ECLI:NL:GHARL:2025:3865

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
21-004889-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Overijssel inzake opslag van professioneel vuurwerk in woonwijk

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, voor het opslaan van meer dan 1800 kilo professioneel vuurwerk in een woonwijk. Het hof heeft de straf verhoogd naar 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte had het vuurwerk opgeslagen in een garagebox, een bedrijfsauto, zijn woning en schuur, wat een uitzonderlijk groot gevaar voor omwonenden met zich meebracht. Het hof oordeelde dat de ernst van de feiten een hogere straf rechtvaardigde, ondanks een overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De verdachte had geen vergunningen voor het opslaan van het vuurwerk en handelde zonder enige kennis van de risico's, wat leidde tot een gevaarlijke situatie voor de omgeving. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de gevolgen van de strafzaak op zijn leven. Uiteindelijk werd de straf zwaarder opgelegd dan door het openbaar ministerie was gevorderd, wat het hof gerechtvaardigd achtte gezien de ernst van de feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004889-21
Uitspraak d.d.: 7 mei 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 3 november 2021 met parketnummer 08-997057-19 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

Verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.B.A. Kalk, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van het op 26 november 2019 en 28 november 2019 medeplegen van de opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van het voorarrest.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden en juiste wijze heeft beslist en zal het vonnis bevestigen behalve voor zover het betreft de opgelegde straf. Ten aanzien van dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden op te leggen in combinatie met een taakstraf van de maximale duur. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn is een proeftijd van één jaar afdoende.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft, in een woonwijk, een grote hoeveelheid van in totaal ongeveer 1860 kg professioneel vuurwerk van de zwaarste categorie opgeslagen in een garagebox, in een bedrijfsbus, in zijn woning en schuur, en in zijn personenauto. Voor de opslag van dergelijk vuurwerk gelden strenge regels en is specialistische kennis vereist. Verdachte heeft gehandeld zonder enige kennis en zonder vergunningen voor het vervoeren en opslaan van dergelijke gevaarlijke stoffen. Dit vuurwerk is extreem krachtig en veroorzaakt, mede gelet op de hoeveelheid, een uitzonderlijk gevaarlijke situatie voor de wijde omgeving van de opslaglocaties. Het vuurwerk kan massa-explosief reageren. Dit betekent dat als één exemplaar in een partij, waarin de artikelen tegen elkaar aanliggen, tot ontbranding komt en explodeert, de kans bestaat dat de hele partij sympathisch mee-explodeert. Het gebied rondom zo een explosie waarbinnen dan kans op letsel en materiële schade bestaat, wordt daarmee vergroot. Door verbalisanten is geverbaliseerd dat in het onderhavige geval het aantal kwetsbare objecten die bedreigd werden door de opslag van het vuurwerk maar liefst 2051 bedroeg.
Uit de feiten en omstandigheden zoals die volgen uit het dossier komt naar voren dat verdachte (ook) aan andere handelaren leverde en dus als groothandelaar moet worden aangemerkt. De levering van het vuurwerk aan verdachte, als groothandelaar, geschiedde op bedenkelijke wijze. De bedrijfsbus van verdachte liet hij onbeheerd achter, waarna er vuurwerk in geplaatst werd. Zonder meer te doen dan te kijken of alles geleverd was, ging verdachte vervolgens met deze bedrijfsbus aan het verkeer deelnemen. Onbekend is gebleven onder welke omstandigheden het transport en opslag voor overname door verdachte plaatsvond. Verdachte heeft voorts geen zicht op het gebruik door de personen aan wie hij het vuurwerk leverde of door degenen die het vervolgens weer door geleverd kregen. In handen van criminelen is het extreem zware vuurwerk potentieel geschikt om als zwaar explosief bij aanslagen te gebruiken. Ook in handen van kinderen of andere personen die bij het ontsteken geen of onvoldoende veiligheidsmaatregelen (weten te) nemen is dit vuurwerk (levens)gevaarlijk, zowel voor henzelf als voor omstanders.
Met het in een woonwijk voorhanden hebben van en het verhandelen van professioneel vuurwerk, heeft verdachte onverantwoorde risico’s genomen en de algemene veiligheid van personen en goederen ernstig in gevaar gebracht. Door zijn handelwijze heeft verdachte er blijk van gegeven zich niets te hebben aangetrokken van de hiervoor genoemde ernstige risico’s. Het hof rekent dit verdachte ernstig aan en is van oordeel dat de gevaarzetting dermate groot is geweest dat, vanuit het oogpunt van generale preventie, met geen andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf volstaan kan worden.
Het hof heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 20 maart 2025, dat geen veroordelingen bevat die voor deze zaak relevant zijn. Dit wordt niet in het voordeel of nadeel van verdachte meegewogen.
Het hof heeft gezien dat verdachte op 27 november 2019 omstreeks 13:00 uur in verzekering is gesteld en op 29 november 2019 omstreeks 19:00 uur is heengezonden. Verdachte heeft dientengevolge drie dagen in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft verder rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden die door verdachte naar voren zijn gebracht. Het gepleegde feit heeft nadelige gevolgen voor hem gehad. Hij is zijn woning verloren en zijn financiële toestand is achteruitgegaan. De onzekerheid over de uitkomst van de strafzaak heeft gedurende een periode van bijna zes jaar zwaar op hem gedrukt.
Zodoende heeft het hof dan ook acht geslagen op het tijdsverloop dat gemoeid is geweest met de berechting van de zaak. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaar nadat hoger beroep is ingesteld. De officier van justitie heeft op 15 november 2021 hoger beroep ingesteld en verdachte deed dit op 17 november 2021. Het arrest van het hof wordt uitgesproken op 7 mei 2025. Daarmee is in hoger beroep sprake van een stevige schending van de redelijke termijn.
Naar oordeel van het hof rechtvaardigt de ernst van de feiten een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk. Echter, gelet op de stevige schending van de redelijke termijn legt het hof aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest. Daarmee legt het hof een zwaardere straf op dan door de advocaat-generaal is gevorderd, wat het hof gerechtvaardigd acht door de aard en de ernst van de feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, het artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer en het artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. A.H. Garos, voorzitter,
mr. S. Bek en mr G. Voorhorst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.S. Janssen, griffier,
en op 7 mei 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.