ECLI:NL:GHARL:2025:3581

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
21-004630-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake brandstichting met tbs voorwaarden en zorgmachtiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een verdachte die op 27 december 2023 brandstichting heeft gepleegd, terwijl hij leed aan een psychische stoornis. De rechtbank had de verdachte niet strafbaar geacht en ontslagen van alle rechtsvervolging, maar had wel een zorgmachtiging verleend. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, met name de overwegingen omtrent de terbeschikkingstelling (tbs) en de zorgmachtiging. Het hof oordeelt dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormt en dat een tbs-maatregel met voorwaarden noodzakelijk is voor zijn behandeling en de bescherming van de maatschappij. De verdachte heeft eerder op vrijwillige basis zorg ontvangen, maar deze bleek niet effectief. Het hof legt de tbs-maatregel op, met voorwaarden die de reclassering zal toezien. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten, de omstandigheden en de deskundigenrapportages.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004630-24
Uitspraak d.d.: 11 juni 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 14 oktober 2024 met parketnummer 18-341701-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 2001,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 mei 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling onder voorwaarden, ongemaximeerd en dadelijk uitvoerbaar, en tot oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.P. Snorn, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 14 oktober 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, het verdachte tenlastegelegde feit bewezenverklaard, verdachte niet strafbaar geacht en verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en verdachte geen straf of maatregel opgelegd. De rechtbank heeft in een separate beslissing (ambtshalve) een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3. eerste lid Wfz verleend.
De rechtbank komt in haar vonnis tot een bewezenverklaring van - samengevat - opzettelijke brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. De rechtbank acht dit feit strafbaar. De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van de deskundigen dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een psychische stoornis en volledig werd beheerst door de uit deze stoornis voortvloeiende psychotische belevingen. Het bewezenverklaarde kan verdachte daarmee niet worden toegerekend. De rechtbank heeft verdachte niet strafbaar geacht verdachte en ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank ter zake van het tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit, de strafbaarheid daarvan en de strafbaarheid van verdachte op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis voor zover het daarop ziet bevestigen.
Het hof zal het vonnis vernietigen ten aanzien van de daarin vervolgens opgenomen overwegingen omtrent de maatregel terbeschikkingstelling en de zorgmachtiging. Op dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.

Oplegging van maatregel(en)

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de maatregel terbeschikkingstelling onder voorwaarden dient te worden opgelegd en dadelijk uitvoerbaar dient te worden verklaard, tezamen met de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel (hierna: GVM). Verdachte verblijft op dit moment op vrijwillige basis bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling (hierna: FPA). Er blijkt nimmer verplichte zorg op basis van de afgegeven zorgmachtiging te zijn ingezet. Een nieuwe zorgmachtiging is na het verloop van 6 maanden niet afgegeven. De behandeling is nog steeds niet van de grond gekomen en zolang de trauma’s onbehandeld zijn is het risico op recidive hoog. Voorafgaand aan de brandstichting was verdachte ook vrijwillig ingebed in zorg. Dat bleek niet voldoende. Een vrijwillig kader volstaat niet. De maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden, gecombineerd met de GVM, is passend omdat dat een kader biedt waarin verdachte langdurig klinisch kan worden behandeld terwijl tegelijkertijd ook de bescherming en de beveiliging van de maatschappij voldoende gewaarborgd wordt. Aan de criteria voor het opleggen van de ongemaximeerde maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden is voldaan en verdachte is overigens gemotiveerd daaraan mee te werken. Ook is voldaan aan de criteria voor het opleggen van de GVM.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er niet aan de materiële criteria voor het opleggen van de maatregel terbeschikkingstelling is voldaan. De keuze voor deze maatregel zou daarbij een keuze uit armoede zijn, immers zou er geen andere mogelijkheid zijn. De rechtbank overwoog dat de algemene veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen niet de terbeschikkingstelling van verdachte eisen. Voor het gevaarscriterium zijn geen concrete handvatten. Een maatregel terbeschikkingstelling kan dus niet worden opgelegd. Een zorgmachtiging bleek niet effectief, omdat de traumabehandeling van verdachte uitsluitend zinvol is binnen een vrijwillig kader. Nu die twee opties niet mogelijk zijn, moet met een ontslag van alle rechtsvervolging worden volstaan. De huidige behandeling kan in een vrijwillig kader worden voortgezet. Verdachte is daartoe gemotiveerd en daarbij is verdachte na de klinische behandeling welkom bij [zorgaanbieder] . Subsidiair, en als voorwaardelijk verzoek, stelt de verdediging zich op het standpunt dat het hof een tussenarrest kan wijzen om de resultaten van de behandeling die verdachte op dit moment vrijwillig ondergaat af te wachten, zodat het hof te zijner tijd het onderzoek kan heropenen wanneer er meer informatie is over de verloop van die behandeling.
