats2] in de week voorafgaand aan de kerstvakantie van
zondag tot en met zaterdag, waarbij de kinderen op zondag en maandag van 09.00 tot 16.00
uur bij de vader verblijven en van dinsdag 09.00 uur tot zaterdag 16.00 uur, waarbij de vader
de kinderen van school zal halen en naar school zal brengen.
4.3
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij vraagt het hof om het verzoek van de vader in hoger beroep af te wijzen en (het hof begrijpt:) de bestreden beschikkingen te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

De rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
Gezag en omgang zijn een kwestie van ouderlijke verantwoordelijkheid en vallen daarmee, nu het inleidende verzoek is ingediend ná 1 augustus 2022, onder het toepassingsgebied van de Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 (Brussel II-ter). Gelet op artikel 7 lid 1 Brussel II-ter zijn ten aanzien van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Omdat de kinderen op het moment van indiening van het verzoekschrift in eerste aanleg hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
Tegen de toepassing van Nederlands recht is niet gegriefd, zodat ook het hof daarvan uitgaat.
Het gezag
5.2
Ingevolge artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De standpunten
5.3
De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de moeder toekomt. Hij woont weliswaar in Spanje maar is altijd betrokken geweest in het leven van de kinderen. De grote fysieke afstand tussen hem en de kinderen, die nu op [woonplaats2] wonen, is juist een reden om gezamenlijk gezag te laten bestaan, zodat de vader toch zoveel mogelijk een betrokken vader kan blijven. Alleen een stroeve communicatie tussen de ouders is volgens de vader onvoldoende om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Volgens de vader wordt hem nauwelijks enige inbreng in het dagelijkse leven van de kinderen gegund door de moeder, die daarbij een controlerende rol inneemt.
5.4
Volgens de moeder heeft de rechtbank op de juiste gronden het gezag beëindigd en bepaald dat zij voortaan alleen het gezag over de kinderen van partijen zal uitoefenen. Onder andere vanwege de grote fysieke afstand tot de kinderen, die de vader overigens in eerste instantie zelf heeft veroorzaakt door zijn verhuizing naar [woonplaats1] , toen zij nog met de kinderen in [plaats4] woonde, is gezamenlijk gezag met de vader moeilijk uitvoerbaar. Volgens de moeder hebben de vader en zij geen vertrouwen in elkaar en hebben zij ieder andere normen en waarden op gebied van onder andere hygiëne, huisregels, medische voorschriften en buitenschoolse activiteiten.
Het oordeel van het hof over het gezag
5.5
Naar het oordeel van het hof is niet voldaan aan de eisen die de wet stelt aan de beëindiging van het gezamenlijk gezag. Het hof constateert dat de ouders op dit moment niet tot nauwelijks met elkaar communiceren, maar niet is gebleken dat de kinderen last hebben van het feit dat de ouders gezamenlijk het gezag over hen uitoefenen of dat zij daardoor klem komen te zitten tussen de ouders. In de bestreden beschikking noemt de rechtbank dat er in het verleden is geprocedeerd om vervangende toestemming te krijgen voor speltherapie voor [de minderjarige1] . Daargelaten dat het hof niet over de exacte achtergrond van die procedure is geïnformeerd, is ook overigens niet gebleken van een patroon waarin de vader stelselmatig gezagsbeslissingen heeft vertraagd en/of tegengewerkt. Uit de door dan wel namens de moeder tijdens de zitting genoemde omstandigheid dat de vader soms “pas na enkele uren” reageert op haar Whatsapp/telefoon-bericht over een gezagskwestie kan naar het oordeel van het hof evenmin de conclusie worden getrokken dat de vader zijn gezagspositie niet serieus neemt of beslissingen over de kinderen frustreert. Integendeel: ondanks de fysiek grote afstand tussen de ouders reageert de vader blijkbaar behoorlijk snel op een bericht van de moeder over een gezagskwestie. Ook is niet gebleken van omstandigheden die reden geven om aan te nemen dat de vader in de toekomst niet zal meewerken aan voor de kinderen te nemen beslissingen. Daarnaast is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat de vader uitgebreider contact wenst met de kinderen dan de rechtbank in de bestreden beschikking heeft bepaald – waarover hierna meer – een aanwijzing is dat hij betrokken wil blijven bij het leven van zijn kinderen. Daarbij past volgens het hof gezamenlijk gezag, wat naar verwachting zal bijdragen tot een positief contact tussen de vader en de kinderen. De vader kan in dat geval via de school van de kinderen op de hoogte blijven van zaken die spelen in het leven van de kinderen en daardoor ook beter aansluiten bij hun persoonlijke behoefte. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre vernietigen en het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te bekleden, afwijzen.
De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
5.6
De ouders hebben naar aanleiding van hetgeen door het hof hiervoor is overwogen, samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a BW kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
De standpunten
5.7
De vader is het niet eens met de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling. Hij vindt het van groot belang dat de kinderen eens per twee jaar samen met zijn familie kerst op [woonplaats1] kunnen vieren. Daarnaast vindt de vader het van belang dat de kinderen in de zomervakantie langere tijd bij hem op [woonplaats1] kunnen verblijven, zodat zij kennis kunnen maken met het leven en de cultuur van de vader. Ook vindt de vader dat de kinderen bij hem moeten kunnen overnachten, wat positief zal werken voor de kwaliteit van de contacten en de binding tussen hem en de kinderen.
