ECLI:NL:GHARL:2025:403

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
200.348.661/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van zorgregeling tussen vader en minderjarige in kort geding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding, waarin de moeder (appellante) hoger beroep heeft ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De moeder verzocht om schorsing van de zorgregeling tussen de vader en hun minderjarige kind, die in het ouderschapsplan was vastgelegd. De vader had eerder een zorgregeling van eenmaal per week, maar de moeder stelde dat gedwongen contact op dit moment schadelijk zou zijn voor de minderjarige, die angstig is voor de vader. Het hof heeft vastgesteld dat er op 24 juli 2024 een incident heeft plaatsgevonden waarbij de vader zich dreigend heeft gedragen, wat heeft geleid tot de angst van de minderjarige. Het hof heeft besloten om de zorgregeling voorlopig te schorsen, in afwachting van verdere onderzoeken en de uitkomsten van een bodemprocedure. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.348.661/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 196513
arrest in kort geding van 28 januari 2025
in de zaak van
[appellante](de moeder),
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de voorzieningenrechter optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
advocaat: mr. J. Robben te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde](de vader),
die woont in [woonplaats1] ,
en bij de voorzieningenrechter optrad als eiser in conventie en verweerder in reconventie,
advocaat: mr. M.R. Rauwerda te Leeuwarden.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Leeuwarden.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, op
24 oktober 2024 tussen partijen heeft uitgesproken.
1.2
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep met bijlage(n);
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord;
- een journaalbericht namens de moeder van 30 december 2024 met bijlage(n).
1.3
Op 9 januari 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Nijenhuis (waarnemend voor mr. Robben);
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De kern van de zaak en de feiten

2.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of de moeder moet meewerken aan de door de voorzieningenrechter bepaalde begeleide zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] van eenmaal per week gedurende minimaal één uur of dat de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] voorlopig moet worden geschorst. Het geschil heeft de volgende feitelijke achtergrond.
2.2
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2020. De vader heeft [de minderjarige] erkend. Op verzoek van de ouders is op 17 april 2023 in het gezagsregister aangetekend dat zij gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] zijn belast. [de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.3
In het ouderschapsplan van partijen van 1 juni 2023 zijn zij overeengekomen dat [de minderjarige] elke zaterdag van 8.30 uur tot 18.30 uur bij de vader verblijft en dat de zorgregeling vanaf de zomervakantie 2023 zal worden uitgebreid met een overnachting. Zij zijn daarbij overeengekomen dat de zorgregeling in overleg en wanneer beide ouders hiermee instemmen kan worden verplaatst naar een andere dag, bijvoorbeeld naar zondag. Partijen zijn verder een regeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen overeengekomen en zij zijn overeengekomen dat indien specifieke, zwaarwegende omstandigheden dit vragen, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in de toekomst kan worden aangepast.
2.4
Bij beschikking van de rechtbank van 26 juni 2023 is bepaald dat het ouderschapsplan van partijen deel uitmaakt van die beschikking en zijn partijen veroordeeld tot nakoming van de in onderling overleg gemaakt afspraken.
2.5
De vader is op 6 augustus 2024 strafrechtelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 40 uren, voor de gebeurtenissen die op 24 juli 2024 hebben plaatsgevonden in de woning van de moeder. De vader heeft van het vonnis hoger beroep ingesteld.
2.6
De moeder heeft de omgang tussen de vader en [de minderjarige] naar aanleiding van deze gebeurtenissen stopgezet.
2.7
In het bestreden vonnis is in reconventie aan de vader een contactverbod ten aanzien van de moeder en een gebiedsverbod opgelegd.