Oordeel van het gerechtshof
In hoger beroep is de vraag aan de orde of aan verdachte de gevorderde maatregel van terbeschikkingstelling en de in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) omschreven GVM al dan niet moeten worden opgelegd. Het hof neemt bij het beantwoorden van deze vraag het volgende in aanmerking.
Het hof heeft rekening gehouden met de aard en de ernst van het feit, de
omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is
gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het Pro Justitia-rapport van 11 april 2024. De wettelijke jaartermijn ex art. 37a, derde lid Sr is ten tijde van de behandeling ter zitting van het hof met ruim een maand overschreden; desgevraagd hebben zowel de advocaat-generaal als de raadsman ingestemd met het gebruik daarvan. Het hof heeft ook het verhandelde ter terechtzitting bij de rechtbank in aanmerking genomen. Het hof heeft daarnaast gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie en de verschillende reclasseringsrapportages, waaronder het op verzoek van het hof in de fase van hoger beroep opgemaakte reclasseringsrapport, binnengekomen op 19 mei 2025. [1]
Maatregel terbeschikkingstelling
Het hof stelt het volgende vast. Uit het dossier blijkt dat verdachte voorafgaand aan de bewezenverklaarde brandstichting op 27 december 2023 op vrijwillige basis onder behandeling was bij de GGZ. Als het niet goed met hem ging was er wel eens een crisisopname bij het [kliniek] . Een dag voorafgaand aan de bewezenverklaarde brandstichting was dat ook het geval. Verdachte had akoestische hallucinaties en was vrijwillig in het [kliniek] opgenomen. Hij verliet de kliniek echter op 27 december 2023 omdat de stemmen in zijn hoofd sterker waren dan de hulp die hij kreeg, waarna de brandstichting plaatsvond.
Op 29 december 2023 is verdachte opgenomen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (hierna: PPC) van de [PI] . Uit het verdachte betreffende advies van de reclassering van 19 mei 2025 blijkt dat verdachte vervolgens, in oktober 2024, is opgenomen in de [zorginstelling] in het kader van de door de rechtbank in eerste aanleg op 14 oktober 2024 verleende zorgmachtiging. Door redenen gelegen binnen de kliniek, maar ook redenen gelegen bij verdachte, is de benodigde traumabehandeling die verdachte zou volgen niet gestart. Door personele problemen binnen de kliniek kon de behandeling tot zeker februari 2025 niet worden geboden. Daarbij voelde verdachte zich niet veilig genoeg op de FPA. Wel werd ingezet op diagnostiek. Na een lange periode van kennismaking heeft betrokkene besloten de traumabehandeling aan te willen gaan, zo beschrijft de reclassering. Verdachte is overgeplaatst naar een andere afdeling binnen de FPA en voelde daar wel de veiligheid die hij nodig heeft voor het aangaan van de behandeling. Tijdens een gesprek met een psychiater werd echter een trauma van verdachte geactiveerd, waarna hij stopte met eten. De reclassering beschrijft dat verdachte op het moment van het uitbrengen van de rapportage inmiddels elf weken is gestopt met eten, waardoor hij twintig kilo is afgevallen en verzwakt is. Zijn fysieke gesteldheid staat op dit moment aan het starten van de traumabehandeling in de weg. Onduidelijk is wanneer de behandeling alsnog kan starten en hoe deze zal verlopen, aldus de reclassering.
Inmiddels is de zorgmachtiging afgelopen en verblijft verdachte vrijwillig in de FPA. Van de zorgmachtiging werd door [zorgverlener] geen verlenging gevraagd, omdat dat als niet doelmatig werd ingeschat.
