ECLI:NL:GHARL:2025:3828

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
200.353.056
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met internationale aspecten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2018. De kinderrechter in de rechtbank Gelderland had eerder besloten de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen tot 27 januari 2026, na een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) Stichting Jeugdbescherming Gelderland. De moeder van de minderjarige was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend, waarbij zij verzocht om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen en de GI op te dragen een plan van aanpak te maken voor contactherstel tussen de vader en de minderjarige.

Het hof heeft de feiten en overwegingen van de kinderrechter overgenomen en vastgesteld dat de minderjarige onder toezicht moet blijven. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige en de impact van de ouders op zijn welzijn. De moeder stelde dat de minderjarige goed vooruitging, maar het hof oordeelde dat er nog steeds ernstige zorgen waren over zijn gedrag en ontwikkeling, die behandeling vereisen. Het hof heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling voor een periode van één jaar noodzakelijk is, gezien de complexiteit van de situatie en de benodigde hulpverlening.

De beslissing van de kinderrechter is bekrachtigd, en het verzoek van de moeder om de GI een termijn van zes maanden te geven voor contactherstel is afgewezen, omdat het hof van mening was dat er geen rechtsgrond voor een dergelijke opdracht bestond. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voortdurende jeugdbescherming en de zorg voor de minderjarige in een complexe gezinssituatie met internationale aspecten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.353.056
zaaknummer rechtbank Gelderland 444642
beschikking van 24 juni 2025
over de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige]
in de zaak van
[verzoekster](de moeder)
die woont op een geheim adres
advocaat: mr. G.J.P.C.G. Verheijen
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland(de GI)
die is gevestigd in Arnhem
en
[de vader](de vader)
die woont in [woonplaats1]

1.Samenvatting

De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, heeft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 27 januari 2026. Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2018.
2.2.
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] woont bij de moeder.
2.4.
[de minderjarige] staat sinds 27 januari 2023 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling liep tot 27 januari 2025.

3.De procedure bij de kinderrechter

3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen met een jaar.
3.2.
De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 27 januari 2026.
3.3.
Die beslissing is gegeven in een beschikking van 16 januari 2025 (en op schrift gesteld op 30 januari 2025).

4.De procedure bij het hof

4.1.
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij komt daarvan in hoger beroep. Zij wil dat het hof de beslissing van de kinderrechter ongedaan maakt, de ondertoezichtstelling met zes maanden wordt verlengd en de GI opdraagt binnen een termijn van zes maanden met een plan van aanpak te komen gericht op contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] .
4.2.
De GI wil dat de beslissing in stand blijft.
4.3.
De vader heeft op de zitting gevraagd de beslissing in stand te laten.
4.4.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift
  • het verweerschrift.
4.5.
De zitting bij het hof was op 16 mei 2025. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat
  • de vader
  • een vertegenwoordiger van de GI.
Verder was een stagiair van het hof aanwezig, aan wie bijzondere toegang is verleend om deze besloten zitting bij te wonen.