3.De omvang van het geschil

3.1
De vader heeft bij de voorzieningenrechter in conventie gevorderd om te bepalen dat de moeder op straffe van een dwangsom haar volledige medewerking moet verlenen aan het uitvoeren van de tussen partijen overeengekomen zorgregeling.
3.2
De moeder heeft daartegen verweer gevoerd en heeft vorderingen in reconventie ingesteld.
3.3
De voorzieningenrechter heeft, voor zover in hoger beroep van belang, in het bestreden vonnis van 24 oktober 2024 in conventie:
(4.1) het ouderschapsplan dat aan de beschikking van 26 juni 2023 is gehecht ten aanzien van de zorgregeling gewijzigd en voorlopig, tot partijen anders overeenkomen of in rechte anders is beslist, bepaald dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige] met ingang van 24 oktober 2024 éénmaal per week gedurende minimaal één uur plaatsvindt onder begeleiding van het Gebiedsteam en op een door het Gebiedsteam geschikt geachte locatie, één en ander zoals in rechtsoverweging 3.8 van het bestreden vonnis is beschreven;
(4.2) bepaald dat de moeder een aan de vader te betalen dwangsom verbeurt van € 50,- voor iedere dag of dagdeel dat de moeder de zorgregeling niet nakomt, met een maximum van in totaal € 1.000,-.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, de proceskosten zijn tussen partijen
gecompenseerd, aldus dat ieder partij de eigen kosten draagt, en het meer of anders
gevorderde is afgewezen.
3.4
De moeder heeft in hoger beroep drie grieven naar voren gebracht tegen het bestreden vonnis van de voorzieningenrechter, die betrekking hebben op de beslissingen in conventie. Zij vordert vernietiging van het bestreden vonnis waar het gaat om de beslissingen onder 4.1 en 4.2 en, opnieuw recht doende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen in eerste aanleg van de vader alsnog af te wijzen en de in het ouderschapsplan - en daarmee in de beschikking van 26 juni 2023 - opgenomen zorgregeling tussen [de minderjarige] en de vader alsnog (voorlopig) te schorsen tot de rechtbank in de bodemprocedure tussen partijen, zo mogelijk na onderzoek van de raad , nader heeft beslist over de vraag welke omgang in het belang van [de minderjarige] is en op welke wijze die omgang op een voor [de minderjarige] ontwikkeling positieve manier hervat kan worden.
3.5
De vader voert verweer en verzoekt het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, althans haar hoger beroep af te wijzen en het bestreden vonnis te bekrachtigen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

