ECLI:NL:GHARL:2025:4257

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
200.350.850
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake verzoek tot opheffing van bewind en aanhouding in verband met zelfredzaamheidstraject

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 juli 2025 een tussenbeschikking gegeven in hoger beroep inzake het verzoek van [verzoeker] tot opheffing van het bewind dat op zijn goederen is ingesteld. Het bewind is ingesteld op verzoek van [verzoeker] door de rechtbank Arnhem op 25 september 2009, vanwege zijn geestelijke of lichamelijke toestand. [verzoeker] heeft op 29 maart 2023 verzocht om het bewind op te heffen. De kantonrechter heeft dit verzoek op 20 november 2024 afgewezen, waarop [verzoeker] in hoger beroep is gegaan. Tijdens de zitting op 26 juni 2025 heeft [verzoeker] aangegeven dat hij zelf zijn geldzaken wil regelen, maar de bewindvoerder is van mening dat hij eerst een zelfredzaamheidstraject moet volgen. Het hof heeft besloten de zaak aan te houden voor een periode van zes maanden, zodat [verzoeker] de kans krijgt om onder begeleiding van de bewindvoerder te laten zien dat hij in staat is om zelf zijn geldzaken te regelen. De volgende zitting is gepland op 29 januari 2026, waarbij de voortgang van het zelfredzaamheidstraject zal worden besproken. Het hof heeft mr. M.H.F. van Vugt benoemd tot raadsheer-commissaris om de voortgang van de procedure te bewaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.350.850
(zaaknummer rechtbank Gelderland 10421440 BM VERZ 23-1930)
beschikking van 10 juli 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. E.E.M. Messink,
en
[verweerster] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep, verder te noemer: de bewindvoerder.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[naam1],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: [naam1] ,
en
[naam2],
wonende te [woonplaats3] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 1 november 2023 en 20 november 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
In deze procedure heeft het hof op 7 februari 2025 het beroepsschrift ontvangen en een nagekomen stuk namens [verzoeker] op 16 juni 2025. Het hof heeft geen andere schriftelijke stukken ontvangen.
2.2
De zitting was op 26 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [verzoeker] met zijn advocaat, en
- een vertegenwoordiger van [verweerster] BV.

3.De feiten

3.1
Bij beschikking van de rechtbank Arnhem van 25 september 2009 is op verzoek van [verzoeker] een bewind ingesteld over alle goederen die hem (zullen) toebehoren wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 29 maart 2023, heeft [verzoeker] verzocht om het bewind over zijn goederen op te heffen.
3.3
Met ingang van 1 maart 2010 werd [naam3] benoemd als bewindvoerder. Bij beschikking van 1 november 2023 (zaaknummer 10765638) is [naam3] op haar eigen verzoek ontslagen als bewindvoerder met ingang van 16 november 2023 en is met ingang van die datum [naam1] benoemd tot opvolgend bewindvoerder.
3.4
Bij beschikking van 1 november 2023 (zaaknummer 10421440) heeft de kantonrechter [verzoeker] en de bewindvoerder de verplichting opgelegd om samen afspraken te maken over de invulling van een zelfredzaamheidstraject van [verzoeker] , de kantonrechter daarover uiterlijk 1 juli 2024 te berichten en elke verdere beslissing aangehouden.
3.5
Bij beschikking van 4 april 2025 (zaaknummer 11526853) heeft de kantonrechter een (nieuw) opheffingsverzoek van [verzoeker] afgewezen, [naam1] op eigen verzoek ontslagen als bewindvoerder en [verweerster] benoemd tot opvolgend bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij beschikking van 20 november 2024 (hierna: de bestreden beschikking) heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] om het bewind op te heffen, afgewezen.
4.2
[verzoeker] is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, en zo nodig onder aanvulling en verbetering van gronden die beschikking te vernietigen en het verzoek tot het opheffen van het bewind toe te wijzen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Zoals is besproken op de zitting, zal het hof nu nog niet beslissen op de verzoeken van [verzoeker] . Het hof zal de zaak aanhouden. Het hof legt hierna uit waarom.
5.2
[verzoeker] vindt dat het bewind niet (meer) nodig is. Hij wil zelf zijn geldzaken regelen. De bewindvoerder vindt dat [verzoeker] eerst een traject moet volgen waarin hij stapsgewijs leert financieel zelfredzaam te zijn (zelfredzaamheidstraject). Dan kan duidelijk worden of [verzoeker] in staat is zelf zijn geldzaken te regelen. [verzoeker] heeft weliswaar al eerder zo’n traject gevolgd maar dat was bij een andere bewindvoerder. De bewindvoerder wil [verzoeker] graag een nieuwe kans bieden. [verzoeker] heeft op de zitting bij het hof gezegd dat hij zelf ook graag een zelfredzaamheidstraject wil volgen. Het hof heeft ook gezien dat [verzoeker] en de huidige bewindvoerder op positieve wijze met elkaar samenwerken.
5.3
Het hof is van oordeel dat [verzoeker] de kans moet krijgen om, onder begeleiding van de bewindvoerder, door middel van een zelfredzaamheidtraject te laten zien dat hij weer in staat is zelf voor zijn geldzaken te zorgen. Het hof zal de zaak daarom aanhouden voor een periode van zes maanden. Het hof gaat ervan uit dat de bewindvoerder [verzoeker] zo spoedig mogelijk aanmeldt voor een zelfredzaamheidstraject.
5.4
Het hof zal bepalen dat de zitting op 29 januari 2026 om 10.00 zal worden voorgezet en ook de belanghebbenden oproepen voor die zitting.
5.5
Het hof zal de bewindvoerder en de advocaat van [verzoeker] verzoeken om het hof uiterlijk 8 januari 2026 schriftelijk te informeren over het verloop van het zelfredzaamheidstraject, met afschrift daarvan aan de andere partij en de belanghebbenden.
5.6
Het hof zal een raadsheer-commissaris benoemen om de voortgang van de procedure te bewaken. De advocaat van [verzoeker] en de bewindvoerder kunnen de raadsheer-commissaris - via de griffie van het hof - benaderen met eventuele vragen en/of opmerkingen over het vervolg van de procedure.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bepaalt dat de advocaat van [verzoeker] en de bewindvoerder het hof
uiterlijk op 8 januari 2026schriftelijk moeten informeren over het verloop van het zelfredzaamheidstraject waarvoor de bewindvoerder [verzoeker] zal aanmelden, met afschrift daarvan aan de andere partij en de belanghebbenden;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op
29 januari 2026 om 10.00 uurin het Paleis van Justitie, Walburgstraat 2-4 in Arnhem;
benoemt mr. M.H.F. van Vugt tot raadsheer-commissaris;
bepaalt dat de advocaat van [verzoeker] en de bewindvoerder zich - via de griffie - kunnen wenden tot de raadsheer-commissaris met eventuele vragen en/of opmerkingen over het vervolg van de procedure;
houdt verder iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, K.A.M. van Os-ten Have en
D.J.I. Kroezen en is op 10 juli 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.