5.Het oordeel van het hof

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Deze zaak heeft internationale aspecten omdat de vader (volgens de Basisregistratie Personen) de Belgische en Iraanse nationaliteit heeft. De moeder en [de minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit. Het hof ziet daarom aanleiding ambtshalve onderzoek te doen naar de rechtsmacht van de Nederlandse rechter.
5.2.
Op grond van artikel 7 lid 1 van de Verordening Brussel II-ter (Verordening 2201/2003) zijn ten aanzien van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind de gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Omdat [de minderjarige] op het moment van indiening van het verzoekschrift in eerste aanleg zijn gewone verblijfplaats in Nederland had, waar hij ook nu nog woont, komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
5.3
Nu de rechtbank Nederlands recht heeft toegepast en het toepasselijke recht in hoger beroep niet in geschil is, zal het hof ook Nederlands recht toepassen.
Wat staat in de wet?
5.4.
De kinderrechter kan een kind onder toezicht stellen als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat is als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Ook moet vast komen te staan dat de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening.
Ten slotte moet de kinderrechter ervan kunnen uitgaan dat de ouders de opvoeding en verzorging binnen een aanvaardbare termijn weer helemaal zelf op zich kunnen nemen. [1] Dat is de periode van onzekerheid die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade op te lopen in zijn ontwikkeling.
5.5.
De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling verlengen. Dat mag steeds voor maximaal een jaar. [2]
Hoe oordeelt het hof?
5.6.
Het hof neemt de overwegingen van de kinderrechter na eigen onderzoek over en maakt die tot de zijne. Dit wil zeggen dat [de minderjarige] onder toezicht gesteld blijft. Het hof voegt daaraan het volgende toe.
5.7.
Volgens de moeder heeft de kinderrechter miskend dat het steeds gaat over gedragingen van [de minderjarige] in het verleden en dat het inmiddels heel goed gaat met [de minderjarige] . Zijn agressieve gedrag is volgens de moeder geheel verdwenen. Verder is het feit dat er geen contact tussen [de minderjarige] en de vader is geen reden om de ondertoezichtstelling te verlengen. De moeder wil het contact tussen de vader en [de minderjarige] niet verbieden en zij heeft gezegd dat zij achter contact tussen vader en [de minderjarige] staat.
5.8.
Het hof heeft in het dossier gelezen en gehoord op de zitting dat [de minderjarige] een positieve ontwikkeling doormaakt. Maar de moeder lijkt voorbij te gaan aan de bredere zorgen die er zijn over [de minderjarige] . Het gedrag van [de minderjarige] was zodanig extreem en zorgwekkend, dat door middel van intensieve behandeling het belangrijk is te achterhalen waar het gedrag vandaan kwam. Het hof deelt de zorgen die de GI heeft over mogelijk door de moeder opgelopen trauma’s tijdens het huwelijk met de vader die zijn doorgegeven aan [de minderjarige] (interactioneel trauma) en wat de invloed daarvan is op het gedrag en de ontwikkeling van [de minderjarige] en zijn houding ten aanzien van de vader. Anders dan de moeder stelt kan de GI niet nu al aan contactherstel werken. [de minderjarige] laat angstig gedrag zien als het over de vader gaat. Op verzoek van de moeder heeft de GI besloten af te zien van de door Karakter in het vervolgbehandelplan van 26 juli 2024 geadviseerde gezinsopname van de moeder met [de minderjarige] . De moeder wil absoluut geen gezinsopname voor [de minderjarige] omdat hij zich juist nu zo positief ontwikkelt op school. De GI heeft daar begrip voor, maar behandeling van [de minderjarige] blijft nodig en afgesproken is dat gestart gaat worden met traumastabilisatie (met eventuele traumatherapie) bij [naam1] (module Slapende Honden). Het hof is het met de GI eens dat eerst met deze traumastabilisatie moet worden gestart, omdat anders niet op een veilige en verantwoorde manier kan worden toegewerkt naar contactherstel tussen hem en de vader. Het is belangrijk voor de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] dat geprobeerd wordt zijn angst voor de vader om te buigen en een positiever beeld van hem te scheppen. Maar voordat met traumastabilisatie bij [de minderjarige] kan worden gestart, heeft de GI duidelijkheid nodig over de belastbaarheid en de stress van de moeder om in te schatten of de inzet van traumastabilisatie voor [de minderjarige] op dit moment zinvol is. Daarvoor is het nodig dat zicht komt op de traumabehandeling van de moeder. Ondanks de relevantie van de traumabehandeling van de moeder voor de hulpverlening aan [de minderjarige] (en daarmee direct voor het belang van [de minderjarige] ) geeft de moeder de GI geen toestemming om contact op te nemen met haar behandelaar. Dat de moeder werkt aan de verwerking van haar trauma is positief, maar voor (de behandeling van) [de minderjarige] is het wel nodig dat de moeder de GI inzicht geeft in haar eigen traumabehandeling.
De moeder verzoekt de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, maar het hof is met de GI van oordeel dat een termijn van zes maanden niet realistisch is om de behandeling van [de minderjarige] (en de moeder) op te starten en te volgen, de benodigde vervolgstappen te zetten en daarnaast een plan voor het contactherstel tussen [de minderjarige] en de vader uit te werken. Bovendien blijkt dat de moeder nog trajecten bij verschillende jeugdzorgaanbieders wil vergelijken en is voor de voorgestelde module Slapende Honden een wachtlijst.
5.9.
Gelet op de bovenstaande zorgen vindt het hof het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer bij [de minderjarige] betrokken blijft. De ernst van de zorgen, de complexiteit van de problematiek binnen het gezin en de omvang en duur van de noodzakelijke hulpverlening, maken dat de verzochte duur van één jaar passend en geboden is. De beslissing van de kinderrechter zal in stand blijven (worden bekrachtigd).
5.10.
Het verzoek van de moeder de GI op te dragen binnen een termijn van zes maanden met een plan van aanpak te komen gericht op contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] is gehandhaafd, hoewel de advocaat van de moeder het op de zitting in hoger beroep met het hof eens was dat een rechtsgrond voor een dergelijk verzoek niet bestaat, omdat de advocaat van de moeder vond dat het hof een dergelijke opdracht toch zou moeten kunnen geven. Wat daar verder ook van zij: het verzoek wordt afgewezen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 16 januari 2025;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, S. Kuijpers en C.M. Schönhagen
en is op 24 juni 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.artikel 1:255 lid 1 onder a en b BW
2.artikel 1:260 lid 1 BW