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard met drinkvoeding aan zijn fysieke herstel te werken. Ook heeft hij aangegeven de maatregel tot terbeschikkingstelling als zwaar te ervaren, temeer omdat hij gemotiveerd is om behandeling voor zijn trauma’s te volgen en op dit moment ook al op vrijwillige basis in de FPA verblijft. Een gedwongen kader is volgens verdachte niet nodig. Verdachte gaf aan naar aanleiding van mededelingen van behandelaars te verwachten dat een traumabehandeling acht tot tien weken in beslag zal nemen. Hij hoopt daarna de kliniek te kunnen verlaten. Verdachte heeft ook aangegeven een euthanasiewens te hebben. Daarover heeft verdachte verklaard dat na de traumabehandeling verder te willen spreken met de hulpverlening.
Het gerechtshof stelt op grond van de bovenstaande informatie vast dat er sinds het vonnis van de rechtbank geen behandeling heeft plaatsgevonden, terwijl er ook geen rechterlijke zorgmachtiging meer ligt.
Over verdachte is een multidisciplinaire Pro Justitia-rapportage opgemaakt. gedateerd 11 april 2024. Daarin beschrijven de deskundigen dat verdachte weliswaar bereid is tot een opname, maar dat zij de inschatting maken dat behandeling binnen een kader van verplichte zorg geboden dient te worden omdat zij zijn vrijwilligheid niet bestendig inschatten. De deskundigen beschrijven dat er een kans bestaat dat betrokkene onder invloed van een psychotisch toestandsbeeld de kliniek verlaat of dat hij overschat wordt door de behandelaren en daardoor te snel uitgeplaatst wordt. Het recidiverisico wordt, zolang verdachtes trauma’s onbehandeld blijven, ingeschat als hoog. Het gerechtshof onderschrijft deze conclusies en is van oordeel dat een behandeling op vrijwillige basis in de gegeven situatie niet volstaat om het risico dat verdachte voor de samenleving vormt te ondervangen. Het gerechtshof acht daarbij ook relevant dat verdachte voorafgaand aan het onderhavige feit ook op vrijwillige basis in behandeling was, hetgeen de brandstichting in zijn woning echter niet heeft kunnen voorkomen. Daarnaast bestaat er aldus de rapportage een reële mogelijkheid dat de behandeling langduriger zal zijn dan verdachte nu zelf voor ogen heeft. De behandeling zal aldus de deskundigen meer omvatten dan alleen behandeling van de trauma’s van verdachte, maar zal ook gericht moeten zijn op psycho-educatie en terugvalpreventie. Het gerechtshof is daarom van oordeel dat een gedwongen kader noodzakelijk is voor het daadwerkelijk vormgeven van de behandeling. Een zorgmachtiging zoals die ten overstaan van de rechtbank is geadviseerd, is te kort van duur en in de praktijk niet doelmatig gebleken. Daarbij acht het gerechtshof, net als de Pro Justitia-deskundigen en de reclassering, hulp en toezicht van de reclassering noodzakelijk.
Het gerechtshof realiseert zich dat een maatregel tot terbeschikkingstelling door verdachte als zwaar kan worden ervaren, maar anderzijds betekent een dergelijk kader ook dat verdachte kan profiteren van de hulpverlening en begeleiding die hij zelf zegt nodig te hebben.
Het gerechtshof stelt voorop dat aan de wettelijke vereisten moet zijn voldaan, wil aan een verdachte op grond van artikel 37a Sr de maatregel terbeschikkingstelling kunnen worden opgelegd. In de eerste plaats dient bij de verdachte ten tijde van het begaan van het strafbare feit sprake te zijn van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het betreffende feit dient in de tweede plaats een misdrijf te betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel behoren tot een der misdrijven zoals specifiek in de wet (artikel 37a eerste lid, onder 2 Sr) vermeld. In de derde plaats dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Ten slotte kan een dergelijke maatregel enkel worden opgelegd nadat de strafrechter zich een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies heeft doen overleggen van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht.
Het gerechtshof zal hieronder concluderen dat aan de hierboven genoemde voorwaarden voor oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling is voldaan.