4.Het oordeel van het hof

Wijziging van eis
4.1
De moeder heeft haar eis gewijzigd in die zin dat zij nu in hoger beroep ook vordert de zorgregeling tussen [de minderjarige] en de vader voorlopig te schorsen. Tegen deze eiswijziging zijn als zodanig geen bezwaren aangevoerd en het hof ziet ook ambtshalve geen processuele bezwaren daartegen. Het hof zal daarom recht doen op de gewijzigde eis.
Spoedeisend belang
4.2
Het hof ziet in de aard van de zaak, nakoming dan wel schorsing van een zorgregeling, ook in hoger beroep een voldoende spoedeisend belang.
Standpunten
4.3
De moeder acht omgang tussen de vader en [de minderjarige] , gezien alles wat er is gebeurd en de impact die dit op [de minderjarige] heeft gehad, op dit moment een te grote belasting voor [de minderjarige] en daarom niet in zijn belang. Sinds het incident van 24 juli 2024 zijn zowel de moeder als [de minderjarige] bang voor de vader. [de minderjarige] moet volgens de moeder eerst tot rust komen en dan kan zorgvuldig worden bekeken wat er nodig is voor [de minderjarige] en voor de moeder om tot herstel van het contact met de vader over te gaan. De moeder is bang dat de vader zichzelf tijdens de omgangsmomenten onvoldoende in bedwang zal kunnen houden en daardoor de ontwikkeling van [de minderjarige] verder zal schaden.
4.4
De vader is van mening dat de voorzieningenrechter een juiste beslissing heeft genomen met betrekking tot de omgang tussen hem en [de minderjarige] en hij vindt dat het bestreden vonnis in stand moet blijven. Het belang van [de minderjarige] staat voorop en de vader acht het in het belang van [de minderjarige] dat hij onbelast contact kan hebben met zijn beide ouders. Het contact tussen de vader en [de minderjarige] dient daarom zo spoedig als mogelijk hersteld te worden. Er bestaan volgens de vader geen contra-indicaties voor het hervatten van de omgang.
4.5
De raad heeft ter zitting geadviseerd om de door de voorzieningenrechter vastgestelde zorgregeling in stand te laten. [de minderjarige] moet volgens de raad serieus genomen worden in de angsten die hij voor de vader heeft, hoe die ook veroorzaakt zijn. Het is echter wel in zijn belang dat er begeleide omgang is met de vader, zodat het beeld dat [de minderjarige] heeft van de vader kan veranderen. De raad vindt dat de omgang weer opgestart moet worden, omdat de drempel daarvoor anders mogelijk te hoog wordt. De omgang moet goed worden geobserveerd en er moet ingegrepen kunnen worden als het niet goed gaat met [de minderjarige] . De raad vindt het verder van belang dat [de minderjarige] naar de omgangsmomenten wordt gebracht door iemand die hij kent.
Oordeel
4.6
Het hof zal oordelen dat het bestreden vonnis, voor zover in hoger beroep aan de orde, wordt vernietigd en dat de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] zoals opgenomen in het ouderschapsplan van partijen van 1 juni 2023 voorlopig moet worden geschorst. Dat wordt hierna uitgelegd.
Overwegingen van het hof
4.7
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is het hof gebleken dat er op 24 juli 2024 een incident heeft plaatsgevonden bij de woning van de moeder, waarbij de vader zich volgens de moeder dreigend heeft gedragen en waarbij hij de deur van de woning heeft ingetrapt om binnen te komen. Partijen verschillen van mening over de exacte details van dit voorval, maar vast staat dat de vader strafrechtelijk is veroordeeld voor wat er die dag heeft plaatsgevonden. Het hoger beroep dat de vader tegen deze veroordeling heeft ingesteld loopt nog. Vast staat ook dat [de minderjarige] bang is voor de vader. Uit het verslag van [naam1] , die de omgang tussen de vader en [de minderjarige] zou begeleiden, blijkt dat [de minderjarige] voor een gepland omgangsmoment met de vader zo angstig was en zoveel weerstand had tegen die ontmoeting, dat de omgang daarom niet heeft plaatsgevonden. [de minderjarige] kroop onder de tafel en verstopte zich in een hoek om niet mee te hoeven gaan. Ook heeft de begeleidster van [naam1] geconstateerd dat [de minderjarige] meer begon te stotteren. Partijen verschillen van mening over hoe de angsten van [de minderjarige] zijn ontstaan. Volgens de moeder is dat door de gebeurtenissen die op 24 juli 2024 hebben plaatsgevonden en het gedrag van de vader tijdens al dan niet toevallige ontmoetingen met [de minderjarige] nadien, en volgens de vader is dat door de manier waarop de moeder sindsdien op de vader reageert. De vader vindt dat de moeder [de minderjarige] geen emotionele toestemming geeft voor de omgang met de vader. Wat hier ook van zij, duidelijk is dat [de minderjarige] op dit moment erg bang is voor de vader. Het hof acht het daarom aannemelijk dat gedwongen contact tussen de vader en [de minderjarige] op dit moment een negatieve weerslag op [de minderjarige] zal hebben, ook als dat onder begeleiding is en slechts één uur per week. Het hof wijkt daarom af van het advies van de raad ter zitting. De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij inmiddels een bodemprocedure is gestart bij de rechtbank en in die procedure ook heeft verzocht om een raadsonderzoek te gelasten naar de mogelijkheden van omgang tussen de vader en [de minderjarige] . Het hof is van oordeel dat in afwachting van de uitkomsten van die procedure, het op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] is om omgang te hebben met de vader. In de bodemprocedure zal meer duidelijkheid komen over de uitkomsten van het beschermingsonderzoek dat de raad op dit moment uitvoert en op de vraag wat ten grondslag ligt aan de angsten van [de minderjarige] en wat hij nodig heeft om weer onbelast contact met de vader te kunnen hebben. Daarbij kan volgens de raad bijvoorbeeld worden gedacht aan het inzetten van speltherapie. De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij eind augustus 2024 is gestart met een 12-stappen zelfhulpprogramma van Narcotics Anonymous. Hij neemt in dat kader deel aan ontmoetingen met mensen die een verslaving hebben gehad en leert om te gaan met zijn emoties en gevoelens. De vader stelt dat hij een cannabisverslaving heeft gehad, maar inmiddels vijf maanden clean is. Hij zit nu in stap 3 van het 12-stappenprogramma en vindt dat hij als gevolg hiervan veel rustiger is geworden. Het hof acht het van belang dat ook het verdere verloop van deze hulpverlening bij een nadere beslissing over de omgang tussen de vader en [de minderjarige] kan worden betrokken.
4.8
Het vorenstaande leidt tot de beslissing zoals hierna is vermeld.
4.9
Vanwege de aard van de zaak zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij zijn eigen kosten moet dragen.

5.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 24 oktober 2024, voor zover het de beslissingen onder 4.1 en 4.2 betreft, en in zoverre opnieuw recht doende:
schorst de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] zoals opgenomen in het ouderschapsplan van partijen van 1 juni 2023 dat is gehecht aan de beschikking van de rechtbank van 26 juni 2023 voorlopig, totdat partijen anders overeenkomen of de rechtbank in de bodemprocedure een nadere beslissing over de zorgregeling zal hebben gegeven;
compenseert de kosten van de procedure in hoger beroep in die zin dat elke partij daarvan de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. van Dijk, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en B.J. Voerman, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
28 januari 2025.