In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 juli 2025 een tussenbeschikking gegeven in hoger beroep inzake het verzoek van [verzoeker] tot opheffing van het bewind dat op zijn goederen is ingesteld. Het bewind is ingesteld op verzoek van [verzoeker] door de rechtbank Arnhem op 25 september 2009, vanwege zijn geestelijke of lichamelijke toestand. [verzoeker] heeft op 29 maart 2023 verzocht om het bewind op te heffen. De kantonrechter heeft dit verzoek op 20 november 2024 afgewezen, waarop [verzoeker] in hoger beroep is gegaan. Tijdens de zitting op 26 juni 2025 heeft [verzoeker] aangegeven dat hij zelf zijn geldzaken wil regelen, maar de bewindvoerder is van mening dat hij eerst een zelfredzaamheidstraject moet volgen. Het hof heeft besloten de zaak aan te houden voor een periode van zes maanden, zodat [verzoeker] de kans krijgt om onder begeleiding van de bewindvoerder te laten zien dat hij in staat is om zelf zijn geldzaken te regelen. De volgende zitting is gepland op 29 januari 2026, waarbij de voortgang van het zelfredzaamheidstraject zal worden besproken. Het hof heeft mr. M.H.F. van Vugt benoemd tot raadsheer-commissaris om de voortgang van de procedure te bewaken.