ECLI:NL:GHARL:2025:4207

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
200.353.859
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake verzoek om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een beheersregeling in een erfgenamenkwestie

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, die op 22 januari 2025 is gegeven. De procedure betreft een geschil tussen broers en zussen over de vraag of de aandelen in [naam1] B.V. deel uitmaken van de nalatenschap van hun ouders of dat deze aan [appellant] zijn geschonken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de aandelen tot de nalatenschappen behoren en heeft een beheersregeling getroffen, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. [appellant] heeft een incidenteel verzoek ingediend om de uitvoerbaarheid bij voorraad te schorsen, omdat hij vreest voor ernstige schade als gevolg van de beheersregeling. Het hof heeft in deze tussenbeschikking geoordeeld dat de belangen van [appellant] niet zwaarder wegen dan die van zijn broers en zussen, en dat er geen sprake is van een kennelijke misslag of nieuwe feiten die schorsing rechtvaardigen. Het hof wijst het verzoek van [appellant] af en bepaalt dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt wordt voortgezet.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.353.859
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem 11281858
beschikking in het incident van 8 juli 2025
in de zaak van
[appellant] ( [appellant] )
die woont in [woonplaats1]
advocaat: mr. J.M. Peet
en

1.[verweerder1] ( [verweerder1] )

die woont in [woonplaats2]
2. [verweerder2] ( [verweerder2] )
die woont in [woonplaats3]
advocaat: mr. S.R. Baetens
en als niet verschenen belanghebbenden
[belanghebbende1] ( [belanghebbende1] )
die woont in [woonplaats2]
[belanghebbende2] ( [belanghebbende2] )
die woont in [woonplaats2]

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, (hierna: de kantonrechter) op 22 januari 2025 heeft gegeven (hierna: de beschikking). Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • het beroepschrift van [appellant] , met daarin het incidentele verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad
  • het verweerschrift tegen het incidentele verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad
  • het verweerschrift in hoger beroep.

2.De kern van de zaak

2.1.
[appellant] , [belanghebbende1] , [belanghebbende2] , [verweerder2] en [verweerder1] zijn broers en zussen van elkaar en erfgenamen van hun moeder en vader die kort na elkaar in 2022 zijn overleden. Partijen twisten over de vraag of de aandelen in [naam1] B.V. (hierna: de B.V.) deel uitmaken van de nalatenschap van moeder of vader of dat vader voorafgaand aan zijn overlijden de aandelen aan [appellant] heeft geschonken. Daarover heeft de kantonrechter bij vonnis van 29 mei 2024 geoordeeld:
- dat de (juridische) eigendom van de aandelen behoort tot de nalatenschappen van moeder en vader,
- dat er bij leven van moeder en vader dan wel bij leven van vader geen rechtsgeldige overeenkomst van schenking van de aandelen of een deel daarvan aan [appellant] is gesloten en
- dat er geen leveringsverplichting ter zake van de aandelen of een deel daarvan bestaat aan [appellant] .
Daartegen heeft [appellant] hoger beroep ingesteld. Die procedure is bij dit hof bekend onder zaaknummer 200.345.466 (hierna: de dagvaardingsprocedure).
2.2.
In de onderhavige procedure hebben [verweerder1] en [verweerder2] verzocht een beheersregeling te treffen als bedoeld in artikel 3:168 lid 2 BW die feitelijk gelijk is aan de situatie dat [appellant] , [belanghebbende1] , [belanghebbende2] , [verweerder2] en [verweerder1] ieder reeds een individualiseerbaar deelkapitaal van 20% van de aandelen in de B.V. bezit. De kantonrechter heeft dat verzoek toegewezen, met de beperking dat tot de uit te oefenen beheershandeling niet behoort de ontbinding van de vennootschap. De kantonrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.3.
[appellant] is ook in hoger beroep gekomen van de beschikking en heeft daarnaast een incidenteel verzoek ingesteld om de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking te schorsen zolang in onderhavige kwestie geen sprake is van een uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan (artikel 360 lid 2 Rv).
2.4.
Het hof zal beslissen dat de tenuitvoerlegging bij voorraad van de beschikking niet wordt geschorst. Die beslissing wordt hierna toegelicht.

