Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
[geïntimeerde],
1.De verdere procedure bij het hof
2.De kern van de zaak
3.De feiten
U hebt mij geïnformeerd dat per 31 december a.s. de schuld een bedrag zou bedragen van € 53.107,64. Dit bedrag wordt terug betaald gedurende de rest van de looptijd, hetgeen inhoudt een bedrag van € 500,00 per maand(...)"
Denk je nog even aan de betaling 200,- Grtn [naam3] .[appellante] heeft daarop 6 juni 2016 een bedrag van € 200 van [geïntimeerde] ontvangen met in dit geval als omschrijving “aflossing huur schuld”.
Destijds bent u huurder geweest van de winkelruimten staande en gelegen aan de [adres1] 19, 21 en 23. alsmede aan de [adres2] 3 te [woonplaats2] . Deze huurovereenkomst is per 30 april 2015 met wederzijds goedvinden beëindigd wegens een grote betalingsachterstand.
4.De beoordeling in hoger beroep
nog altijd nadrukkelijk aanspraak wordt gemaakt op betaling van[de hoofdsom],
nog te vermeerderen met rente, kosten en boete”. Tot 20 januari 2022 was er dus geen aanknopingspunt dat [geïntimeerde] meer had te betalen dan aflossingen op de huurschuld. Dat betekent dat de wettelijke handelsrente tot 20 januari 2017 (vijf jaar voor de brief van 20 januari 2022 waar voor het eerst een aanspraak op rente wordt vermeld) is verjaard. Immers, waar door [appellante] geen aanspraak is gemaakte op betaling van (wettelijke handels-)rente, kan in de betalingen van [geïntimeerde] geen erkenning van die rentevordering worden gezien.
5.De beslissing
- € 125,86 aan kosten dagvaarding,
- € 379 aan griffierecht
- € 2.778 aan salaris van de advocaat in conventie (3 procespunten à € 926);
- € 264 aan salaris van de advocaat in reconventie;
- € 155,09 aan beslagkosten deurwaarder;
- € 135,37 aan kosten dagvaarding;
- € 2.053 aan griffierecht;
- € 7.177 aan salaris van de advocaat (2 procespunten × appeltarief V à € 3.572);