ECLI:NL:GHARL:2025:3956

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
200.350.495/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een Syrische echtscheiding en de ontbinding van een huwelijk tussen Palestijnse vluchteling en Syrische vrouw

In deze zaak verzoekt de man het hof om de echtscheiding tussen hem en de vrouw uit te spreken, met als onderbouwing dat hij in 2017 in Syrië met haar is gehuwd. De man heeft een Syrische echtscheiding aangevraagd, maar het hof oordeelt dat deze niet kan worden erkend in Nederland. De man is als Palestijnse vluchteling geboren in Syrië en heeft sinds 2018 zijn verblijf in Nederland. De vrouw heeft een onbekende woonplaats en is niet verschenen tijdens de zitting. Het hof beoordeelt de erkenning van de Syrische echtscheiding aan de hand van de Nederlandse wetgeving, waarbij het hof concludeert dat de Syrische echtscheiding niet voldoet aan de voorwaarden voor erkenning onder artikel 10:57 BW. Het hof stelt vast dat de echtscheiding in Syrië niet door een rechter is uitgesproken, maar door de man zelf is geformaliseerd. Het hof komt tot de conclusie dat het huwelijk tussen partijen wel erkend kan worden, omdat het huwelijk volgens de Syrische wet rechtsgeldig is. Uiteindelijk spreekt het hof de echtscheiding uit, omdat de duurzame ontwrichting van het huwelijk niet is betwist.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.350.495/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 235236)
beschikking van 24 juni 2025
in de zaak van
[verzoeker](de man),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. C. van der Slikke te Groningen,
en
[de vrouw](de vrouw),
zonder bekende woon en/of verblijfplaats binnen of buiten Nederland.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 5 november 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 29 januari 2025.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 21 mei 2025 plaatsgevonden. De man is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk in de Arabische taal ( [naam1] tolknummer: [nummer1] ). Omdat de vrouw een onbekende woon- of verblijfplaats heeft, is zij opgeroepen door plaatsing van de oproep in de Staatscourant. De vrouw is niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
De man is [in] 1991 geboren in [plaats1] , een Palestijns
vluchtelingenkamp nabij [plaats2] in Syrië. Hij is op 9 mei 2018 als staatloze naar Nederland gekomen. Hij staat sinds 8 augustus 2018 geregistreerd als ingezetene van Nederland.
3.2
Met een verklaring onder ede ingevolge artikel 2.8 lid 2 onder e van de Wet basisregistratie personen heeft de man op 8 augustus 2018 verklaard dat hij [in] 2017 in Syrië gehuwd is met [de vrouw] , geboren [in] 1994 in [plaats2] , Syrië.
3.3
De vrouw heeft op 9 november 2020 een procedure bij de Sharia
rechtbank in Babbilah, Syrië, aanhangig gemaakt. Daarin heeft zij verzocht de echtscheiding van partijen vast te stellen omdat de man op 10 oktober 2018 driemaal “Taliq” tegen haar heeft gezegd. De Sharia rechtbank heeft op 12 april 2021 vastgesteld dat de man op 10 oktober 2018 is gescheiden van de vrouw.
3.4
Bij besluit van 22 juni 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [de gemeente] de aanvraag om de verstotingsakte op te nemen in de Basisregistratie personen (BRP) afgewezen.
3.5
De man heeft sinds juni/juli 2024 de Nederlandse nationaliteit.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 5 november 2025 heeft de rechtbank de man niet-
ontvankelijk verklaard in zijn primaire verzoek tot echtscheiding. De rechtbank heeft het subsidiaire verzoek van de man om voor recht te verklaren dat het huwelijk van partijen per 10 oktober 2018 is ontbonden afgewezen.
4.2
De man is met zes grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking en heeft zijn verzoek gewijzigd. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
I. de echtscheiding tussen partijen, gehuwd [in] 2017 te [plaats2] (Syrië), uit te spreken;
II. voor recht te verklaren dat het huwelijk van partijen per 10 oktober 2018 is ontbonden;
III. voor recht te verklaren dat er tussen partijen geen sprake is (geweest) van een
rechtsgeldig huwelijk en dat de burgerlijke staat van de man ongehuwd is.