3.De toelichting op de beslissing van het hof

Kennelijke misslag
3.1.
Volgens [appellant] heeft de kantonrechter miskend dat de belangen van [appellant] om de situatie te houden zoals die was voordat de beschikking werd gegeven, groter zijn dan de belangen van zijn broers en zussen om de beschikking meteen te kunnen uitvoeren. [appellant] kan bij toepassing van de door de kantonrechter vastgestelde beheersregeling ernstige schade lijden als zijn vordering in de bodemprocedure in hoger beroep alsnog wordt toegewezen, terwijl zijn broers en zussen geen belang hebben bij de beheersregeling. Alleen [appellant] wil de B.V. voortzetten en hij is de enige die in de B.V. werkt en daar zijn inkomen uit genereert. Hij wil dat de beslissingen in de B.V. worden genomen op basis van zijn inzichten. Bovendien kunnen zijn broers en zussen [appellant] in de algemene vergadering als bestuurder van de B.V. ontslaan.
3.2.
Volgens [verweerder1] en [verweerder2] is een gezamenlijke voortzetting van de B.V. voor hen een serieuze optie, zodat zij weldegelijk belang hebben bij de tenuitvoerlegging bij voorraad van de beheersregeling. Gezamenlijke voortzetting is om fiscale redenen van belang voor gebruikmaking van de bedrijfsopvolgingsregeling. Daarnaast verschillen partijen van mening over de waarde van de B.V., zodat over een eventuele verdeling mogelijk nog (langdurig) moet worden geprocedeerd. Een goede en ordentelijke exploitatie van de B.V. is daarom in ieders belang. Daarvan staat los dat [appellant] als werknemer verbonden is aan de dochtermaatschappij van de B.V. Tot slot kan, als het belang van de B.V. gediend is bij het ontslag van [appellant] als bestuurder, daartoe vanwege de beheersregeling besloten worden, maar dat is op dit moment nog niet aan de orde, aldus [verweerder1] en [verweerder2] .
Nieuwe feiten
3.3.
Volgens [appellant] hebben zich daarnaast nieuwe feiten voorgedaan die reden geven voor schorsing van de tenuitvoerlegging bij voorraad. [verweerder1] en [verweerder2] hebben om de administratie van de B.V. gevraagd (alle beschikbare kasstroomoverzichten, mutatieoverzichten van de bankrekeningen van (onder andere) de B.V. en overeenkomsten van opdracht en facturen met betrekking tot de renovatie van een pand). [appellant] heeft als directeur en bestuurder van de B.V. te waken over de persoonsgegevens van klanten en leveranciers. De meldingen die [appellant] moet doen aan de betreffende personen als gevolg van het verstrekken van die gegevens zal mogelijk tot gevolg hebben dat zij niet langer klant of relatie van de B.V. willen zijn, met een mogelijk faillissement tot gevolg. [appellant] heeft er bovendien belang bij dat hij kan werken zonder te worden gecontroleerd door zijn broers en zussen.
Daarnaast heeft de Belastingdienst de door [appellant] te betalen schenkbelasting vastgesteld, die uitgaat van een schenking van 100% van de aandelen van de B.V. aan [appellant] . Die vaststelling heeft de kantonrechter niet kunnen meenemen in de beschikking, terwijl dat relevant is voor het schorsen van de uitvoerbaarheid bij voorraad.
3.4.
Volgens [verweerder1] en [verweerder2] hebben zij, nog los van het feit dat zij niet hebben gevraagd om persoonsgegevens als bedoeld in de AVG en dat informatieverstrekking aan een aandeelhouder geen openbaarmaking is als bedoeld in de AVG, als aandeelhouders recht op de door hen gevraagde informatie. Bovendien moeten de aandeelhouders juist voor de continuïteit van de B.V. het bestuur kunnen controleren.
Het juridisch kader
3.5.
De kantonrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat volgens de kantonrechter niet valt in te zien dat de beheersregeling tot de door [appellant] gestelde onherstelbare schade zal leiden. Gelet op die motivering en dus, zo is het uitgangspunt, de door de kantonrechter gemaakte belangenafweging, is alleen plaats voor schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad als die beslissing van de kantonrechter op een duidelijke fout of vergissing (een ‘kennelijke misslag’) berust. De uitvoerbaarheid bij voorraad kan ook worden geschorst als zich na die beslissing nieuwe feiten hebben voorgedaan waarmee bij die beslissing geen rekening gehouden kon worden. Die feiten moeten kunnen rechtvaardigen dat van de beslissing wordt afgeweken. [1]
De beoordeling door het hof
3.6.
[appellant] betoogt onder de vlag van een kennelijke misslag dat de kantonrechter, bij de beslissing om de beschikking uitvoer bij voorraad te verklaren, aan zijn belangen meer gewicht had moeten geven dan aan die van de overige erfgenamen. Dat de kantonrechter die belangen anders heeft gewogen dan [appellant] wil, betekent echter nog niet dat sprake is van een duidelijke fout of vergissing. Daarvoor heeft [appellant] verder onvoldoende gesteld.
3.7.
Ook de door [appellant] als nieuw aangevoerde feiten leiden niet tot schorsing van de tenuitvoerlegging bij voorraad. Dat [verweerder1] en [verweerder2] in het kader van de beheersregeling informatie van de B.V. opvragen, betreft geen nieuw feit waarmee de kantonrechter geen rekening heeft kunnen houden. Inherent aan de uitvoering van de beheersregeling is immers dat er informatie van de B.V. wordt verstrekt aan [verweerder2] en [verweerder1] (en [belanghebbende1] en [belanghebbende2] ), daargelaten de vraag welke informatie in dat kader precies aan hen toekomt. Het feit dat [verweerder1] en [verweerder2] informatie van de B.V. hebben opgevraagd rechtvaardigt ook niet de schorsing van de tenuitvoerlegging. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de B.V. haar informatie niet zonder meer aan aandeelhouders (of beheerders van die aandelen) hoeft te verstrekken. [verweerder1] en [verweerder2] hebben wel recht op informatie die zij nodig hebben om hun rol binnen de B.V. te kunnen vervullen, zonder dat dat leidt tot onevenredige belasting van [appellant] als bestuurder van de B.V. Voor zover geen verplichting tot informatieverstrekking bestaat aan de aandeelhouders (bijvoorbeeld vanwege privacywetgeving), is de B.V. daartoe niet gehouden. Het hof acht het onvoldoende aannemelijk dat, voor zover de B.V. wel informatie moet verstrekken, dat leidt tot nadelige gevolgen voor [appellant] of de B.V.
3.8.
Tot slot is de door de Belastingdienst vastgestelde schenkbelasting op basis van het uitgangspunt van een schenking van 100% van de aandelen van de B.V. aan [appellant] niet van belang voor de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beheersregeling. De vastgestelde schenkbelasting is slechts het gevolg van de door of namens [appellant] ingediende aangifte schenkbelasting. De vaststelling door de Belastingdienst zegt niets over de juridische eigendom van de aandelen of het beheer daarover. Daarover moet worden geoordeeld in de dagvaardingsprocedure.
De conclusie
3.9.
Het hof wijst het incidentele verzoek af en bepaalt dat elke partij de eigen kosten moet dragen (compensatie van proceskosten).
3.10.
De procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevindt. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident
4.1.
wijst het verzoek af;
4.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de procedure in hoger beroep
4.3.
bepaalt dat de procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevindt;
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, M.H.F. van Vugt en M. Wallart, en is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.

Voetnoten

1.HR 20 december 2019,