In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, die op 22 januari 2025 is gegeven. De procedure betreft een geschil tussen broers en zussen over de vraag of de aandelen in [naam1] B.V. deel uitmaken van de nalatenschap van hun ouders of dat deze aan [appellant] zijn geschonken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de aandelen tot de nalatenschappen behoren en heeft een beheersregeling getroffen, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. [appellant] heeft een incidenteel verzoek ingediend om de uitvoerbaarheid bij voorraad te schorsen, omdat hij vreest voor ernstige schade als gevolg van de beheersregeling. Het hof heeft in deze tussenbeschikking geoordeeld dat de belangen van [appellant] niet zwaarder wegen dan die van zijn broers en zussen, en dat er geen sprake is van een kennelijke misslag of nieuwe feiten die schorsing rechtvaardigen. Het hof wijst het verzoek van [appellant] af en bepaalt dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt wordt voortgezet.