5.De motivering van de beslissing

De rechtsmacht en het toepasselijk recht
5.1
Deze zaak heeft een internationaal karakter. De man is als Palestijns vluchteling geboren in Syrië en de vrouw heeft de Syrische nationaliteit. Partijen zijn volgens de man [in] 2017 in [plaats2] (Syrië) gehuwd. Dat betekent dat het hof moet beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om van het echtscheidingsverzoek kennis te nemen.
5.2
Omdat het verzoek tot echtscheiding is ingediend na 1 augustus 2022, dient de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter in dit geval beoordeeld te worden volgens de bevoegdheidsregels van de Verordening Brussel II-ter (nr. 2019/1111). Op grond van artikel 1, eerste lid sub a in samenhang met artikel 3, aanhef en onder a sub v Brussel II-ter heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, omdat de man zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft en hij sinds 8 augustus 2018, en dus reeds langer dan een jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van zijn verzoek, in Nederland verblijft.
5.3
De rechtbank heeft op de verzoeken het Nederlandse recht van toepassing geacht. Het hof zal eveneens Nederlands recht toepassen op het verzoek tot echtscheiding, omdat op dit punt tegen het oordeel van de rechtbank geen grief is gericht.
De erkenning van de Syrische echtscheidingsbeslissing
5.4
In het kader van het echtscheidingsverzoek van de man moet eerst worden vastgesteld of de door de Syrische Sharia rechtbank te Babbilah vastgestelde echtscheiding kan worden erkend in Nederland.
5.5
De man stelt in hoger beroep dat artikel 10:57 BW dient te worden toegepast. Artikel 10:57 BW bepaalt, voor zover hier van belang, in het eerste lid dat een in het buitenland na een behoorlijke rechtspleging verkregen ontbinding van het huwelijk in Nederland wordt erkend, indien zij tot stand is gekomen door de beslissing van een rechter en indien aan die rechter daartoe rechtsmacht toekwam. Voor de toepassing van artikel 10:57 BW is vereist dat de ontbinding van het huwelijk tot stand is gekomen door een beslissing van een rechter. Het gaat er in dit artikel om dat de ontbinding tot stand komt na een procedure door een tot beëindiging strekkende beslissing van een rechter. Die beslissing dient derhalve constitutief te zijn. De ontbinding van het huwelijk van partijen is niet tot stand gekomen door de uitspraak van de Sharia rechtbank. In plaats van die ontbinding uit te spreken, heeft de Sharia rechtbank immers vastgesteld dat de echtscheiding op 10 oktober 2018 heeft plaatsgevonden door het driemaal naar de vrouw uitspreken van het woord “Taliq”. De uitspraak van de Sharia rechtbank van 12 april 2021 is daarmee niet constitutief voor de ontbinding van het huwelijk, maar declaratoir van aard omdat wordt vastgesteld dat de echtscheiding op 10 oktober 2018 heeft plaatsgevonden. De wilsverklaring van de man heeft de ontbinding van het huwelijk teweeg gebracht, niet de beslissing van de rechter. Op de erkenning van een ontbinding van een huwelijk door een eenzijdige verklaring van een der echtgenoten is artikel 10:58 BW van toepassing.
5.6
Uit artikel 10:58 BW volgt dat de ontbinding van het huwelijk in het buitenland die door een eenzijdige verklaring van een der echtgenoten tot stand is gekomen, wordt erkend indien de ontbinding in deze vorm overeenstemt met het nationaal recht van de echtgenoot die het huwelijk eenzijdig heeft ontbonden, de ontbinding in de staat waar zij geschiedde rechtsgevolg heeft en duidelijk blijkt dat de andere echtgenoot uitdrukkelijk of stilzwijgend met de ontbinding heeft ingestemd dan wel daarin heeft berust.
5.7
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de erkenning van de Syrische ontbinding van het huwelijk op grond van artikel 10:58 BW niet kan plaatsvinden omdat niet voldaan is aan sub a van dat artikel. De ontbinding stemt niet overeen met het Nederlands recht, terwijl op grond van artikel 10:16 BW het Nederlands recht als nationaal recht moet worden toegepast omdat de man ten tijde van de ontbinding als staatloze in Nederland zijn gewone verblijfplaats had.
5.8
Dat betekent dat de echtscheiding die in Syrië heeft plaatsgevonden in Nederland niet kan worden erkend. Grief I van de man die hierop ziet faalt derhalve.
