ECLI:NL:GHARL:2025:3754
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om opheffing van beschermingsbewind wegens onvoldoende inzicht in financiën
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot opheffing van een beschermingsbewind. De rechthebbende, geboren in 1962, had eerder een bewind ingesteld gekregen vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand. In 2014 werd het bewind ingesteld, en in 2016 werd de bewindvoerder gewijzigd. De rechthebbende verzocht in 2023 om opheffing van het bewind, maar dit verzoek werd afgewezen. In hoger beroep voerde de rechthebbende aan dat het bewind geen toegevoegde waarde meer had en dat zij haar financiën zelf kon beheren met vrijwillige hulp. Het hof oordeelde echter dat de rechthebbende onvoldoende bewijs had geleverd dat de noodzaak voor het beschermingsbewind niet langer bestond. De bewindvoerder stelde dat de rechthebbende nog steeds moeite had met het beheren van haar financiën en dat er geen wezenlijke veranderingen waren in haar situatie. Het hof concludeerde dat het beschermingsbewind noodzakelijk bleef en bekrachtigde de eerdere beschikking van de kantonrechter.