De rechtbank heeft aan de hand van het verdachte betreffende multidisciplinaire Pro Justitia rapport van 11 april 2024 (opgesteld door K.N. Broek, psychiater, en D.B. Wisman, GZ-psycholoog) ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte vastgesteld dat bij verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit sprake was van een ziekelijke stoornis, namelijk PTSS met herbelevingen en dissociatieve symptomen, en met secundaire psychotische kenmerken in de vorm van akoestische en visuele hallucinaties. Het bewezenverklaarde feit betreft een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Over het recidiverisico concluderen de deskundigen het volgende:
“De klinische inschatting van onderzoekers is dat het risico op recidive afhangt van het toestandsbeeld van betrokkene. Als hij vanuit zijn PTSS in een psychotische toestand terechtkomt en akoestische hallucinaties krijgt, zal hij geen grip meer hebben op zijn handelen en kan hij gevaarlijk gedrag vertonen voor zichzelf en voor anderen. Zolang zijn trauma’s onbehandeld zijn is het risico op een recidive hoog. Risicofactoren om weer in een psychotische toestand te raken zijn stress door herbelevingen, overschatting van de eigen draagkracht, slaaptekort en ervaren afwijzing. De behandeling van betrokkene om het risico op recidive laag te houden, moet gericht zijn op het verwerken van zijn trauma’s. Medicamenteuze behandeling heeft bij hem onvoldoende gewerkt: ondanks een antidepressivum (vanwege PTSS) en topiramaat (vanwege de nachtmerries) had hij zowel overdag als snachts herbelevingen van zij trauma, en ondanks antipsychotica had hij akoestische en soms visuele hallucinaties met kwaadsprekende stemmen en opdrachtgevende stemmen. (…). Het is van belang dat betrokkene geen gevaar voor anderen of zichzelf kan vormen. (…). De verwachting is dat de herbelevingen en stress bij betrokkene gaandeweg zullen afnemen als de traumabehandeling goed aanslaat en dat er dan ruimte ontstaat voor pscyho-educatie en terugvalpreventiestrategieën. Vervolgens kan in de behandeling aandacht worden besteed aan de verstoorde hechting en aan eventuele kenmerken in de persoonlijkheid, mochten die aanwezig zijn. Dat zou dan kunnen inhouden dat hij vaardigheden leert voor emotieregulatie en constructieve coping. Onderzoekers kunnen niet inschatten hoeveel tijd ermee gemoeid zal zijn om de behandeling met goed gevolg te kunnen afsluiten, maar voor daarna is onderzoek aan te raden naar een vervolgplek waarbij dan aan beschermd wonen gedacht kan worden,, voor kortere of langere tijd. Betrokkene heeft dan een steunende omgeving nodig als hij weer meer prikkels en mogelijk stress gaat ervaren. Uiteindelijk kan een terugkeer naar zelfstandig wonen met begeleiding vanuit [zorgaanbieder] mogelijk zijn, maar dat is sterk afhankelijk van de voortgang en ontwikkeling van betrokkene. (…). Het recidiverisico zal bij betrokkene lager gaan uitvallen als de onderliggende trauma’s zijn behandeld. Belangrijk is om betrokkene eerst op te nemen op een gesloten afdeling van een kliniek, om hem een veilige plek te bieden (…). Verwacht wordt dat na een geslaagde traumabehandeling de kans dat betrokkene in een psychotisch toestandsbeeld komt afgenomen is en daarmee de kans op gevaarlijk gedrag voor zichzelf en anderen. Een logisch vervolg is plaatsing bij [zorgaanbieder] om begeleiding te garanderen met ondersteuning vanuit het FACT-team van [zorgverlener] .”
Als juridisch kader adviseren de deskundigen om een zorgmachtiging te laten onderzoeken. Zij menen dat een zorgmachtiging voldoende garantie geeft voor behandeling en begeleiding van verdachte. Zij overwegen dat het kader van een zorgmachtiging noodzakelijk is, omdat verdachte dan verplichte zorg krijgt die effectief ingezet kan worden. De rechtbank heeft dat advies opgevolgd en een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden verleend. Zoals overwogen is in hoger beroep gebleken dat de zorgmachtiging niet toereikend was voor de (nog niet opgestarte) behandeling van verdachte. Van de door de rechtbank afgegeven zorgmachtiging werd door [zorgverlener] geen verlenging gevraagd, omdat dat als niet doelmatig werd ingeschat.
