In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2025 de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland bekrachtigd, waarin het gezag van de moeder over de minderjarige is beëindigd. De moeder had tot de bestreden beschikking alleen het gezag over de minderjarige, die in 2017 is geboren. De minderjarige is sinds 26 februari 2020 onder toezicht gesteld en woont bij haar pleegouders, die haar oma en (stief)opa zijn. De rechtbank had eerder besloten het gezag van de moeder te beëindigen, omdat de aanvaardbare termijn voor terugkeer naar de moeder was verstreken. De moeder ging in hoger beroep, maar het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had besloten. Het belang van de minderjarige staat voorop, en het hof concludeerde dat de moeder niet in staat is om de verzorging en opvoeding binnen een aanvaardbare termijn weer op zich te nemen. De pleegouders bieden de stabiliteit en continuïteit die de minderjarige nodig heeft. Het hof bevestigde dat het gezag van de moeder beëindigd blijft, en dat de GI als voogd is benoemd.