De erkenning van het in Syrië voltrokken huwelijk
5.9
Het hof komt vervolgens toe aan beantwoording van de vraag of de echtscheiding in Nederland kan worden uitgesproken. Om die vraag te kunnen beantwoorden moet eerst worden vastgesteld of het in Syrië voltrokken huwelijk in Nederland kan worden erkend.
5.1
Het uitgangspunt is dat een buiten Nederland gesloten huwelijk wordt erkend
wanneer het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond
rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden (artikel 10:31, eerste lid, BW). Het vierde lid van artikel 10:31 BW bevat een vermoeden van rechtsgeldigheid, inhoudende dat een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit. Op grond van artikel 10:32 BW wordt, ongeacht artikel 10:31 BW, aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning onthouden, indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van Nederland.
5.11
De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding afgewezen omdat de man onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd om te onderbouwen dat er een in Nederland voor erkenning vatbaar huwelijk is dat verenigbaar is met de openbare orde.
5.12
De man heeft geen huwelijksakte in het geding gebracht. In plaats daarvan heeft hij de op 8 augustus 2018 afgelegde en opgemaakte verklaring onder ede overgelegd. Op grond van deze verklaring onder ede is de man in de BRP geregistreerd als gehuwd.
5.13
De man heeft naast een uittreksel uit de BRP en de verklaring onder ede, de uitspraak van de Sharia rechtbank te Babbilah van 12 april 2021 overgelegd waarbij de echtscheiding tussen partijen is vastgesteld. Uit de vertaling van deze uitspraak blijkt dat de vrouw als eiseres haar verzoek heeft onderbouwd met een gezinsregistratie-uittreksel uitgegeven door het Secretariaat van het Burgerlijk Register waaruit blijkt dat zij de echtgenote is van gedaagde (de man) en met een huwelijksakte met basisnr. 362 gedateerd [in] 2017, uitgegeven door de Sharia rechtbank in [plaats2] . Verder heeft de man een Divorce Certificate overgelegd, afgegeven door de Unified Syrian Secretariat of Civil Affairs, gedateerd op 6 februari 2022, waaruit blijkt dat partijen zijn gescheiden op 10 oktober 2018 in [plaats2] , hetgeen is vastgesteld door de religieuze rechtbank in Babila op 12 april 2021. Tot slot blijkt uit een uittreksel met betrekking tot de burgerlijke staat, afgegeven op 2 september 2021 door het ministerie van arbeid en sociale zaken in Syrië, dat de man geregistreerd staat als gescheiden.
5.14
Het hof is van oordeel dat op grond van bovengenoemde documenten in onderlinge samenhang beschouwd, het rechtsvermoeden geldt dat tussen partijen een huwelijk is gesloten dat in het land waar het voltrokken is, geldig is. Uit de overgelegde documenten is namelijk genoegzaam gebleken dat partijen [in] 2017 gehuwd zijn. Dat betekent dat het huwelijk van partijen op grond van artikel 10:31 BW in Nederland wordt erkend.
5.15
Er is niet gebleken van omstandigheden zoals genoemd in artikel 10:32 BW op grond waarvan erkenning van het huwelijk kennelijk in strijd zou zijn met de Nederlandse openbare orde. Het hof heeft in ieder geval vastgesteld dat geen sprake is van een kindhuwelijk in de zin van artikel 10:32 sub c BW. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de vrouw geboren is in 1994. De man is geboren in 1991. Het huwelijk is voltrokken in 2017, zodat beide echtelieden ten tijde van de huwelijksvoltrekking meerderjarig waren.
De echtscheiding
5.16
De man stelt dat zijn huwelijk met de vrouw duurzaam is ontwricht. De door de man gestelde duurzame ontwrichting is niet betwist. Dat betekent dat het hof de echtscheiding tussen partijen zal uitspreken. Aan beoordeling van hetgeen de man overigens heeft verzocht komt het hof daarom niet toe.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 5 november 2024, en opnieuw beschikkende:
spreekt de echtscheiding uit tussen [verzoeker] en [de vrouw] gehuwd [in] 2017 in [plaats2] , Syrië;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Knot, L. van Dijk en E. Leentjes, bijgestaan door mr. E.M.M. Hendriks Vettehen als griffier, en is op 24 juni 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.