De reclassering heeft in het in hoger beroep uitgebrachte advies (wederom) positief geadviseerd ten aanzien van een maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden. De reclassering vindt een dwingend kader in de vorm van een maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk om er zeker van te zijn dat verdachte de behandeling krijgt die hij nodig heeft en die noodzakelijk is om de risico’s op recidive te verminderen. De reclassering heeft in dat verband diverse voorwaarden geformuleerd. Ook zij beschrijft dat het risico op recidive hoog is als de trauma’s onbehandeld blijven en onderschrijft de conclusie van de PJ-rapporteurs dat de behandeling in het kader van verplichte zorg geboden moet worden. De reclassering benoemt ten slotte nog dat de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden ook als doel heeft om de samenleving te beschermen, iets wat binnen de maatregel met het juiste risicomanagement gerealiseerd kan worden. Binnen vrijwillig kader of het kader van de zorgmachtiging is dit niet mogelijk, aldus de reclassering. De reclassering en de Pro Justitia rapporteurs beschrijven verder dat verdachte gemotiveerd is voor een behandeling.
Op basis van de door de deskundigen vastgestelde stoornissen en de inschatting van het recidiverisico, overweegt het gerechtshof dat sprake is van een situatie waarin de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel terbeschikkingstelling eist. Het hof is van oordeel dat deze maatregel met voorwaarden moet worden opgelegd. Verdachte heeft ter terechtzitting van het gerechtshof aangegeven zich aan de gestelde voorwaarden te willen houden en graag behandeld te willen worden en ook de reclassering schat in dat verdachte zich aan de gestelde voorwaarden zal houden. Het hof zal de voorwaarden opleggen overeenkomstig het door de reclassering geadviseerde plan. Die voorwaarden houden onder meer in dat verdachte zich laat opnemen in [zorginstelling] , waar hij op dit moment al opgenomen is, zich aansluitend aan de klinische opname laat behandelen door [zorgverlener] , en tevens aansluitend aan de klinische opname verblijft in een nader door de reclassering te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang.
Het gerechtshof zal bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Het gerechtshof stelt vast dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf betreft dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Dit houdt in dat de terbeschikkingstelling, in geval van eventuele omzetting naar een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, na die omzetting niet beperkt in duur is. Dit laat de wettelijke grondslag onverlet dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden maximaal negen jaren kan duren.
De gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel
Het gerechtshof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of naast de geadviseerde TBS maatregel de maatregel ex art. 38z van het Wetboek van Strafvordering moet worden opgelegd. Gelet op de mogelijkheden en de duur van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden is het gerechtshof van oordeel dat dat kader voldoende waarborgen biedt. Het gerechtshof acht het daarom niet noodzakelijk om ook tot oplegging van de GVM over te gaan.
Voorwaardelijk verzoek
De verdediging heeft – kort gezegd – verzocht de behandeling van de zaak aan te houden om de resultaten van de huidige behandeling van verdachte af te wachten. Het hof stelt vast dat sinds het vonnis van de rechtbank en de verleende zorgmachtiging geruime tijd voorbij is gegaan waarin de behandeling echter niet van de grond is gekomen. Bovendien is op dit moment onduidelijk wanneer de traumabehandeling van verdachte daadwerkelijk kan plaatsvinden. Onder die omstandigheden is van een dergelijke aanhouding van de behandeling te terechtzitting geen resultaat te verwachten binnen acceptabele termijn. Daarbij komt dat het hof het als onverantwoord oordeelt dat verdachte - die nog niet is gestart met zijn behandeling – thans vrijwillig, zonder juridisch kader, in de kliniek verblijft. Het hof acht zich daarnaast voldoende geïnformeerd en zal het onderzoek ter terechtzitting niet heropenen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 38, 38a en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de overwegingen omtrent de maatregel terbeschikkingstelling en de zorgmachtiging en doet in zoverre opnieuw recht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, waarbij als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
stelt daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
 verdachte pleegt geen strafbare feiten;
 verdachte werkt mee aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
o verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
o verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
o verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn/haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
o verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
o verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
o verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
 verdachte werkt mee, indien de reclassering dat nodig vindt en de verdachte daarmee instemt, aan een time-out opname in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, zolang de reclassering dat nodig vindt of totdat verdachte die beëindigt, evenwel voor de duur van maximaal 7 weken met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
 verdachte gaat niet zonder toestemming van de reclassering naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden;
 verdachte laat zich opnemen in [zorginstelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
 Verdachte laat zich behandelen door [zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling, als de zorgverlener dat nodig vindt.
 Verdachte verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
 Geeft de reclassering opdracht aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.

Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. J. Dolfing en M.E. van der Werf, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier,
en op 11 juni 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Reclasseringsadvies TBS voorwaarden, opgemaakt door reclasseringswerker [reclasseringswerker] .