ECLI:NL:GHARL:2025:4256

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
200.350.116
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen ouders met betrekking tot minderjarige

In deze zaak gaat het om de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders van een minderjarige, geboren in 2022, over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. De vader en de moeder zijn in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin een voorlopige regeling voor contact tussen de vader en de minderjarige was vastgesteld. De rechtbank had bepaald dat de ouders een ouderschaps-/communicatietraject moesten volgen en dat contact tussen de vader en de minderjarige onder begeleiding van een instantie zou plaatsvinden. De vader verzoekt in hoger beroep om een zorg- en contactregeling, terwijl de moeder verweer voert en de bestreden beschikking wil laten bekrachtigen. Tijdens de zitting op 26 juni 2025 is gebleken dat er zorgen zijn over de medische situatie van de minderjarige, die complexe zorg nodig heeft. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende informatie is om een verantwoorde beslissing te nemen en heeft daarom een raadsonderzoek verzocht. Dit onderzoek moet uitwijzen of een contactregeling tussen de vader en de minderjarige wenselijk is en welke zorgregeling het meest geschikt zou zijn. Het hof heeft de behandeling van de zaak aangehouden en de raad verzocht om uiterlijk op 26 januari 2026 te rapporteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.350.116
(zaaknummer rechtbank Gelderland 424253)
beschikking van 10 juli 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.F.J. Huigens,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.E. Mulder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank
van 7 november 2023 en 18 oktober 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 18 november 2024 wordt hierna de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 17 januari 2025;
- het verweerschrift met producties.
2.2
De zitting was op 26 juni 2025, daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat, en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2022 te [plaats1] (verder: [de minderjarige] ), over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
Bij de beschikking van 7 november 2023 heeft de rechtbank de ouders in de gelegenheid gesteld een ouderschaps-/communicatietraject te volgen. Als voorlopige (reguliere) regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken heeft de rechtbank vastgesteld dat zal worden toegewerkt naar contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] en bepaald dat dit zal plaatsvinden onder begeleiding van het (naar het hof begrijpt) Centrum voor Jeugd en Gezin (dan wel een soortgelijke instantie). Bij aanvang zal dit eenmaal per week plaatsvinden op een door die instantie en de ouders tezamen nader te bepalen dag en tijdstip, waarbij dit contactmoment de duur heeft van ten minste één uur. De regie voor de (eventuele) verdere uitbreiding wordt neergelegd bij de bij die begeleide contacten betrokken instantie. Verder heeft de rechtbank in die beschikking iedere verdere beslissing met betrekking tot de (definitieve) zorgregeling en de informatieregeling aangehouden in afwachting van het verloop van het hulpverleningstraject.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende [de minderjarige] . Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de moeder de vader iedere maand zal informeren over alle belangrijke feiten en omstandigheden over [de minderjarige] en het verzoek van de vader om een regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedtaken vast te stellen, afgewezen.
4.2
De vader is met negen grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt zijn inleidend verzoek alsnog toe te wijzen, met vernietiging dan wel herziening van de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen dat de vader het recht heeft op een zorg- en contactregeling met [de minderjarige] en daarbij te bepalen dat de vader haar bij zich heeft eens per twee weken de zaterdag vanaf
11
uur, waarbij hij (dan wel grootvader, bij wie de vader inwoont) [de minderjarige]
ophaalt en haar weer terugbrengt op de zaterdag na het eten, althans een
zodanige regeling als het hof juist acht, met de bepaling dat elke partij zijn eigen proceskosten zal dragen.
4.3
De moeder voert verweer en zij vraagt de grieven van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 1:377a lid 3 BW, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.
5.2
De vader betwist dat een zorgregeling vanwege de medische situatie van [de minderjarige] niet haalbaar is. Voor zover de vader weet is het niet juist dat zij zes keer per dag moet worden gekatheteriseerd. Ook betwist de vader de overweging van de rechtbank dat de vader niet goed voor [de minderjarige] zou kunnen zorgen en dat hij onvoldoende aansluit bij haar beperkingen en mogelijkheden. De vader staat open voor hulpverlening. Dat die hulp eerder niet van de grond is gekomen, ligt niet aan hem.
5.3
De moeder betwist dat en stelt onder andere dat de vader met zijn verzoek volledig voorbijgaat aan de kwetsbaarheid van [de minderjarige] en de zorgen die spelen rondom haar gezondheid. Zij is geboren met een open ruggetje en zij heeft complexe medische zorg nodig. Zij moet drie tot zes keer per dag gekatheteriseerd worden en er spelen daarnaast nog andere zorgen rondom haar gezondheid. De hulp voor de vader is nooit van de grond gekomen. De vader heeft geen enkel idee wat [de minderjarige] nodig heeft en welke zorg hij haar moeten moet bieden. Een eventueel contact zal zeer geleidelijk en voorzichtig moeten worden opgebouwd waarbij eerst moet worden ingezet op verbetering van de communicatie tussen de ouders, juist vanwege de medische zorg die [de minderjarige] nodig heeft.
5.4
De raad heeft de ouders op de zitting geadviseerd om alsnog gezamenlijk hulpverlening aan te gaan, bijvoorbeeld via het CJG. Een contactregeling zoals de vader verzoekt is op dit moment niet reëel. Eerst zullen de ouders het vertrouwen in elkaar moeten herstellen en de samenwerking met elkaar moeten aangaan.
5.5
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen geven over een zorgregeling. Het hof is van oordeel dat een raadsonderzoek noodzakelijk is. Het is nu onduidelijk of en zo ja, welke vorm van contact tussen de vader en [de minderjarige] in haar belang is. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de moeder op de zitting heeft gezegd dat de hulpverleners rondom [de minderjarige] betwijfelen of zij op dit moment voldoende draagkracht heeft voor dat contact. Daarnaast hebben beide ouders op de zitting gezegd dat zij een raadsonderzoek willen.
5.6
Gelet op het voorgaande zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden en de raad verzoeken een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de volgende vragen:
- Is een contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] wenselijk en in het belang van [de minderjarige] , mede gelet op haar medische situatie?
- Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend is, welke zorgregeling is dan het meest wenselijk voor [de minderjarige] , mede gelet op haar medische situatie?
- Welke stappen moeten worden genomen om tot die regeling te kunnen komen en op welke termijn kunnen die stappen plaatsvinden?
Het hof zal de raad verzoeken om over een en ander te rapporteren. Verder merkt het hof op dat het voorgaande er niet aan in de weg staat dat de ouders nu al gezamenlijk hulp van het Centrum voor Jeugd en Gezin of een soortgelijke instantie inschakelen omdat herstel van het vertrouwen in elkaar en het aangaan van samenwerking in ieder geval in het belang van [de minderjarige] is.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
verzoekt de raad een nader onderzoek in te stellen als hiervoor onder 5.6 omschreven en daaromtrent uiterlijk op 26 januari 2026 te rapporteren;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van het rapport van de raad te bepalen datum, waarvoor partijen en de raad zullen worden opgeroepen;
bepaalt dat het onderzoek door de raad zal worden verricht onder leiding van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. K.A.M. van Os-ten Have;
bepaalt dat de raad zich voor vragen of opmerkingen betreffende het onderzoek zal kunnen wenden tot voornoemde raadsheer-commissaris;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris;
houdt verder iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, M.H.F. van Vugt en D.J.I. Kroezen en is op 10 juli 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.