In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2018. De kinderrechter in de rechtbank Gelderland had eerder besloten de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen tot 27 januari 2026, na een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) Stichting Jeugdbescherming Gelderland. De moeder van de minderjarige was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend, waarbij zij verzocht om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen en de GI op te dragen een plan van aanpak te maken voor contactherstel tussen de vader en de minderjarige.
Het hof heeft de feiten en overwegingen van de kinderrechter overgenomen en vastgesteld dat de minderjarige onder toezicht moet blijven. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige en de impact van de ouders op zijn welzijn. De moeder stelde dat de minderjarige goed vooruitging, maar het hof oordeelde dat er nog steeds ernstige zorgen waren over zijn gedrag en ontwikkeling, die behandeling vereisen. Het hof heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling voor een periode van één jaar noodzakelijk is, gezien de complexiteit van de situatie en de benodigde hulpverlening.
De beslissing van de kinderrechter is bekrachtigd, en het verzoek van de moeder om de GI een termijn van zes maanden te geven voor contactherstel is afgewezen, omdat het hof van mening was dat er geen rechtsgrond voor een dergelijke opdracht bestond. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voortdurende jeugdbescherming en de zorg voor de minderjarige in een complexe gezinssituatie met internationale aspecten.