5.8
Volgens de moeder is het, in verband met de achteloosheid van de vader ten aanzien van veiligheids- medicatie- en allergievoorschriften voor de kinderen, niet in het belang van de kinderen dat zij bij de vader overnachten. De moeder begrijpt wel dat de vader wenst dat de kinderen ook zijn familie op [woonplaats1] leren kennen, maar zij vindt het op dit moment niet goed voor de kinderen dat zij langere tijd op [woonplaats1] verblijven.
Het oordeel van het hof over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
5.9
Niet ter discussie staat dat de vader en de kinderen contact met elkaar willen hebben, maar wel of de huidige regeling uitgebreid kan worden. Uit de stukken en wat tijdens de zitting naar voren is gebracht is gebleken dat de vader en de moeder ieder een ander beeld hebben over de wijze waarop de omgang tussen de vader en de kinderen tot nu toe is verlopen. Volgens de moeder klagen de kinderen bij haar over hun verblijf bij de vader. [de minderjarige1] heeft haar verteld dat hij bij de vader eten heeft gekregen, waarvoor hij allergisch was en waarvan hij ziek is geworden. [de minderjarige2] heeft gezegd dat de vader haar in het zwembad heeft geduwd. De vader herkent beide voorvallen niet en de kinderen hebben daarover bij hem ook niet geklaagd. Volgens de vader waren het tot nu toe fijne omgangsmomenten, heeft hij gezellige spelletjes met de kinderen gedaan en heeft hij voor gezonde maaltijden gezorgd. Wat daarvan ook zij, op basis van genoemde voorvallen kan het hof niet de conclusie trekken dat een uitbreiding van de contactregeling met een overnachting tegen het belang van de kinderen is. De moeder heeft ook overigens haar stelling dat uitgebreider contact met de vader in strijd is met de veiligheid van de kinderen, onvoldoende aannemelijk gemaakt. [de minderjarige1] heeft blijkbaar op een vraag van de moeder of hij bij de vader wil overnachten afhoudend gereageerd, maar het hof sluit niet uit dat, zo dit al het geval is, de kinderen -in dit geval [de minderjarige1] - de spanning tussen de ouders feilloos aanvoelen en uit loyaliteit bij elke ouder anders verklaren.
Het hof is van oordeel dat een uitgebreidere contactregeling met de vader in het belang van de kinderen is. Het is voor de hechting van de kinderen aan de vader, die betrokken wil zijn in het leven zijn kinderen, van belang dat zij een langere aaneengesloten periode, dus met overnachtingen, bij de vader kunnen verblijven. Het hof ziet aanleiding om het verzoek van de vader in hoger beroep toe te wijzen, met dien verstande dat de kinderen in de zomervakantie van 2025 gedurende één week van maandag 09.00 uur tot de daarop volgende zondag 16.00 uur bij de vader verblijven en met ingang van 2026 gedurende twee weken in de zomervakantie van maandag 09.00 uur tot de daarop volgende week zondag 16.00 uur. Het hof verwacht van de ouders dat zij, in het belang van hun kinderen, zullen werken aan verbetering van hun communicatie, dat de vader bij het verzorgen van de maaltijden aandacht heeft voor de door de moeder gestelde allergieën van [de minderjarige1] en dat de moeder in staat zal zijn om de kinderen emotionele toestemming te geven om bij de vader te kunnen zijn en te overnachten. Het hof zal de bestreden beschikking ook ten aanzien van de contactregeling vernietigen en beslissen zoals hierna volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 21 oktober 2024 en 28 november 2024, voor zover daarbij is beslist over het gezag en over de omgangsregeling, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst af het verzoek van de moeder om haar te belasten met het eenhoofdig gezag, zodat de vader per heden ook weer gezag heeft over de kinderen:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2017 in [plaats1] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2019 in [plaats2] ;
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2021 in [plaats2] ;
bepaalt dat de vader contact heeft met de kinderen:
-tijdens de easterbreak op [woonplaats2] van zaterdag tot en met vrijdag, waarbij de kinderen
op zaterdag en zondag van 09.00 tot 16.00 uur bij de vader zijn en van maandag tot en met
vrijdag van maandag 09.00 uur tot vrijdag 16.00 uur;
-gedurende één week in de zomervakantie van 2025 op [woonplaats1] van maandag 09.00 uur tot
zondag 16.00 uur;
-met ingang van 2026 gedurende twee weken in de zomervakantie van maandag 09.00 uur
tot de daarop volgende week zondag 16.00 uur;
-tijdens de herfstvakantie op [woonplaats2] van zaterdag tot en met vrijdag, waarbij de
kinderen op zaterdag en zondag van 09.00 tot 16.00 uur bij de vader zijn en van maandag
09.00 uur tot vrijdag 16.00 uur;
-in de kerstvakantie in de even jaren op [woonplaats1] in de eerste week van de kerstvakantie van
maandag tot en met zondag, waarbij de kinderen op maandag en dinsdag van 09.00 tot 16.00
uur bij de vader zijn en van woensdag 09.00 uur tot en met zondag 16.00 uur;
-in de oneven jaren op [woonplaats2] in de week voorafgaand aan de kerstvakantie van
zondag tot en met zaterdag, waarbij de kinderen op zondag en maandag van 09.00 tot 16.00
uur bij de vader verblijven en van dinsdag 09.00 uur tot zaterdag 16.00 uur, waarbij de vader
de kinderen van school zal halen en naar school zal brengen;
bekrachtigt de bestreden beschikkingen voor het overige;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, P.B. Kamminga en A.T. Bol, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 17 juli 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.