ECLI:NL:GHARL:2025:4162
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 16 april 2024. De rechtbank had het openbaar ministerie in eerste aanleg ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 513.136,80, in verband met een veroordeling van de betrokkene voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting op 23 juni 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die strekte tot afwijzing van de ontnemingsvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene in de hoofdzaak was veroordeeld voor overtreding van de Wet wapens en munitie, maar vrijgesproken van de druggerelateerde feiten waarop de ontnemingsvordering was gebaseerd. Het hof concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit andere strafbare feiten.
Gelet op deze bevindingen heeft het hof de beslissing van de rechtbank vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren, en is op 7 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.